In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een geschil tussen Achmea Schadeverzekeringen N.V. en een gedaagde, die in de procedure niet bij naam is genoemd. De zaak betreft een vordering die oorspronkelijk de bevoegdheidsgrens van de kantonrechter overschreed, zoals vastgelegd in artikel 93 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Achmea had een vordering ingesteld die de grens van € 25.000,00 overschreed, inclusief de wettelijke rente tot aan de dag van de dagvaarding. De kantonrechter heeft Achmea de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de bevoegdheid van de kantonrechter, waarna Achmea haar vordering heeft verminderd door de vordering tot betaling van de wettelijke rente te laten vervallen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat, na de eisvermindering, de vordering van Achmea nog slechts € 25.000,00 aan hoofdsom omvatte, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat hij bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. Achmea heeft in haar akte van uitlating en eisvermindering aangegeven dat zij de conclusie van antwoord niet had ontvangen, waardoor zij niet in de gelegenheid was om een conclusie van repliek in te dienen. De kantonrechter heeft de zaak daarom verwezen naar de rolzitting, waar Achmea de kans krijgt om haar repliek in te dienen.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat hij zich bevoegd verklaart om van het geschil kennis te nemen en dat de zaak naar de rolzitting wordt verwezen voor verdere behandeling. De verdere beslissing is aangehouden, wat betekent dat de kantonrechter op een later moment zal beslissen over de inhoudelijke behandeling van de zaak.