In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 12 maart 2020 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van twaalf maanden, alsook een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] bij de vader. Tijdens de telefonische behandeling op 10 april 2020 heeft de Raad het verzoek tot uithuisplaatsing ingetrokken. De kinderrechter heeft de ouders en vertegenwoordigers van de betrokken instanties gehoord via een conference call, vanwege de coronamaatregelen die fysieke zittingen onmogelijk maakten.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1], die slechts twee dagen per week naar school gaat en door zijn gedrag zijn huidige school moet verlaten. De ouders zijn in staat om gezamenlijk het ouderschap vorm te geven, maar er zijn zorgen over de betrokkenheid van de vader en het zorgmijdende gedrag van de moeder. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting noodzakelijk is om de kinderen te ondersteunen en te begeleiden.
De kinderrechter heeft besloten om de kinderen onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. Het verzoek om machtiging tot uithuisplaatsing is afgewezen, omdat de Raad dit verzoek heeft ingetrokken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.