ECLI:NL:RBROT:2020:3960

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2020
Publicatiedatum
30 april 2020
Zaaknummer
10/750505-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mensenhandel en verkrachting, veroordeling tot taakstraf voor joyriding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die werd beschuldigd van mensenhandel, verkrachting en het in bezit hebben van kinderporno. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende steun vonden in ander bewijs, en dat de verdachte niet kon worden herkend op een filmpje dat als bewijs diende. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor deze ernstige beschuldigingen.

Wel werd de verdachte veroordeeld voor joyriding, het onrechtmatig gebruiken van een auto, en kreeg hij een taakstraf van 40 uren opgelegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en de rapportages van deskundigen die wezen op een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De benadeelde partij, die zich had gevoegd in de procedure, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarop de vordering betrekking had. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/750505-19
Datum uitspraak: 26 maart 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
Forensisch Centrum Teylingereind,
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Capelle aan den IJssel.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 12 maart 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit;
  • bewezenverklaring van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten;
  • toepassing van het jeugdstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 9 (negen) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 (vijf) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met de algemene en bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd in het Gezinsplan van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond van 10 maart 2020;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, te weten een contactverbod met het slachtoffer [naam slachtoffer] ;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering van feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering van feit 4
Het onder 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Vrijspraak van de feiten 2 en 3
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder feit 2 ten laste gelegde verkrachting wettig en overtuigend kan worden bewezen. Aangeefster heeft vanaf het begin verklaard dat de verdachte bij de groepsverkrachting aanwezig was. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [naam getuige] , de ex-vriend van aangeefster, en het filmpje dat tijdens de verkrachting is gemaakt waarin iemand “ [naam ] ” zegt.
Ten aanzien van het derde feit heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat ook dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het filmpje is beoordeeld door gespecialiseerde zedenrechercheurs en het filmpje bevat kinderporno. Aangeefster en [naam getuige] hebben beiden verklaard dat de verdachte met dit filmpje te maken heeft. De verdachte kan naar de mening van de officier van justitie zowel voor het maken, het verspreiden als het bekijken van het filmpje worden veroordeeld. Daarbij speelt mee dat uit het dossier blijkt dat de verdachte via WhatsApp betaalverzoekjes aan aangeefster heeft verstuurd.
4.3.2.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft verklaard dat zij een jongen, de verdachte, had ontmoet via snapchat en dat ze op 15 maart 2019 met hem had afgesproken op Rotterdam Centraal. Vervolgens is zij met de verdachte mee gelopen naar zijn huis. In de slaapkamer van de verdachte heeft zij gedwongen sex gehad met de verdachte (zo heeft aangeefster uiteindelijk in een nader verhoor in december 2019 verklaard). Vervolgens moest aangeefster met de verdachte meelopen naar de kelderbox. Eenmaal in de kelderbox kwamen er nog eens vijf of zes andere jongens bij. In de kelderbox moest aangeefster haar kleding uit doen en verplicht seksuele handelingen verrichten en ondergaan met de verdachte en anderen. Hetgeen in de kelderbox is gebeurd, is ook door één van de jongens gefilmd.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij met aangeefster had afgesproken en dat hij in zijn slaapkamer seks met aangeefster heeft gehad en dat dit vrijwillig was. Over hetgeen zich heeft afgespeeld in de kelderbox heeft de verdachte verklaard dat hij niet betrokken is geweest bij seks met aangeefster in een kelderbox; dat het niet “zijn” kelderbox betrof en dat hij er ook niet bij was: na de vrijwillige sex zou hij met aangeefster en (medeverdachte) [naam medeverdachte] zijn gaan “chillen”.
Deze verklaring van de verdachte komt in grote lijnen overeen met die van [naam medeverdachte] .
Het enige andere objectieve bewijs in het dossier naast de verklaring van aangeefster is het proces-verbaal waarin wordt beschreven wat er op het filmpje is te zien dat is gemaakt in een kelderbox. Op grond van dit proces-verbaal kan niet worden vastgesteld dat de verdachte één van de jongens is die in de kelderbox aanwezig was. De rechtbank heeft het filmpje tijdens de terechtzitting nog in raadkamer bekeken: de rechtbank heeft de verdachte daarop evenmin herkend. Voorts blijkt ook niet uit het dossier dat is onderzocht of de kelderbox die op het filmpje is te zien, de kelderbox betreft die bij de woning van de verdachte hoort.
Gelet op het voorgaande en mede ook gelet op de verklaring van de verdachte en [naam medeverdachte] komt in die omstandigheden het inhoudelijk verband tussen de verklaring van aangeefster en het filmpje op losse schroeven te staan: bijvoorbeeld is ook niet vast te stellen dat het filmpje is gemaakt op het moment dat aangever stelt. De verklaring van aangeefster wordt naar het oordeel van de rechtbank in die zin in kwalitatief opzicht niet in voldoende mate ondersteund door ander bewijsmateriaal. Kortom, nu naar het oordeel van de rechtbank naast de verklaring van aangeefster ander objectief (steun)bewijs waaruit de betrokkenheid van de verdachte bij dit feit blijkt, ontbreekt, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte samen met anderen aangeefster heeft verkracht.
Het hierboven genoemde filmpje is door verbalisant [naam agent] bekeken en hieruit is gebleken dat het filmpje kinderpornografisch van aard is. Het wordt de verdachte onder feit 3 verweten dat hij dit filmpje zou hebben verspreid, aangeboden, vervaardigd en/of in bezit heeft gehad. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het filmpje op snapchat voorbij zag komen. Hij heeft het filmpje dan ook alleen via snapchat gezien. Het filmpje is tijdens het onderzoek niet op de telefoon van de verdachte aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, door het filmpje via snapchat te bekijken, geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het in het bezit hebben van kinderporno. Voorts is naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de verdachte het filmpje zou hebben vervaardigd, verspreid of aangeboden. De verklaring van getuige [naam getuige] dat geeft daarvoor onvoldoende concrete en verifieerbare aanknopingspunten.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring van feit 4
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
4.
hij, te Rotterdam en 's-Gravenhage in de periode van 02 december 2019 tot en met 03 december 2019, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personenauto Seat Ibiza, 1.4 16v met kenteken [kentekennummer] ), toebehorende aan [naam] , als bestuurder heeft gebruikt op de weg, Van Waerschutstraat te Rotterdam, en Ypenburgse Stationsweg te 's-Gravenhage.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
4.
medeplegen van overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan joyriding. De verdachte heeft zonder toestemming van zijn ouders de autosleutels uit de kluis gepakt en is in de auto van zijn ouders gaan rijden op de openbare weg. De verdachte was daarbij niet in het bezit van een rijbewijs. Ook heeft de verdachte een ander in de auto van zijn ouders laten rijden. De verdachte was ten tijde van dit feit 15 jaar oud.
De verdachte heeft, door zonder toestemming van de eigenaar te rijden in diens auto, en niet voor de eerste keer zo blijkt ook uit de verklaring van zijn ouders, onverantwoorde risico’s genomen en de veiligheid van de aan het verkeer deelnemende personen in gevaar gebracht door op de openbare weg een auto te (laten) besturen
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming (op 3 maart 2020) en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: te noemen JBRR, op 10 maart 2020) hebben een rapport over de verdachte opgemaakt. De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
Psycholoog drs. A.M.I. Peelen heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 februari 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De psycholoog heeft de verdachte onderzocht en concludeert dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten een normoverschrijdend-gedragsstoornis. Verondersteld kan worden dat dit ook zo was ten tijde van het ten laste gelegde. De problematiek van de verdachte heeft invloed gehad op zijn gedragskeuzes en gedragingen in het algemeen en heeft ok zijn invloed gehad ten tijde van het derde (inmiddels het vierde, toevoeging rechtbank) ten laste gelegde feit. Passend bij normoverschrijdend-gedragsstoornis is er sprake van een gebrekkige gewetensontwikkeling, wat hem in het moment onvoldoende remt in het vertonen van grensoverschrijdend gedrag. Het feit doet impulsief aan. De beperkte gewetensontwikkeling beperkt hem bijvoorbeeld in het nadenken over, en het stilstaan bij de gevolgen van zijn gedrag en hij moeite heeft zich te verplaatsen in een ander. Daarnaast is er, passend bij de gedragsstoornis, sprake van impulsiviteit en spanningsbehoefte, waardoor hij opnieuw onvoldoende remming heeft op zijn gedrag. Gezien het doorwerken van de stoornis op het handelen en denken van de verdachte ten aanzien van het laatste ten laste gelegde feit wordt geadviseerd hem deze in een verminderde mate toe te rekenen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Nu de conclusie van de psycholoog gedragen wordt door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusie over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur opleggen.
De Raad voor de Kinderbescherming en de JBBR hebben, met name gelet op de ernst van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, geadviseerd aan de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen onder de algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden dat de verdachte moet meewerken aan de begeleiding van ITB Harde Kern, dat de verdachte moet meewerken aan een dagbesteding in de vorm van onderwijs of een passend traject, dat de verdachte moet meewerken aan behandeling/begeleiding vanuit de Viersprong en dat de verdachte moet meewerken aan Elektronische Controle.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten en enkel zal worden veroordeeld voor het onder feit 4 ten laste gelegde, zal de rechtbank het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en de JBBR niet overnemen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , ter zake van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 20.000,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat toewijzing van de vordering van de benadeelde partij in de rede ligt. Wel is zij van mening dat het toe te wijzen bedrag dient te worden gematigd, nu de verdachte vrijgesproken dient te worden van de ten laste gelegde mensenhandel en het gevorderde bedrag zeer hoog is. Indien de rechtbank van oordeel is dat een deel van de vordering niet dient te worden toegewezen, wil ik verzoeken om de benadeelde partij ten aanzien van dit deel niet-ontvankelijk te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu de verdediging van mening is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van de feiten waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 77a, 77g, 77m, 77n van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 11 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uur;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek 0 (nul) uur te verrichten werkstraf resteert;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.J. Stalenberg, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A. Hello en A.M. van der Leeden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 maart 2020.
De voorzitter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 15 maart 2019, althans in of omstreeks de periode van 1 maart 2019 tot en met 23 maart 2019, te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, genaamd [naam slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] 2002),
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [naam slachtoffer]
en/of
2) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [naam slachtoffer] enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [naam slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen
en/of
3) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [naam slachtoffer] met en/of voor een derde tegen betaling
terwijl die [naam slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, en waarbij “enige handeling(en)” (zoals genoemd onder 2)) (onder meer) hebben/heeft bestaan uit:
- het regelen van klanten voor het hebben van seksuele handelingen met die [naam slachtoffer] en/of
- het maken van een afspraak met die [naam slachtoffer] (om (een) klant(en) te gaan ontmoeten) en/of
- het regelen van een plaats (een kelderbox) waar de seksuele handelingen met die [naam slachtoffer] plaats zouden gaan vinden en/of
- het maken van (naakt)foto's en/of seksueel getinte filmpjes van die [naam slachtoffer] en/of
- het bepalen van een prijs voor het hebben van seksuele handelingen met die [naam slachtoffer] en/of het (vervolgens) innen van het geld bij die klant(en);
2.
hij, op of omstreeks 15 maart 2019, althans in of omstreeks de periode van 1 maart 2019 tot en met 23 maart 2019, te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] 2002), heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het:
(meermalen)
- brengen en/of houden van de penis in de vagina en/of mond van die [naam slachtoffer] en/of
- betasten van en/of wrijven over en/of knijpen in de borsten en/of billen van die [naam slachtoffer] ,
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het:
- meenemen van die [naam slachtoffer] (tezamen met meerdere personen) naar een kelderbox en/of
- ( vervolgens) op slot doen van de deur van die kelderbox en/of
- ( op dwingende toon) tegen die [naam slachtoffer] zeggen dat zij zich moest uitkleden en/of
- uitkleden van die [naam slachtoffer] en/of
- ( af)pakken van de telefoon van die [naam slachtoffer] en/of
- ( meermalen) betasten van en/of wrijven over en/of knijpen in de borsten en/of billen van die [naam slachtoffer] en/of
- tegen die [naam slachtoffer] zeggen dat zij hoofd moest geven en/of
- ( door meerdere personen tegelijk) brengen en/of houden van de penis in de vagina en/of mond van die [naam slachtoffer] en/of
- maken van een of meer filmpjes van die seksuele handelingen;
3.
hij, in of omstreeks de periode van 1 maart 2019 tot en met 23 maart 2019, te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een afbeelding, te weten een filmpje, en/of een gegevensdrager bevattende een filmpje, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid en/of aangeboden (door het verzenden via whats App en/of snapchat en/of via social media en/of internet) en/of vervaardigd en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een erotisch getinte houding en/of waarbij nadrukkelijk de/het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden,
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
4.
hij, te Rotterdam en/of 's-Gravenhage in of omstreeks de periode van 02 december 2019 tot en met 03 december 2019, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personenauto Seat Ibiza, 1.4 16v met kenteken [kentekennummer] ), toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, Van Waerschutstraat te Rotterdam, en/of Ypenburgse Stationsweg te 's-Gravenhage, in elk geval op een weg.