ECLI:NL:RBROT:2020:3802

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
24 april 2020
Zaaknummer
FT RK 20-35
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van LOGISTICS B.V. onder bijzondere omstandigheden door de coronacrisis

Op 21 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van de faillietverklaring van LOGISTICS B.V., op verzoek van TOTAL NEDERLAND N.V. De rechtbank heeft de procedure gevoerd onder de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbanken vanwege de bijzondere omstandigheden door de coronacrisis (TARIC). Verzoekster, TOTAL NEDERLAND N.V., heeft op 23 januari 2020 een verzoekschrift ingediend tot faillietverklaring van verweerster, LOGISTICS B.V. Tijdens de zitting op 21 april 2020 is verzoekster gehoord, terwijl verweerster niet is verschenen, ondanks de wettelijk voorgeschreven oproeping. De rechtbank heeft vastgesteld dat er summierlijk bewijs is van het vorderingsrecht van verzoekster en dat verweerster in een toestand verkeert waarin zij heeft opgehouden te betalen. De rechtbank is bevoegd om de insolventieprocedure te openen, aangezien het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt. In de beslissing heeft de rechtbank LOGISTICS B.V. in staat van faillissement verklaard, mr. M.D.E. Leppens benoemd tot rechter-commissaris en mr. L.L.M. Prinsen tot curator. Tevens zijn er instructies gegeven voor de verdere behandeling van de zaak door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter J.C.A.T. Frima en griffier J.J.P. van Wieringen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 21 april 2020
VONNIS op het op 23 januari 2020 ingekomen verzoekschrift, met bijlage(n), van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TOTAL NEDERLAND N.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
verzoekster,
advocaat mr. P.M. Jongeling,
strekkende tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[initialen] LOGISTICS B.V.,
kantoorhoudende te Bredaseweg 69 M
4702 KP Roosendaal,
statutair gevestigd te Rotterdam,
verweerster.

1.De procedure

De rechtbank heeft met toepassing van de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbanken vanwege de bijzondere omstandigheden door de Coronacrises (hierna: TARIC), verzoekster en verweerster schriftelijke geïnformeerd over de behandeling van onderhavig verzoekschrift ter zitting van 21 april 2020 onder toezending van een formulier waarop verzoekster en verweerster hun standpunt naar voren konden brengen, met de mededeling dat dit formulier uiterlijk voor 14:00 uur op de dag voorafgaande aan de behandeling door de griffie dient te zijn ontvangen.
Op 20 april 2020 is ter griffie van verzoekster het voornoemde formulier ontvangen. Het formulier van verweerster is niet ontvangen.
Ter zitting van 21 april 2020, is conform TARIC, mr. P.M. Jongeling, advocaat, telefonisch in raadkamer gehoord. Verweerster is, hoewel op de bij de wet en TARIC voorgeschreven wijze opgeroepen, niet gehoord.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

De rechtbank oordeelt dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van verzoekster en van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart [initialen] LOGISTICS B.V. voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M.D.E. Leppens, lid van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda;
- stelt aan tot curator mr. L.L.M. Prinsen, advocaat te Breda;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht:
bepaalt:
- dat de taken die de wet in een faillissement aan de rechtbank opdraagt, met uitzondering van de tegen de faillietverklaring in te stellen rechtsmiddelen, na deze beslissing en de publicatie daarvan, door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant worden uitgevoerd;
- dat door de griffier een afschrift van dit vonnis en de overige op de zaak betrekking hebbende stukken per post aan de Rechtbank Zeeland-West-Brabant worden gezonden;
- dat de griffier van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant wordt verzocht de ontvangst van genoemd vonnis en genoemde stukken en het overnemen van de behandeling van de zaak schriftelijk te bevestigen aan de griffier van deze rechtbank;
- dat de zaak nadat door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant daaraan een dossiernummer is toegekend uitsluitend met dat nummer zal worden aangeduid;
- dat de curator alleen verslag behoeft uit te brengen aan de benoemde rechter-commissaris en dat alle betrokkenen zich vanaf heden uitsluitend zullen richten tot de Rechtbank Zeeland-West-Brabant dan wel de benoemde rechter-commissaris van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant;
- dat de Rechtbank Rotterdam dit vonnis zal publiceren en dat alle verdere publicaties zullen worden verricht door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, rechter, en in aanwezigheid van
mr. J.J.P. van Wieringen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 april 2020 te
10:15 uur. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende veertien dagen na de dag van deze uitspraak, verzet instellen. Het verzet kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van de rechtbank die van deze zaak kennis moet nemen.