ECLI:NL:RBROT:2020:3758

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2020
Publicatiedatum
23 april 2020
Zaaknummer
C/10/562571 / HA ZA 18-1097
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot dekking van schade na schorsing van verzekeringsovereenkomst door niet-betaalde premie

In deze zaak heeft eiseres, wonende te [woonplaats], een vordering ingesteld tegen Allianz Benelux N.V. naar aanleiding van een geschil over de dekking van schade na een brand in haar woning. Eiseres had een verzekeringsovereenkomst afgesloten bij Allianz, maar de dekking was geschorst omdat zij de premie niet tijdig had betaald. Eiseres stelt dat zij geen aanmaningen heeft ontvangen en dat de verzekering dus niet geschorst was op het moment van de brand. De rechtbank heeft de procedure in gang gezet en partijen hebben hun standpunten uiteengezet. Eiseres heeft betoogd dat Allianz haar niet op de juiste wijze heeft aangemaand, terwijl Allianz zich beroept op opzet tot misleiding door eiseres. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er geen opzet tot misleiding aan de zijde van eiseres was. De rechtbank heeft voorts overwogen dat Allianz mogelijk niet op de wettelijk voorgeschreven wijze heeft aangemaand, wat zou betekenen dat de schorsing van de verzekering niet rechtsgeldig was. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten verder toe te lichten en heeft de beslissing aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/562571 / HA ZA 18-1097
Vonnis van 15 april 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] (Gld),
eiseres,
advocaat mr. J. Bosman te Ede (Gld),
tegen
de naamloze vennootschap naar Belgisch recht
ALLIANZ BENELUX N.V., handelend onder de naam ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING,
gevestigd te Brussel (België), mede kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R.S. Ariëns te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Allianz genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het incidenteel vonnis van 20 maart 2019 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de oproepingsbrief van deze rechtbank van 7 oktober 2019, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de brief van 12 september 2019 zijdens [eiseres] , met bijlagen (producties 10 - 24).
  • het proces-verbaal van comparitie van de zitting, gehouden op 7 november 2019;
  • de akte uitlaten, zijdens Allianz;
  • de akte uitlaten, zijdens [eiseres] , met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[eiseres] heeft via Asforo B.V. (hierna: Asforo) bij Allianz een polis afgesloten onder de naam 'Verzekerd Wonen Pakketverzekering' (hierna: de verzekeringsovereenkomst).
2.2.
De premie bedroeg (in 2013) € 150,96 per jaar en werd per kwartaal betaald op basis van door Allianz verstuurde facturen.
2.3.
Allianz heeft onder meer per brief van 10 april 2018 een factuur aan [eiseres] verstuurd tegen de premiedatum van 1 mei 2018, met een vervaldatum van 31 mei 2018.
2.4.
Een brief van 4 juni 2018 van Allianz aan [eiseres] luidt voor zover van belang:
"Wij maken u erop attent dat wij de premie d.d. 01-05-2018 nog niet hebben ontvangen en dat de betalingstermijn 31-05-2018 is verstreken.
Wellicht is dit aan uw aandacht ontsnapt. Wij stellen u daarom in de gelegenheid om alsnog te betalen. Uw betaling dient uiterlijk 18-06-2018 op onze rekening te zijn bijgeschreven.
Wij wijzen u erop dat als uw betaling op 18-06-2018 nog niet in ons bezit is, wij de dekking met ingang van deze datum schorsen. U bent dan niet meer verzekerd.
Als u niet binnen de termijn betaalt, loopt u ook het risico dat wij uw verzekering beëindigen."
2.5.
Een brief van 21 juni 2018 van Allianz aan [eiseres] luidt voor zover van belang:
"Ook na onze betalingsherinnering d.d. 04-06-2018 hebben wij geen betaling van u ontvangen. De in die brief gestelde termijn is inmiddels verstreken.
Conform de polisvoorwaarden is de dekking geschorst. U bent dus niet meer verzekerd.
U blijft verplicht om het verschuldigde bedrag aan ons te betalen. Graag ontvangen wij vóór 09-07-2018 uw betaling. De dekking wordt weer van kracht op de dag volgend op de dag waarop alle verschuldigde bedragen door ons zijn ontvangen."
2.6.
Op 26 juni 2018 is brand ontstaan in de keuken van [eiseres] (hierna: het brandschade-incident). Als gevolg van de brand is schade ontstaan aan de woning van [eiseres] , met name rook- en roetschade.
2.7.
Op 26 juni 2018 heeft de echtgenoot van [eiseres] , de heer [naam echtgenoot eiseres] , per digitale bankoverschrijving een bedrag van € 51,74 aan Allianz betaald (verwerkingstijd 17:10:13).
2.8.
Op 27 juni 2018 heeft de heer [naam echtgenoot eiseres] , per digitale spoedopdracht nogmaals een bedrag van € 51,74 aan Allianz betaald (verwerkingstijd 06:46:08).
2.9.
Op 27 juni 2018 heeft [eiseres] de brand in haar woning gemeld bij Asforo en haar verzocht dit te melden bij Allianz.
2.10.
Per e-mail van 27 juni 2018 heeft Allianz aan Asforo onder meer geschreven:
"(...)
Wij ontvingen uw schademelding. Wij begrijpen dat u de schade graag vergoed wil zien. Toch moeten wij u teleurstellen en vergoeden wij uw schade niet. In deze mail lichten wij u dat toe.
De schade is niet verzekerd
Op 26 juni 2018 is er brandschade ontstaan in de woning van de klant. Stichting Salvage heeft ons hiervan op de hoogte gesteld.
Waarom is de schade niet verzekerd?
Volgens de polisvoorwaarden is deze verzekering 26 juni 2018 niet geldig. Dit komt doordat de per 1 mei 2018 verschuldigde premie niet is betaald. Op 4 juni 2018 is een betalingsherinnering verzonden. Hierin staat dat de verzekering geldig is tot 18 juni 2018. Op 21 juni 2018 is een tweede betalingsherinnering verzonden waarin staat dat de verzekering niet meer geldig is.
Wilt u klant informeren?
Gezien de ernst van de schade zijn wij bereid om een expert in te schakelen om globaal de schade op te nemen en de klant te adviseren. (...)"
2.11.
Per brief van 29 juni 2018 heeft de advocaat van [eiseres] Allianz gesommeerd om binnen vijf dagen te bevestigen dat Allianz wel dekking biedt.
2.12.
Per brief van 4 juli 2018 heeft Allianz aan (de advocaat van) [eiseres] laten weten dat zij bij haar standpunt zou blijven dat op de schadedatum geen dekking onder de verzekering bestond.

3..Het geschil

3.1.
De vordering van [eiseres] luidt - zakelijk weergegeven - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat de rechtbank:
1. verklaart voor recht dat Allianz de verzekeringsovereenkomst ten onrechte heeft beëindigd, althans geschorst, op grond waarvan Allianz alsnog gehouden is dekking te verlenen voor de schade die [eiseres] heeft geleden en/of in de toekomst nog zal lijden ten gevolge van het brandschade-incident;
2. Allianz zal veroordelen tot betaling van de door [eiseres] ten gevolge van het brandschade-incident geleden schade, nader op te maken bij staat;
3. Allianz zal veroordelen tot het overeenkomstig de verzekeringsovereenkomst taxeren van de door [eiseres] geleden schade ten gevolge van het brandschade-incident;
4. Allianz zal veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een voorschot op de schadevergoeding van € 10.000,00, althans door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vooruitlopend op een definitieve berekening van de door [eiseres] geleden schade in een procedure nader op te maken bij staat;
5. Allianz zal veroordelen tot betaling aan [eiseres] van de door [eiseres] gemaakte buitengerechtelijke incassokosten ex artikel 6:96 lid 2 sub b BW van € 871,20, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen lager bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten;
6. Allianz zal veroordelen tot betaling aan [eiseres] van de door [eiseres] gemaakte buitengerechtelijke incassokosten ex artikel 6:96 lid 2 sub c BW van € 875,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen lager bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten;
7. Allianz zal veroordelen tot betaling van een vergoeding aan [eiseres] in de kosten van deze procedure, en te bepalen dat [eiseres] de wettelijke rente over proceskosten verschuldigd is als zij niet binnen 14 dagen na dagtekening van het wijzen van het vonnis heeft betaald;
8. Allianz zal veroordelen in de nakosten.
3.2.
Het verweer van Allianz strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure, waaronder de nakosten.

4..De beoordeling

4.1.
[eiseres] grondt haar vordering op nakoming door Allianz van haar verplichting uit de verzekeringsovereenkomst tot het verlenen van dekking voor schade als gevolg van een verzekerd voorval. [eiseres] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Anders dan Allianz meent was de (dekking van de) verzekeringsovereenkomst niet geschorst. [eiseres] heeft geen aanmaningen met betrekking tot de verschuldigde premie van 1 mei 2018 of mededeling van schorsing - op 4 juni 2018 en/of 21 juni 2018 - ontvangen. De mededeling van de schorsing van de verzekeringsovereenkomst heeft jegens [eiseres] eerst werking zodra een bericht van die strekking haar heeft bereikt. Het had op de weg van Allianz gelegen om eventuele aanmaningen niet per gewone post, maar per aangetekende post te verzenden. Dat zij dit heeft nagelaten dient voor haar rekening te blijven. Er is dus dekking onder de verzekeringsovereenkomst, zodat Allianz de door [eiseres] als gevolg van de brand geleden schade dient te vergoeden.
4.2.
Allianz beroept zich primair op verval van elk uitkeringsrecht ex artikel 7:941 lid Burgerlijk Wetboek (BW), omdat sprake is geweest van opzet tot misleiding aan de zijde van [eiseres] . Daartoe heeft Allianz aangevoerd dat [eiseres] bewust onjuist heeft verklaard dat de premie in de ochtend van 26 juni 2018 was betaald met het oogmerk te doen voorkomen alsof deze tijdig was betaald, namelijk voor de brand plaatsvond, zodat geen sprake was van schorsing van de verzekering op het moment dat de brand uitbrak. Uit de bankgegevens van [eiseres] volgt echter dat de verwerkingstijd van de betaling, waarvan kan worden aangenomen dat die overeenkomt met het tijdstip van betaling, 17:10:13 uur is. Om 17.01 uur is van de brand in de woning een 112 melding gedaan bij de brandweer. De premie is derhalve kort na het ontstaan van de brand door [eiseres] betaald.
4.3.
Ín reactie hierop heeft [eiseres] aangevoerd dat de in de ochtend gedane betaling wel direct is afgeschreven van de eigen rekening, maar is geplaatst op een tussenrekening van de Rabobank en dat de betaling aan de ING Bank pas op 17:10:13 uur door de Rabobank is verwerkt.
4.4.
Ingevolge artikel 7:941 lid 5 BW vervalt het recht op uitkering indien de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde een verplichting als bedoeld in de leden 1 en 2 niet is nagekomen met het opzet de verzekeraar te misleiden, behoudens voor zover deze misleiding het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt. Lid 1 van dit artikel houdt de verplichting van de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde in om zodra hij van de verwezenlijking van het risico op de hoogte is, of behoort te zijn, hij verplicht is aan de verzekeraar de verwezenlijking te melden. Lid 2 van dit artikel houdt de verplichting van de verzekeringnemer en de tot uitkering gerechtigde in om binnen redelijke termijn de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen welke voor deze van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat er in het onderhavige geval aan de zijde van [eiseres] geen opzet was om de verzekeraar te misleiden. [eiseres] heeft voldaan aan de in de leden 1 en 2 opgenomen verplichtingen. Het stond [eiseres] vrij op ieder moment de achterstallige premie alsnog te voldoen, die immers ook in het geval de dekking was geschorst, verschuldigd bleef.
4.6.
Ter zake de vraag of de dekking was geschorst, hetgeen Allianz als verweer aanvoert, geldt het volgende. [eiseres] stelt dat zij geen aanmaningen of mededeling van schorsing heeft ontvangen. Allianz betwist dat [eiseres] de aanmaning van 4 juli 2018 niet heeft ontvangen.
4.7.
Ingevolge artikel 7:934 BW kan het niet nakomen van de verplichting tot betaling van de vervolgpremie eerst leiden tot beëindiging of schorsing van de verzekeringsovereenkomst of de dekking, nadat de schuldenaar na de vervaldag onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van betaling vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van 14 dagen, aanvangende de dag na aanmaning.
Dit artikel is van dwingend recht in het geval de verzekeringnemer een natuurlijk persoon is die de verzekering afsluit anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf (artikel 7:943 lid 3 BW). Gedaagde is een natuurlijk persoon. Gesteld noch gebleken is dat gedaagde de verzekering beroeps- of bedrijfsmatig heeft afgesloten. Artikel 7:934 BW is in dit geval dus van dwingend recht.
4.8.
Indien Allianz [eiseres] niet op de wettelijk voorgeschreven wijze heeft aangemaand, kan schorsing of beëindiging van de polis reeds daarom niet zijn ingetreden. Dit nog ongeacht de vraag of de aanmaning [eiseres] heeft bereikt.
4.9.
Allianz heeft [eiseres] bij brief van 4 juni 2018 in de gelegenheid gesteld de achterstallige premie te voldoen op uiterlijk 18 juni 2018 en meegedeeld dat als de betaling niet tijdig in haar bezit is, de dekking wordt geschorst. De vraag is of de in bovengenoemde brief genoemde termijn voldoet aan de eisen van artikel 7:934 BW. Partijen hebben zich hier niet over uitgelaten. Alvorens nader te beslissen, zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld dit bij akte alsnog te doen.
4.10.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
stelt [eiseres] in de gelegenheid uiterlijk 29 april 2020 een akte te nemen uitsluitend om te reageren op hetgeen onder 4.9. is overwogen;
5.2.
bepaalt dat Allianz in de gelegenheid wordt gesteld uiterlijk 2 weken daarna een antwoordakte te nemen;
5.3.
houdt voor het overige iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. den Hollander en in het openbaar uitgesproken en ondertekend door de rolrechter mr. J.F. Koekebakker op 15 april 2020.
2111/2872