In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 april 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren in 2004, ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Dit blijkt uit signalen van schoolverzuim, zelfbepalend en agressief gedrag, en het niet bereikbaar zijn voor hulpverlening. De ouders zijn niet in staat gebleken om de bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige] af te wenden en hem een veilige omgeving te bieden. De GI heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling, die loopt tot 11 oktober 2020. Vanwege de coronamaatregelen heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden, maar zijn de betrokkenen telefonisch gehoord. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. De machtiging is verleend voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid voor de minderjarige en de moeder om alsnog gehoord te worden. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en een vervolgdatum voor de behandeling van de zaak vastgesteld.