In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 24 april 2020 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen eiser en gedaagde. Eiser, vertegenwoordigd door Stevens & Partners Legal Real Estate Management, vorderde een totaalbedrag van € 1.941,75 van gedaagde, bestaande uit huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en een boete. Gedaagde, die de huur over de maanden augustus en september 2019 niet had betaald, erkende de huurachterstand maar verzocht om een betalingsregeling vanwege financiële problemen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand van € 1.166,74 over de maanden augustus en september 2019, evenals een bedrag van € 4,70 over juni en juli 2019, onbetwist is. De vordering tot betaling van de huurachterstand werd dan ook toegewezen. Gedaagde's verzoek om de huurachterstand in termijnen te voldoen werd afgewezen, omdat de kantonrechter geen betalingsregeling kon opleggen zonder toestemming van de schuldeiser.
Daarnaast werd de gevorderde boete van € 600,- toegewezen, evenals de wettelijke handelsrente over het verschuldigde bedrag. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde ook verantwoordelijk was voor de buitengerechtelijke incassokosten van € 175,01, aangezien hij niet had gereageerd op aanmaningen tot betaling. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op € 337,47, inclusief griffierecht en kosten voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.