ECLI:NL:RBROT:2020:3702

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
C/10/594459 / FA RK 20-2416
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting van crisismaatregel op basis van Wvggz

Op 7 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier had verzocht om de voortzetting van de op 5 april 2020 opgelegde crisismaatregel, omdat betrokkene onwel was geworden na excessief drugsgebruik. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 april 2020 zijn betrokkene en zijn advocaat, mr. A. Rhijnsburger, gehoord. De officier van justitie was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.

De rechtbank heeft de criteria voor de crisismachtiging beoordeeld, zoals vastgelegd in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank concludeerde dat er op dat moment geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel was voor betrokkene. Betrokkene was ontnuchterd en vertoonde een coöperatief gedrag. Hij gaf aan geen last te hebben van verslavingsproblematiek, maar wel van een persoonlijkheidsstoornis en autisme, waarvoor hij onder behandeling was. De behandelaar bevestigde dat de situatie van betrokkene verbeterde.

Op basis van deze bevindingen heeft de rechtbank het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven door mr. M.C. van Dijkhuizen en op 15 april 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594459 / FA RK 20-2416
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 7 april 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboortplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Antes, locatie Bouman aan de Prins Constantijnweg 131, 3066 TA te Rotterdam,
advocaat mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 6 april 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 5 april 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 5 april 2020;
 de medische verklaring opgesteld door drs. S.V. Laurens, psychiater, van 5 april 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 7 april 2020.
Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 betrokkene in het bijzijn van drs. O. Paans, arts;
 mr. A. Rhijnsburger, advocaat van betrokkene.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene is opgenomen met een crisismaatregel omdat hij als gevolg van excessief middelengebruik onwel is geworden. Hij heeft ook na het afgeven van de crisismaatregel extreem agressief gereageerd op de opname. In verband daarmee is betrokkene voor separatie overgebracht naar locatie Poortmolen van Parnassia Groep aan de Poortmolen 121, 2906 RN te Capelle aan den IJssel. Daar is betrokkene ontnuchterd van zijn middelengebruik en inmiddels gaat het beter met betrokkene. Betrokkene geeft aan geen last te hebben van verslavingsproblematiek maar wel te maken te hebben met een persoonlijkheidsstoornis, autisme, waarvoor hij onder behandeling is. Hij wenst deze behandeling ambulant voort te zetten. De behandelaar bevestigt dat er inmiddels sprake is van een rustig, coöperatief beeld. Daarmee is er naar het oordeel van de rechtbank op het moment geen sprake van een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Het verzoek tot geen voortzetting van de crisismaatregel zal om die reden worden afgewezen.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 7 april 2020 mondeling gegeven door mr. M.C. van Dijkhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.W. Wapenaar, griffier, en op 15 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.