ECLI:NL:RBROT:2020:3750

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
22 april 2020
Zaaknummer
C/10/592946 / JE RK 20-678
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de coronamaatregelen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2020 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 3 mei 2020, en de gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om deze verlenging met een jaar te verlengen. Dit verzoek is gedaan in het kader van de zorg voor de ontwikkeling van de kinderen, die ernstig bedreigd wordt door de situatie tussen de ouders. De kinderrechter heeft de zaak telefonisch behandeld, gezien de coronamaatregelen die fysieke zittingen belemmerden. Tijdens de telefonische hoorzitting zijn de kinderen en andere betrokkenen gehoord.

De feiten tonen aan dat de kinderen bij de moeder en stiefvader wonen, terwijl het ouderlijk gezag door beide ouders wordt uitgeoefend. De vader heeft ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat hij zich zorgen maakt over de ontwikkeling van zijn kinderen en het gebrek aan zicht op de thuissituatie. De moeder heeft verweer gevoerd, waarbij zij aanhaalt dat de kinderen niet willen dat hun vader hen ziet, en dat er onvoldoende stappen zijn gezet door de GI om de situatie te verbeteren.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie van de kinderen onveranderd is en dat er een risico bestaat dat zij klem komen te zitten tussen de ouders. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 3 mei 2021, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 22 april 2020. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/592946 / JE RK 20-678
datum uitspraak: 10 april 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2005 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] ,

[naam stiefvader] ,

hierna te noemen de stiefvader, wonende te [woonplaats] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 10 maart 2020, ingekomen bij de griffie op 11 maart 2020,
- de brief van de vader van 31 maart 2020, ingekomen bij de griffie op 8 april 2020.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. De kinderrechter heeft op 10 april 2020 de volgende personen, in een zogenoemde conference call, telefonisch gehoord:
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
De stiefvader, die bij de moeder aanwezig was, is niet gehoord.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zijn hieraan voorafgaand ieder via het telefoonnummer van de moeder afzonderlijk gehoord.
De feitenHet ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de moeder en stiefvader.
Bij beschikking van 25 oktober 2019 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 3 mei 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van één jaar.
De GI heeft het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. De afgelopen periode is er veel hulpverlening ingezet om het contact tussen de ouders te verbeteren en om meer zicht te krijgen op de opvoedsituatie bij de moeder en de stiefvader. Dit is onvoldoende gelukt. De moeder en de stiefvader staan niet meer open voor hulpverlening. Er heeft een begeleid gesprek tussen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] en de vader plaatsgevonden (waarbij zijn partner aanwezig was). Het gesprek is positief verlopen en de kinderen vertoonden weinig weerstand. Zij waren in het gesprek open en eerlijk naar hun vader en de jeugdbeschermer. De GI ziet daarom ruimte voor contactherstel tussen de kinderen en de vader. Het is belangrijk dat kinderen contact hebben met hun beide ouders, de ondertoezichtstelling is hiervoor noodzakelijk.

De standpunten van belanghebbenden

De vader heeft ingestemd met het verzoek. De vader maakt zich zorgen over de ontwikkeling van zijn kinderen. Er is onvoldoende zicht op de thuissituatie bij de moeder en de stiefvader. De moeder en de stiefvader onttrekken zich aan alle hulpverlening. De vader vindt het belangrijk dat er contact is tussen hem en zijn kinderen.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek. In het verleden is er veel gebeurd waardoor de kinderen hun vader niet meer willen zien. Van de moeder mogen de kinderen hun vader zien. De kinderen geven echter duidelijk aan dat zij dit niet willen. Het is belangrijk dat er naar hen geluisterd wordt. Het is van belang dat de kinderen rust ervaren in de opvoeding. Dat is nu niet het geval. De moeder en de stiefvader staan open voor de hulpverlening. De afgelopen periode zijn er echter onvoldoende stappen gezet door de GI, de jeugdbeschermer is maar twee keer bij hen thuis geweest.

De beoordeling

De kinderrechter is van oordeel dat in deze zaak telefonisch horen voldoende is om tot een goed oordeel te komen over het verzoek en zal daarom een beslissing nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.
Uit de overgelegde stukken en de telefonische behandeling is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] nog altijd ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De situatie is de afgelopen periode onveranderd gebleven. Door de voortdurende strijd tussen de ouders dreigen de kinderen klem en verloren te raken. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben al langere tijd geen contact met hun vader. Hoewel zij zelf aangeven dat zij dat niet willen, is dit niet in hun belang.
Het is belangrijk dat de kinderen onbelast contact kunnen hebben met hun beide ouders. Onlangs is er een positief gesprek geweest tussen de jeugdbeschermer, de vader en de kinderen. Het is belangrijk dat de komende periode onderzocht wordt wat de mogelijkheden zijn om het contact tussen de kinderen en de vader vorm te geven. Hiervoor is het van belang dat er een concreet plan wordt opgesteld. Indien de ouders geen medewerking verlenen, is de kinderrechter van oordeel dat er via schriftelijke aanwijzingen moet worden doorgepakt. Gelet op voortdurende problematiek acht de kinderrechter hulpverlening in het vrijwillig kader ontoereikend.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 3 mei 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2020 door mr. M.J.M. Marseille, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 april 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.