ECLI:NL:RBROT:2020:3937

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
C/10/594682 / FA RK 20-2529
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 10 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier verzocht om voortzetting van de op 8 april 2020 opgelegde crisismaatregel, waarbij de rechtbank op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) de noodzaak van de maatregel heeft beoordeeld. Tijdens de mondelinge behandeling zijn zowel de betrokkene als zijn advocaat, alsook medische professionals gehoord. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, die een suïcidepoging had ondernomen en psychotische symptomen vertoonde. De rechtbank oordeelde dat de wettelijke vereisten voor de machtiging waren vervuld, ondanks de bezwaren van de betrokkene. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die een geldigheidsduur heeft van drie weken, en bepaalde dat verplichte zorgmaatregelen konden worden getroffen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter D.Y.A. van Meersbergen en schriftelijk uitgewerkt op 16 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594682 / FA RK 20-2529
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 10 april 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in GGZ Delfland te Schiedam ,
advocaat mr. R.F. Nelisse te Schiedam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 9 april 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 8 april 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 8 april 2020;
 de medische verklaring opgesteld door F.C. Karayalcin, psychiater, van 8 april 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 de relevante politiegegevens;
 het bericht dat er geen relevante strafvorderlijke en justitiële gegevens voor betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 april 2020.
Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat,
 R.L.J. Kharagjitsing, arts, en S. Beijeman, psychiater, beiden verbonden aan GGZ Delfland.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaan dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Het risico bestaat dat betrokkene zichzelf van het leven zal beroven dan wel ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen. Voor aanvang van de opname was betrokkene wisselend angstig en bij momenten wanhopig en prikkelbaar. Er waren complexe visuele en akoestische hallucinaties. Vanuit deze psychotische belevingen heeft betrokkene een suïcidepoging ondernomen. Hij heeft zichzelf daarbij met een broodmes in zijn keel gesneden omdat hij geen andere uitweg meer zag. Gedurende de opname is het psychotisch beeld afgenomen en is er een depressief toestandsbeeld ontstaan. Betrokkene heeft een blanco psychiatrische voorgeschiedenis. Hierdoor is het noodzakelijk om diagnostiek naar zijn toestandsbeeld te kunnen doen en klinisch een behandeling te starten.
2.1.4.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een paranoïd psychotisch toestandsbeeld Tijdens de mondelinge behandeling heeft de behandelaar verklaard dat de hallucinaties naar de achtergrond zijn verdwenen en dat inmiddels een depressieve beeld de overhand heeft. Betrokkene is van mening dat er geen sprake meer is van de stoornis die wordt genoemd in de medische verklaring en dat het ernstig nadeel dat hieruit voortkwam eveneens is verdwenen. Volgens betrokkene was het niet de bedoeling om suïcide te plegen. Hij meent dat ook dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het toewijzen van het verzoek en dat het om die reden moet worden afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat er aan de wettelijke vereisten is voldaan. Er is sprake van een vermoeden van een stoornis, het paranoïd psychotisch beeld is meer naar de achtergrond terwijl inmiddels een depressief beeld aanwezig is. De onduidelijkheid hieromtrent geeft de noodzaak tot nadere diagnostiek. Het ernstig nadeel is nog steeds aanwezig doordat ook uit het depressief beeld het risico op suïcide bestaat.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van vocht en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis;
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het insluiten;
 het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
 het onderzoek aan kleding of lichaam;
 het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gevaarlijke voorwerpen;
het opnemen in een accommodatie.
2.2.2.
Betrokkene stelt zich gedurende de opname coöperatief op maar toont ambivalentie ten opzichte van de opname en behandeling. Bij aanvang van de opname is het verzet zo hevig geweest dat het noodzakelijk was om noodmedicatie toe te dienen waarna betrokkene is gesepareerd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank – anders dan door de advocaat is bepleit – van oordeel dat sprake is van verzet tegen de zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.3.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 1 mei 2020.
Deze beschikking is op 10 april 2020 mondeling gegeven door mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechter, in tegenwoordigheid van C.D. van der Veeke, griffier, en op 16 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.