Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar en als bijzondere voorwaarde een contactverbod met alle slachtoffers;
- dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemde bijzondere voorwaarde en het toezicht;
- als bijkomende straf ontzetting uit het recht tot het uitoefenen van het beroep als masseur en/of natuurgeneeskundige en/of natuurgeneestherapeut voor de duur van 5 jaar.
4.Waardering van het bewijs
ontuchtigkarakter is gegeven.
(telkens)als masseur en/of natuurgeneeskundige en/of natuurgeneestherapeut,
5.Strafbaarheid feiten
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straffen
8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
immateriëleschade:
materiëleschade door de benadeelde partij
[naam benadeelde 3] :
materiëleschade door de benadeelde partij
[naam benadeelde 2] :
schadevergoedingsmaatregel:
9.Voorlopige hechtenis
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Bijlagen
12.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
10 (tien) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
5 (vijf) jaar;
dadelijk uitvoerbaarzijn;
uit het recht tot het uitoefenen van het beroepals masseur en/of natuurgeneeskundige en/of natuurgeneestherapeut, voor de duur van
5 (vijf) jaar;
schadevergoedingsmaatregelop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van in onderstaande tabel genoemde benadeelde partijen te betalen de bedragen zoals in onderstaande tabel opgenomen, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van het aantal dagen zoals in onderstaande tabel vermeld, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
[naam benadeelde 2] niet-ontvankelijkin het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.