Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Procesverloop
- de hierboven genoemde advocaat;
- mr. J.M. Tang, juridisch adviseur, namens de burgemeester.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 april 2020 uitspraak gedaan over een beroep tegen een crisismaatregel die was opgelegd op 25 februari 2020 door de burgemeester van Rotterdam. Betrokkene had op 17 maart 2020 beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij stelde dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord, hetgeen in strijd zou zijn met de hoorplicht zoals vastgelegd in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende moeite was gedaan om betrokkene te horen, wat een fundamenteel rechtsbeginsel is. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester niet aan zijn hoorplicht had voldaan, omdat er slechts één poging was gedaan om betrokkene te horen en dit niet voldoende was om te voldoen aan de wettelijke vereisten.
Daarnaast werd er een verzoek tot schadevergoeding ingediend door de advocaat van betrokkene, die een schadevergoeding van € 700,- vroeg voor de periode dat betrokkene in de accommodatie verbleef. De rechtbank oordeelde dat betrokkene recht had op schadevergoeding, maar stelde deze vast op een bedrag van € 250,-, omdat de burgemeester onvoldoende moeite had gedaan om betrokkene te horen. De rechtbank bepaalde dat de Gemeente Rotterdam dit bedrag aan betrokkene moest vergoeden. De proceskosten werden door de rechtbank afgewezen, omdat de advocaat door de rechtbank was toegevoegd. De beschikking werd schriftelijk uitgewerkt op 15 april 2020.