In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2006. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 3 februari 2020. De gecertificeerde instelling (GI) had verzocht om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen, omdat zij zich zorgen maakte over de ontwikkeling van de minderjarige en vond dat er onderzoek nodig was voor passende hulpverlening. De ouders van de minderjarige zijn in een vechtscheiding verwikkeld, wat de situatie bemoeilijkt. De vader heeft de zorg voor de minderjarige, die momenteel geen contact heeft met de moeder.
Tijdens de zitting op 17 januari 2020 zijn de ouders, hun advocaten en vertegenwoordigers van de GI gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de samenwerking tussen de GI en de vader problematisch is, maar dat de ondertoezichtstelling nog steeds noodzakelijk is. Het Jeugdteam Sliedrecht, dat al langere tijd bij het gezin betrokken is, heeft aangegeven dat de ondertoezichtstelling averechts werkt en dat er vanuit hun perspectief hulpverlening kan worden ingezet. De moeder heeft ingestemd met het verzoek van de GI, terwijl de vader zich hiertegen verzet.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling geen toegevoegde waarde meer heeft, gezien de jarenlange voortgang zonder significante verbetering. Er is een plan van het Jeugdteam dat door de vader wordt ondersteund, en de kinderrechter heeft geoordeeld dat het vrijwillig kader beter past. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling is afgewezen, en de kinderrechter heeft de beschikking in het openbaar uitgesproken.