Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
2.De beoordeling
3.De beslissing
mr. J.J.P. van Wieringen, griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 april 2020 te 09:24 uur.
Rechtbank Rotterdam
Op 21 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van de besloten vennootschap HORECA B.V., die een verzoek tot faillietverklaring had ingediend. De rechtbank heeft de procedure behandeld onder de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbanken vanwege de bijzondere omstandigheden door de coronacrisis (TARIC). Aangeefster werd schriftelijk geïnformeerd over de behandeling van het verzoekschrift en diende haar standpunt in via een formulier dat voor 14:00 uur op de dag voorafgaand aan de zitting moest worden ingediend. Dit formulier werd op 16 april 2020 ontvangen.
Tijdens de zitting op 21 april 2020 is de (middellijk) bestuurder van HORECA B.V. telefonisch in raadkamer gehoord. De rechtbank oordeelde dat er summierlijk feiten of omstandigheden waren die aantoonden dat HORECA B.V. in de toestand verkeerde dat zij had opgehouden te betalen. Gelet op de Europese regelgeving was de rechtbank bevoegd om deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen, aangezien het centrum van voornaamste belangen van de vennootschap in Nederland ligt.
De rechtbank verklaarde HORECA B.V. in staat van faillissement en benoemde mr. W.J. Don als rechter-commissaris en mr. J.D. Hartgring als curator. De rechtbank bepaalde dat de taken die de wet in een faillissement aan de rechtbank opdraagt, na deze beslissing door de rechtbank Den Haag zullen worden uitgevoerd. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.C.A.T. Frima, rechter, en in aanwezigheid van mr. J.J.P. van Wieringen, griffier, tijdens de openbare terechtzitting op 21 april 2020.