ECLI:NL:RBROT:2020:381

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 januari 2020
Publicatiedatum
21 januari 2020
Zaaknummer
10/692116-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door masseur/natuurgeneeskundige met cliënten in afhankelijkheidsrelatie

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 15 januari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als masseur en natuurgeneeskundige werkzaam was. De verdachte is beschuldigd van ontucht met meerdere cliënten die zich aan zijn zorg hadden toevertrouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, tussen 2015 en 2017, seksuele handelingen heeft verricht tijdens massages, waarbij hij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefsters als betrouwbaar en consistent beoordeeld, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte op basis van onbetrouwbaarheid van de verklaringen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar. Daarnaast is er een beroepsverbod opgelegd voor de duur van 5 jaar en zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/692116-17
Datum uitspraak: 15 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. G.L.A.M. van Doveren, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 december 2019, dat is gesloten op 15 januari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar en als bijzondere voorwaarde een contactverbod met alle slachtoffers;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemde bijzondere voorwaarde en het toezicht;
  • als bijkomende straf ontzetting uit het recht tot het uitoefenen van het beroep als masseur en/of natuurgeneeskundige en/of natuurgeneestherapeut voor de duur van 5 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten bepleit.
Daartoe is aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefsters onvoldoende consistent en dus onvoldoende betrouwbaar zijn om in beslissende mate te kunnen bijdragen aan een bewezenverklaring. Om die reden kunnen deze verklaringen ook niet als schakelbewijs worden gebruikt in de overige tenlastegelegde feiten. Daarnaast ontbreekt steunbewijs. Er is sprake geweest van een ‘trial by media’ en mede daardoor van ‘collaborative storytelling’. Daarnaast heeft de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet gehad op het plegen van ontucht, omdat de door hem gepleegde handelingen niet van seksuele aard waren.
4.1.2.
Beoordeling
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefsters
De verdediging heeft ter terechtzitting betwist dat de verklaringen van de aangeefsters betrouwbaar zijn. Deze stelling is echter niet nader onderbouwd met argumenten. Op verzoek van de verdediging zijn de aangeefsters gehoord bij de rechter-commissaris, waarbij de verdediging in de gelegenheid is geweest om hen – onder meer over dit onderwerp – uitgebreid en intensief te bevragen. Deze verhoren hebben blijkbaar geen inhoudelijke resultaten opgeleverd om de gestelde onbetrouwbaarheid verder te onderbouwen.
In de media is veel aandacht geweest voor de wijze waarop de verdachte zijn behandelingen uitvoerde, iets waardoor volgens de verdediging de betrouwbaarheid van hun (uiteindelijke) verklaringen in deze strafzaak niet is vast te stellen. De rechtbank oordeelt op dit punt als volgt.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de aangeefsters zowel bij de politie (zowel tijdens het informatief zedengesprek als in de aangifte), als bij de rechter-commissaris gedetailleerde en consistente verklaringen hebben afgelegd over de inhoud van de seksuele handelingen die zij hebben moeten verrichten c.q. ondergaan. Daarbij vindt de door de aangeefsters geschetste handelwijze van de verdachte bovendien gedeeltelijk steun in de eigen verklaring van de verdachte en de berichten die een aantal aangeefsters na het plaatsvinden van de handelingen door de verdachte hebben verstuurd aan de verdachte en vice versa. De rechtbank acht de door de raadsman geschetste wijze van totstandkoming van (onderling) afgestemde verklaringen daarom niet aannemelijk.
Dit leidt tot de tussenconclusie dat de rechtbank de verklaringen van de aangeefsters betrouwbaar en geloofwaardig acht.
Schakelbewijs
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs (in de vorm van zogenaamd schakelbewijs) onder omstandigheden is toegelaten, waarbij opmerking verdient dat de andere feiten waarop de geschakelde bewijsmiddelen betrekking hebben ook wettig en overtuigend bewezen dienen te worden. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte (ook wel aangeduid als de modus operandi).
De rechtbank stelt vast dat uit de door aangeefsters afgelegde verklaringen volgt dat er grote overeenkomsten bestaan in de modus operandi van de verdachte ten aanzien van het verrichten van de seksuele handelingen die hem in de dagvaarding worden verweten.
Alle aangeefsters kwamen in het kader van een massage of (massage)behandeling bij de verdachte. Deze vonden telkens plaats in de woning van de verdachte. Voorafgaand aan elke massage(behandeling) vond een voorgesprek plaats. Op aangeefster [naam aangeefster 1] na, werden alle aangeefsters door de verdachte onverwacht geconfronteerd met zijn mededeling dat de ‘yoni’, het vrouwelijk geslachtdeel, in de massage kon worden meegenomen. Dit was voorafgaand aan hun bezoek niet kenbaar gemaakt door de verdachte en stond niet vermeld op de website van de verdachte waarin hij zijn werkzaamheden omschreef. De verdachte verklaarde daar steeds bij dat dit specifieke onderdeel van de massage belangrijk was voor de betreffende vrouw, vaak in het kader van de behandeling en/of verdere verwerking van seksueel misbruik uit het verleden. Ook werden alle aangeefsters in het voorgesprek (of zelfs nog in het contact voorafgaand aan de afspraak) naar hun grenzen gevraagd. Alle aangeefsters hebben verklaard dat de verdachte nadien gedurende de behandeling over die grenzen heen is gegaan.
Ook de massages zelf vonden telkens op gelijksoortige wijze plaats. De aangeefster werd gevraagd zich te ontkleden. Eerst vond een massage plaats van de achterkant van het lichaam, waarna hen werd gevraagd zich te draaien. Hierna vond een massage plaats van de voorkant van het lichaam, waarbij in alle gevallen ook het vrouwelijk geslachtsdeel “werd meegenomen”. In meerdere aangiftes vermelden de vrouwen dat de verdachte hen daarbij ook complimentjes gaf. Na de massage volgde een nagesprek.
Wat bovendien terugkomt in meerdere verklaringen is dat de verdachte seksuele handelingen initieerde vanuit de hulpvraag. Dat hij seksuele handelingen bij de aangeefsters heeft kunnen verrichten, kwam (mede) voort uit het feit dat hij de handelingen in een behandelkader aanbood. Hierdoor zijn aangeefsters [naam aangeefster 2] en [naam aangeefster 3] ook (meermalen) teruggekomen voor behandeling.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de verklaringen van aangeefsters elkaar over en weer ondersteunen, omdat uit die verklaringen blijkt dat de wijze waarop de seksuele handelingen zijn begaan op essentiële punten met elkaar overeenkomt. Telkens was sprake van nagenoeg identieke handelingen vanuit een zorgmatige praktijk. De rechtbank zal de verklaringen van aangeefsters over en weer gebruiken als steunbewijs voor de ten laste gelegde feiten. Daarnaast worden de verklaringen van de aangeefsters in voldoende mate ondersteund door de erkenning van de verdachte dat hij de aangeefsters in de tenlastegelegde periodes massagebehandelingen heeft gegeven bij hem thuis in Rotterdam, en dat hij tijdens die behandelingen ook de yoni van de aangeefsters heeft gemasseerd. Ten aanzien van aangeefster [naam aangeefster 1] heeft hij toegegeven dat hij haar met zijn penis heeft gepenetreerd in de vagina.
De rechtbank gaat gelet op het bovenstaande dan ook uit van de juistheid van deze verklaringen en acht bewezen dat de verdachte alle handelingen heeft begaan zoals die zijn beschreven door de aangeefsters.
Ontuchtig karakter van handelingen en opzet
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat uitgangspunt moet zijn dat wanneer tussen de betrokkenen een (behandel)relatie bestaat als bedoeld in artikel 249, tweede lid, aanhef en onder 3° Sr, gelet op de strekking van de bescherming die deze bepaling aan patiënten en cliënten beoogt te bieden, slechts bij wijze van uitzondering geen sprake is van “ontucht plegen”. Hiervan is slechts sprake indien een dergelijke behandelrelatie bij de seksuele handelingen geen rol speelt, in die zin dat bij de patiënt of cliënt sprake is van vrijwilligheid en daarbij enige vorm van afhankelijkheid, zoals die in de regel bij een dergelijke functionele relatie in meerdere of mindere mate bestaat, niet van invloed is geweest.
Uit de verklaring van aangeefster [naam aangeefster 1] volgt dat zij voor een tantrische massage naar de verdachte is gegaan, waarbij zij heeft aangegeven dat zij geen grenzen had. Penetratie behoort echter geen onderdeel te zijn van een dergelijke massage en de aangeefster heeft verklaard dat zij plots werd gepenetreerd door de verdachte. Dit onderdeel van haar aangifte wordt ondersteund door de chatberichten tussen de aangeefster en de verdachte enkele dagen na de massage.
Uit de verklaringen van de andere aangeefsters volgt onmiskenbaar dat ten tijde van de bewezen verklaarde handelingen de hulpverlenersrelatie tussen de verdachte en de aangeefsters een rol speelde en dat geen sprake was van volledige vrijwilligheid aan de zijde van aangeefsters ten aanzien van het ondergaan van bepaalde handelingen van de verdachte. Er was geen sprake van een relatie waarbij enige vorm van afhankelijkheid niet van invloed is geweest. De aangeefsters geven verder allen aan dat zij op enig moment vraagtekens plaatsten bij dat deel van de door de verdachte geïnitieerde handelingen die ook voor ieder van de aangeefsters een duidelijke seksuele connotatie hadden. Zij verklaren dat zij hierin meegingen omdat zij vertrouwden op de deskundigheid van de verdachte, zelfs op het moment dat daarmee de door de verdachte bij het aangaan van de behandeling uitdrukkelijk gestelde grenzen werd overschreden. Daarmee is het ontuchtig karakter van de gedragingen van de verdachte gegeven.
Het aanraken en masseren van de vagina, het likken van de borsten en vagina en het penetreren met de penis in de vagina zijn – in samenhang en naar uiterlijke verschijningsvorm bezien – in de gegeven omstandigheden onmiskenbaar naar hun aard en inhoud aan te merken als seksuele handelingen. Uit de aard en inhoud van deze fysieke, doelgerichte, handelingen volgt het opzet op het plegen van die handelingen.
De verdachte heeft telkens door genoemde seksuele handelingen te plegen, als behandelaar/masseur misbruik gemaakt van zijn psychisch overwicht en het vertrouwen dat de aangeefsters in hem als masseur/behandelaar stelden.
Dat aangeefster [naam aangeefster 2] , ondanks de negatieve ervaring, een aantal keer naar de verdachte terug is gegaan voor een volgende behandeling en (zeker aanvankelijk) vooral aan zichzelf twijfelde, is het soort gedrag wat slachtoffers van ontucht wel vaker laten zien en maakt onder de gegeven omstandigheden, ook gelet op het (seksueel) misbruik-verleden van deze aangeefster, niet dat zij er volledig in vrijheid mee instemde dat de verdachte de in de dagvaarding beschreven seksuele handelingen bij haar zou verrichten.
De rol cliënt/hulpverlener heeft bij alle aangeefsters een rol gespeeld en dat maakt dat de handelingen hebben plaatsgevonden binnen een afhankelijkheidsrelatie, waarmee het
ontuchtigkarakter is gegeven.
Gelet op het voorgaande zullen de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij, op 22 augustus 2017 te Rotterdam, als masseur en/of natuurgeneeskundige en/of natuurgeneestherapeut,
met iemand die zich als patiënt en/of cliënt aan zijn hulp en/of zorg heeft toevertrouwd, te weten [naam slachtoffer 1] , ontucht heeft gepleegd,
namelijk het:
- betasten van en/of wrijven over de binnenste en/of de binnenkant van de schaamlippen en de clitoris van die [naam slachtoffer 1] en
- trachten twee vingers in de vagina van die [naam slachtoffer 1] te duwen/brengen en
- zuigen aan de tepels van die [naam slachtoffer 1] en
- met zijn, verdachtes, lippen bewegen over de lippen van die [naam slachtoffer 1] en
- brengen/houden van zijn, verdachtes, penis tegen de arm van die [naam slachtoffer 1] ;
2.
hij, op 30 juni 2015, te Rotterdam, als masseur en/of natuurgeneeskundige en/of natuurgeneestherapeut,
met iemand die zich als patiënt en/of cliënt aan zijn hulp en/of zorg heeft toevertrouwd, te weten [naam slachtoffer 2] , ontucht heeft gepleegd,
namelijk het:
brengen en houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam slachtoffer 2] ;
3.
hij, in de periode van 23 december 2015 tot en met 19 september 2016 te Rotterdam, meermalen,
(telkens) als masseur en/of natuurgeneeskundige en/of natuurgeneestherapeut,
met iemand die zich als patiënt en/of cliënt aan zijn hulp en/of zorg heeft toevertrouwd, te weten [naam slachtoffer 3] , ontucht heeft gepleegd,
namelijk het meermalen:
- betasten van en/of wrijven over de schaamlippen en/of de vagina van die [naam slachtoffer 3] en
- leggen van de hand van die [naam slachtoffer 3] tegen/op zijn, verdachtes, penis en
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) en penis en tong in de vagina van die [naam slachtoffer 3] en
- ( tong)zoenen van die [naam slachtoffer 3] en
- trachten zijn, verdachtes, vinger in de anus van die [naam slachtoffer 3] te brengen en
- met ontblote penis voor het gezicht van die [naam slachtoffer 3] gaan staan;
4.
hij, op 30 januari 2017 en 16 februari 2017 te Rotterdam,
(telkens)als masseur en/of natuurgeneeskundige en/of natuurgeneestherapeut,
met iemand die zich als patiënt en/of cliënt aan zijn hulp en/of zorg heeft toevertrouwd, te weten [naam slachtoffer 4] , ontucht heeft gepleegd,
namelijk het:
- leggen van zijn, verdachtes, hand op de vagina van die [naam slachtoffer 4] en
- tongzoenen van die [naam slachtoffer 4] en
- likken en/of zuigen aan de tepels en de vagina van die [naam slachtoffer 4] en
- betasten van en/of wrijven over de vagina en clitoris van die [naam slachtoffer 4] en
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) in en tegen de anus en vagina van die [naam slachtoffer 4] ;
5.
hij, in de periode van 15 september 2017 tot en met 17 september 2017 te Rotterdam, als masseur en/of natuurgeneeskundige en/of natuurgeneestherapeut,
met iemand die zich als patiënt en/of cliënt aan zijn hulp en/of zorg heeft toevertrouwd, te weten [naam slachtoffer 5] , ontucht heeft gepleegd,
namelijk het:
- betasten van en/of wrijven over de binnenste en/of de binnenkant van de schaamlippen van die [naam slachtoffer 5] en
- trachten twee vingers in de vagina van die [naam slachtoffer 5] te duwen/brengen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van feiten 1, 2 en 5, telkens:
werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp en zorg heeft toevertrouwd;
ten aanzien van feiten 3 en 4, telkens:
werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp en zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich gepresenteerd als masseur en als heler/behandelaar van personen met (m.n. seksuele) trauma’s. Zijn cliënten hadden het vertrouwen dat hij op een professionele en zuivere manier te werk zou gaan, een reden waarom de slachtoffers de verdachte hebben uitgekozen als behandelaar en vertrouwen in hem hadden. De verdachte heeft op ernstige wijze misbruik gemaakt van dat vertrouwen door het verrichten van seksuele handelingen tijdens deze behandelsessies/massages. De rechtbank acht dit zeer kwalijk, te meer omdat de relatie tussen de hulpverlener en de aan zijn zorg toevertrouwde persoon een bijzondere verantwoordelijkheid voor de hulpverlener schept. De verdachte heeft erkend vaak te maken te hebben met cliënten die slachtoffer zijn geweest van seksueel misbruik of andere (eventuele) kwetsbaarheden. Dat was ook het geval bij het merendeel van de aangeefsters. Hoewel hij de slachtoffers heeft gevraagd naar hun grenzen, heeft hij zich daarvan in zijn handelen niets aangetrokken. Ook deze misleiding neemt de rechtbank de verdachte zeer kwalijk.
De verdachte heeft door zijn handelwijze een ernstige inbreuk gemaakt op hun geestelijke en lichamelijke integriteit. Dergelijke feiten veroorzaken veelal blijvend psychische schade en hebben vaak grote gevolgen voor de slachtoffers. Ook in deze zaak heeft het misbruik door de verdachte geleid tot (een toename van) psychische klachten bij de slachtoffers, zoals is gebleken uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaringen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 november 2019 gezien dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Klinisch psycholoog dr. R.A.R. Bullens heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 5 maart 2019. Dit rapport houdt onder meer – kort en zakelijk weergegeven – het volgende in.
Bij de verdachte wordt geen ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van geestvermogens vastgesteld. Wel is sprake van bijkomende psychosociale problematiek in de vorm van problemen verband houdend met werk of werkeloosheid (de verdachte mag op dit moment zijn beroep niet uitoefenen en heeft zodoende weinig inkomsten) en een ongespecificeerd probleem verband houdend met de sociale omgeving (de verdachte is vanwege de lopende rechtszaak veel vrienden kwijtgeraakt en heeft minder sociale contacten, omdat hij zijn werk niet meer uitvoert). Ten slotte is sprake van problemen verband houdend met justitiële maatregelen (huidige ten laste gelegde feiten).
De psycholoog kan – gelet op de ontkenning van de verdachte – geen uitspraken doen over het eventuele recidiverisico of op te leggen straf.
Reclassering Nederland heeft rapportages over de verdachte opgemaakt.
De reclassering acht de kans op herhaling van seksueel grensoverschrijdend gedrag niet uit te sluiten. Gelet op de bevindingen van de psycholoog, waaruit blijkt dat er bij de verdachte geen sprake is van daadwerkelijke (seksuele) en/of voor gedragsveranderende behandeling vatbare problematiek kan worden aangenomen dat sprake is geweest van bewust, weloverwogen en – afgaand op de handelswijze van de verdachte – weldoordacht gebezigd gedrag. Daarom wordt geadviseerd om de verdachte, gezien de ingeschatte kans op herhaling van grensoverschrijdend gedrag dat vooral, zo niet enkel, binnen de kaders van zijn (voormalige) werk als masseur lijkt te liggen, een beroepsverbod op te leggen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De rechtbank heeft daarbij, in strafmatigende zin, rekening gehouden met het grote tijdsverloop in de zaak.
De verdachte heeft bij de bewezenverklaarde feiten doelbewust gehandeld en heeft ter terechtzitting laten zien dat hij ook nu nog geen kwaad ziet in de wijze waarop hij zijn werkzaamheden heeft verricht. Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis is hij nog steeds werkzaam geweest als natuurgenezer/masseur. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank de kans groot dat de verdachte weer als natuurgenezer/masseur zal optreden, met alle risico van dien op seksueel grensoverschrijdend gedrag. Om die reden ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en daaraan tevens een proeftijd van vijf jaar te verbinden.
Gelet op de bewezenverklaarde feiten en het hiervoor beschreven recidiverisico moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de op te leggen bijzondere voorwaarde, inhoudende een contactverbod met alle slachtoffers, en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
De verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten begaan in de uitoefening van zijn beroep. Om het gevaar in te perken dat hij zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van soortgelijke feiten en ter bescherming van een kwetsbare groep mensen in onze samenleving, zal de rechtbank tevens een beroepsverbod aan de verdachte opleggen tot het uitoefenen van een beroep als masseur en/of natuurgeneeskundige en/of natuurgeneestherapeut. Deze bijkomende straf wordt eveneens opgelegd voor een termijn van vijf jaar.
Alles overwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straffen passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
Naam
Woonplaats
Gevorderde materiële schade
Gevorderde immateriële schade
Gevoegd ten aanzien van
Wettelijke rente gevorderd?
[naam benadeelde 1]
[woonplaats benadeelde 1]
-
€ 5.000,-
Feit 1
Ja
[naam benadeelde 2]
[woonplaats benadeelde 2]
€ 61.029,36
€ 10.000,-
Feit 3
Ja
[naam benadeelde 3]
[woonplaats benadeelde 3]
€ 212,52
€ 5.500,-
Feit 4
Ja
[naam benadeelde 4]
[woonplaats benadeelde 4]
€ 135,-
€ 5.000,-
Feit 5
Ja
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot volledige toewijzing van alle vorderingen van de benadeelde partijen, met oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De schade, zowel materieel als immaterieel, is in alle vorderingen goed onderbouwd en redelijk en billijk.
Standpunt verdediging
De raadsman verzoekt primair alle vorderingen van de benadeelden af te wijzen, omdat vrijspraak is bepleit ter zake van alle ten laste gelegde feiten.
Subsidiair stelt de verdediging het volgende.
Ten aanzien van de
immateriëleschade:
Bij de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 3] is sprake van seksueel misbruik in het verleden. Het causaal verband tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde is dan ook niet of moeilijk vast te stellen. De raadsman verzoekt daarom dit deel van de vorderingen af te wijzen of, in elk geval, de benadeelde partijen in dit deel van de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren.
Meer subsidiair verzoekt de raadsman de gevorderde immateriële schade van alle benadeelde partijen vergaand te matigen.
Ten aanzien van de gevorderde
materiëleschade door de benadeelde partij
[naam benadeelde 3] :
Niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre de voorgeschreven medicatie noodzakelijk is geweest. De raadsman verzoekt dit gedeelte van de vordering af te wijzen.
Ten aanzien van de gevorderde
materiëleschade door de benadeelde partij
[naam benadeelde 2] :
Bij de benadeelde partij [naam benadeelde 2] is sprake van een langdurig misbruikverleden. De mate van causaliteit ten aanzien van verlies aan verdienvermogen, maar ook ten aanzien van de noodzakelijkheid van de hulphond en de reiskosten zijn moeilijk vast te stellen. Dit deel van de vordering levert dan ook een onevenredige belasting van het strafgeding op. Dat geldt ook voor de vorderingen die zien op toekomstige kosten. De raadsman verzoekt de benadeelde partij in dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de vordering af te wijzen.
Ten aanzien van de
schadevergoedingsmaatregel:
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte – hij heeft geen baan, geen woning en een bijstandsuitkering – staat op voorhand vast dat het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel slechts zal leiden tot het in de toekomst tenuitvoerleggen van gijzeling. De raadsman verzoekt daarom af te zien van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
Beoordeling
Materiële schade
Omdat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 3] en [naam benadeelde 4] door de onder 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks materiële schade is toegebracht in de zin van kosten aan de door de verdachte gegeven behandelingen en de hoogte van deze gevorderde schadevergoedingen door de verdediging niet zijn weersproken, zal dit gedeelte van de vorderingen van
(respectievelijk) € 1.100,-, € 141,- en €135,- worden toegewezen.
Ook is komen vast te staan dat de benadeelde partij [naam benadeelde 2] door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht in de zin van medische kosten en reiskosten. Mede gelet op de brieven van de haptotherapeut en de fysiotherapeut komt de gevorderde schadevergoeding in de zin van medische kosten de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Omdat dit deel van de vordering door de verdachte niet is weersproken, zal dit deel van de vordering (€ 3.530,-) worden toegewezen.
Ook de door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gevorderde reiskosten komen de rechtbank op zichzelf genomen niet onrechtmatig of ongegrond voor. Bij de benadeelde partij was sprake van een belast verleden en de rechtbank kan de benadeelde partij volgen dat zij ten behoeve van de nieuwe behandelingen voor haar herstel heeft gekozen voor therapeuten die zij volledig kan vertrouwen. Om precies vast te stellen welk deel van deze nieuwe behandelingen en (daarmee) van de reiskosten rechtstreeks samenhangen met de bewezenverklaarde feiten is een nadere onderbouwing en aansluitende standpuntwisseling in een nadere behandeling van de vordering nodig. Een dergelijke nadere behandeling zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De rechtbank zal het totaalbedrag voor reiskosten daarom voor een deel toewijzen, en deze schadepost daarbij op basis van het huidige dossier bepalen op een bedrag van € 3.000,-. De benadeelde partij zal, gelet op het voorgaande, voor het overige deel van de reiskosten niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij [naam benadeelde 2] zal ook in de vordering ten aanzien van het resterende deel van de materiële schade (verlies aan verdienvermogen, kosten hulphond en de toekomstige kosten) niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat er op dit moment en op basis van dit dossier onvoldoende rechtstreeks verband bestaat tussen deze schadeposten en het bewezen verklaarde strafbare feit. Ook dit deel van de vordering kan op grond van de hierboven beschreven redenen slechts worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Verder is komen vast te staan dat de benadeelde partij [naam benadeelde 3] door het onder 4 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht in de zin van medicijnkosten en reiskosten. Dit deel van de vordering is, mede gelet op het journaaloverzicht van de huisarts, naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam onderbouwd. Dit deel van de vordering (€ 71,52) zal daarom, ondanks de betwisting door de verdediging, worden toegewezen.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan alle benadeelde partijen door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De door de benadeelde partijen gevorderde immateriële schade acht de rechtbank op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid in alle gevallen redelijk, zodat alle gevorderde bedragen zullen worden toegewezen.
Door de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 4] is een bedrag van € 5.000,-. Door de benadeelde partij [naam benadeelde 3] is een (enigszins hoger) bedrag van € 5.500,- gevorderd en door [naam benadeelde 2] is een bedrag van € 10.000,- gevorderd. De rechtbank acht ook deze bedragen redelijk omdat de bewezen verklaarde feiten bij de twee laatstgenoemde benadeelde partijen meermalen zijn gepleegd.
Wettelijke rente en kosten
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag waarop deze vorderingen zijn voldaan.
Omdat de vorderingen van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (de schadevergoedingsmaatregel) wordt passend en geboden geacht. De rechtbank heeft zich echter, gelet op het verweer van de verdediging, de vraag gesteld of de draagkracht van de verdachte aanleiding vormt om af te zien van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarvan kan slechts in uitzonderlijke gevallen sprake kan zijn, waarbij in het bijzonder kan worden gedacht aan gevallen waarin op voorhand vaststaat dat het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel slechts zal leiden tot het in de toekomst tenuitvoerleggen van gijzeling.
De rechtbank is van oordeel dat het, gelet op de naar voren gebrachte omstandigheden van de verdachte, in deze zaak te ver voert om nu al te concluderen dat oplegging van de schadevergoedingsmaatregel slechts kan leiden tot tenuitvoerlegging van de gijzeling. Daarbij komt dat tenuitvoerlegging van het toegewezen deel van de vordering door een deurwaarder (in elk geval) tot extra kosten voor de veroordeelde zal leiden.
De rechtbank zal tot oplegging van die maatregel overgaan.
Voor de duur van de maximale termijn van de gijzeling sluit de rechtbank aan bij de omrekeningstabel schadevergoedingsmaatregel naar dagen (vervangende) hechtenis zoals die tot 1 januari 2020 nagenoeg steeds werd toegepast. Dit mede omdat de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Wet USB) op dit punt niet was gericht op het tot stand brengen van een andere wijze van omrekening.

9.Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 19 november 2018 geschorst.
De officier van justitie heeft op de terechtzitting van 18 december 2019 opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte verzocht. Namens de verdachte is een verzoek gedaan tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Gelet op het voorgaande (de bewezenverklaarde feiten en de opgelegde straffen) ziet de rechtbank geen reden om de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen. De rechtbank ziet echter evenmin aanleiding de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 28, 31, 36f, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
10 (tien) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
5 (vijf) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
de veroordeelde zal gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt, op geen enkele wijze (direct of indirect) contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met
[naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] te [geboorteplaats slachtoffer 1] );
[naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] te [geboorteplaats slachtoffer 2] );
[naam slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] te [geboorteplaats slachtoffer 3] );
[naam slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 4] te [geboorteplaats slachtoffer 4] );
[naam slachtoffer 5] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 5] te [geboorteplaats slachtoffer 5] );
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveeltdat de genoemde bijzondere voorwaarde en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzet de verdachte als bijkomende straf
uit het recht tot het uitoefenen van het beroepals masseur en/of natuurgeneeskundige en/of natuurgeneestherapeut, voor de duur van
5 (vijf) jaar;
wijst de vorderingen van de benadeelde partijen toe als opgenomen in onderstaande tabel en veroordeelt de verdachte deze bedragen tegen kwijting aan onderstaande personen te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de datum als opgenomen in onderstaande tabel tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de in onderstaande tabel genoemde benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
schadevergoedingsmaatregelop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van in onderstaande tabel genoemde benadeelde partijen te betalen de bedragen zoals in onderstaande tabel opgenomen, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van het aantal dagen zoals in onderstaande tabel vermeld, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd;
Naam
Woonplaats
Toegewezen bedrag
Zegge
Wettelijke rente vanaf
Maxi-male duur v.d. gijzeling
[naam benadeelde 1]
[woonplaats benadeelde 1]
€ 5.000,- bestaande uit immateriële schade
Vijfduizend euro
22 aug 2017
60 dagen
[naam benadeelde 2]
[woonplaats benadeelde 2]
€ 17.630,- bestaande uit
€ 7.630 materiële schade en € 10.000,- immateriële schade
Zeventien
duizendzes
honderddertig euro
23 dec 2015
123 dagen
[naam benadeelde 3]
[woonplaats benadeelde 3]
€ 5.712,52 bestaande uit
€ 212,52 materiële schade en € 5.500,- immateriële schade
Zevenenvijftig
honderden
twaalf euro en tweeënvijftig cent
30 jan 2017
63 dagen
[naam benadeelde 4]
[woonplaats benadeelde 4]
€ 5.135,- bestaande uit € 135,- materiële schade en € 5000,- immateriële schade
Vijfduizend
honderdvijfen
dertig euro
15 sep 2017
60 dagen
verklaart de benadeelde partij
[naam benadeelde 2] niet-ontvankelijkin het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. M.V. Scheffers en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. Verduijn, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 januari 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[zaak 1 onderzoek Pirin]
hij,
op of omstreeks 22 augustus 2017 te Rotterdam, althans in Nederland,
als masseur en/of natuurgeneeskundige en/of natuurgeneestherapeut,
met iemand die zich als patiënt en/of cliënt aan zijn hulp en/of zorg heeft
toevertrouwd, te weten [naam slachtoffer 1] , ontucht heeft gepleegd,
namelijk het:
- betasten van en/of wrijven over de binnenste en/of de binnenkant van de
schaamlippen en/of de clitoris van die [naam slachtoffer 1] en/of
- trachten twee, althans een of meer, vingers in de vagina van die [naam slachtoffer 1]
te duwen/brengen en/of
- zuigen en/of likken aan de tepels en/of clitoris van die [naam slachtoffer 1] en/of
- met zijn, verdachtes, lippen bewegen over de lippen en/of het gezicht van
die [naam slachtoffer 1] en/of
- brengen/houden van zijn, verdachtes, penis tegen de arm van die
[naam slachtoffer 1] ;
2.
[zaak 2 onderzoek Pirin]
hij,
op of omstreeks 30 juni 2015, in elk geval in de maand juni in 2015, te
Rotterdam, althans in Nederland,
als masseur en/of natuurgeneeskundige en/of natuurgeneestherapeut,
met iemand die zich als patiënt en/of cliënt aan zijn hulp en/of zorg heeft
toevertrouwd, te weten [naam slachtoffer 2] , ontucht heeft gepleegd,
namelijk het:
brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina, althans tussen
de schaamlippen, van die [naam slachtoffer 2] ;
3.
[zaak 3 onderzoek Pirin]
hij,
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 december 2015
tot en met 19 september 2016 te Rotterdam, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens)
als masseur en/of natuurgeneeskundige en/of natuurgeneestherapeut,
met iemand die zich als patiënt en/of cliënt aan zijn hulp en/of zorg heeft
toevertrouwd, te weten [naam slachtoffer 3] , ontucht heeft gepleegd,
namelijk het (telkens) (meermalen):
- betasten van en/of wrijven over de schaamlippen en/of de clitoris en/of de
vagina van die [naam slachtoffer 3] en/of
- leggen van de hand van die [naam slachtoffer 3] tegen/op zijn, verdachtes, penis en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis en/of tong
in de vagina van die [naam slachtoffer 3] en/of
- ( tong)zoenen van die [naam slachtoffer 3] en/of
- trachten zijn, verdachtes, vinger(s) in de anus van die [naam slachtoffer 3] te brengen
en/of
- met ontblote penis voor het gezicht van die [naam slachtoffer 3] gaan staan;
4.
[zaak 4 onderzoek Pirin]
hij,
op of omstreeks 30 januari 2017 en/of 16 februari 2017 te Rotterdam, althans
in Nederland,
als masseur en/of natuurgeneeskundige en/of natuurgeneestherapeut,
met iemand die zich als patiënt en/of cliënt aan zijn hulp en/of zorg heeft
toevertrouwd, te weten [naam slachtoffer 4] , ontucht heeft gepleegd,
namelijk het:
- leggen van zijn, verdachtes, hand op de vagina van die [naam slachtoffer 4] en/of
- tongzoenen van die [naam slachtoffer 4] en/of
- likken en/of zuigen aan de tepels en/of de vagina van die [naam slachtoffer 4] en/of
- betasten van en/of wrijven over de vagina en/of schaamlippen en/of clitoris
van die [naam slachtoffer 4] en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) in en/of tegen de anus
en/of vagina van die [naam slachtoffer 4] ;
5.
[onderzoek Spitskool]
hij,
in of omstreeks de periode van 15 september 2017 tot en met 17 september 2017
te Rotterdam, althans in Nederland,
als masseur en/of natuurgeneeskundige en/of natuurgeneestherapeut,
met iemand die zich als patiënt en/of cliënt aan zijn hulp en/of zorg heeft
toevertrouwd, te weten [naam slachtoffer 5] , ontucht heeft gepleegd,
namelijk het:
- betasten van en/of wrijven over de binnenste en/of de binnenkant van de
schaamlippen en/of de clitoris van die [naam slachtoffer 5] en/of
- trachten twee, althans een of meer, vingers in de vagina van die [naam slachtoffer 5] te
duwen/brengen.