ECLI:NL:RBROT:2020:3655

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
8297814 / CV EXPL 20-3968
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over huurachterstand en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 april 2020 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting Woonplus Schiedam en een gedaagde die in persoon procedeerde. De eiseres, Woonplus, had gevorderd de huurovereenkomst te ontbinden en de gedaagde te veroordelen tot ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van € 2.412,59, berekend tot en met januari 2020. Tijdens de procedure heeft de gedaagde erkend dat er een huurachterstand was, maar heeft zij ook aangegeven dat zij sinds september 2019 geen inkomen had en om uitstel van betaling had verzocht.

Op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter vastgesteld dat de gedaagde de huurachterstand volledig heeft voldaan voordat de uitspraak werd gedaan. Hierdoor heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vordering van Woonplus, die was gebaseerd op de huurachterstand, niet meer aan de orde was. De kantonrechter heeft de vordering van Woonplus afgewezen, maar heeft de gedaagde wel veroordeeld in de proceskosten, omdat er ten tijde van de dagvaarding sprake was van een huurachterstand die ontbinding van de huurovereenkomst zou rechtvaardigen. De proceskosten zijn begroot op € 601,96 aan verschotten en € 210,00 aan salaris voor de gemachtigde van Woonplus.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de vordering van Woonplus wordt afgewezen, maar dat de gedaagde in de proceskosten wordt veroordeeld, met de verklaring dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8297814 / CV EXPL 20-3968
uitspraak: 17 april 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Woonplus Schiedam,
gevestigd te Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: M.A. Venegas Carbonell te Schiedam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Woonplus’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 27 januari 2020, met producties;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord van [gedaagde] ;
  • het tussenvonnis van 6 februari 2020 waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
  • de fax van 11 maart 2020 aan de zijde van Woonplus;
  • de fax van 12 maart 2020 aan de zijde van Woonplus.
1.2
Bij fax van 11 maart 2020 heeft Woonplus de kantonrechter bericht dat haar vordering volledig door [gedaagde] is voldaan. Daarnaast verzoekt Woonplus de kantonrechter om de geplande mondelinge behandeling niet door te laten gaan.
1.3
Bij fax van 12 maart 2020 heeft Woonplus de door [gedaagde] verrichte betalingen gespecificeerd en verzocht om vonnis te wijzen over de proceskosten.
1.4
Op de mondelinge behandeling van 12 maart 2020 is [gedaagde] in persoon verschenen. De kantonrechter heeft daarop de inhoud van bovenvermelde faxberichten aan [gedaagde] medegedeeld.
1.5
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis vervolgens bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1
Met ingang van 15 mei 2014 huurt [gedaagde] van Woonplus de woning aan de [adres] (hierna: het gehuurde) tegen betaling van een maandelijks bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van (laatstelijk) € 472,67 per maand.

3..Het geschil

3.1
Woonplus heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het gehuurde te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling aan Woonplus van de door Woonplus genoemde bedragen, waarin begrepen € 2.412,59 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand januari 2020.
3.2
Aan haar vordering heeft Woonplus - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat [gedaagde] een huurachterstand ten bedrage van € 2.412,59 berekend tot en met de maand januari 2020 heeft laten ontstaan. De hoogte van die huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van [gedaagde] om het gehuurde te ontruimen. Aangezien [gedaagde] de vordering van Woonplus ook na aanmaning niet heeft voldaan, is [gedaagde] verder een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
3.3
[gedaagde] heeft de omvang van de door Woonplus gestelde huurachterstand erkend en heeft daarnaast aangevoerd dat zij vanaf september 2019 geen inkomen heeft, dat zij Woonplus om uitstel van betaling heeft verzocht en dat zij met de hulp van een instantie op zoek is naar een baan.

4..De beoordeling

4.1
[gedaagde] heeft de door Woonplus gestelde omvang van de huurachterstand ten bedrage van € 2.412,59 berekend tot en met de maand januari 2020 erkend, zodat in rechte van de juistheid van dat bedrag wordt uitgegaan. [gedaagde] heeft daarnaast geen verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente, zodat die - als op de wet gegrond - toewijsbaar is als onder het dictum staat vermeld. De verschenen rente bedraagt € 19,03 berekend tot 27 januari 2020.
4.2
Woonplus maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet beoordeeld worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Woonplus, althans haar gemachtigde, heeft aan [gedaagde] een aanmaning verzonden, die voldoet aan de in artikel 6:96, zesde lid van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) gestelde eisen. Nu [gedaagde] hieromtrent geen verweer heeft gevoerd, zal van de ontvangst van deze aanmaning door [gedaagde] worden uitgegaan. Daarnaast staat vast dat [gedaagde] niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn tot volledige betaling van de gevorderde hoofdsom is overgegaan. Het gevorderde bedrag van € 75,00 inclusief btw aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is daarom toewijsbaar.
4.3
Gelet op het voorgaande is in totaal een bedrag van € 2.506,62 aan hoofdsom, verschenen rente en vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar. Bij faxen van 11 maart 2020 en 12 maart 2020 heeft Woonplus aangevoerd dat [gedaagde] inmiddels een bedrag van in totaal € 2.836,02, bestaande uit een betaling van € 1.890,68 op 19 februari 2020 en twee betalingen van ieder € 472,67 op 8 maart 2020, aan Woonplus heeft betaald. De vordering van Woonplus is daarmee volledig door [gedaagde] betaald. Aangezien Woonplus de kantonrechter heeft verzocht om enkel over de proceskosten vonnis te wijzen, wordt er in rechte vanuit gegaan dat Woonplus haar vorderingen tot vergoeding van de wettelijke rente vanaf 27 januari 2020, tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot veroordeling van [gedaagde] om het gehuurde te ontruimen en om een gebruikersvergoeding te betalen intrekt.
4.4
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat - nu de gehele vordering van Woonplus inmiddels is voldaan - de vordering van Woonplus wordt afgewezen.
4.5
Aangezien ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding sprake was van een huurachterstand die ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde zou rechtvaardigen, wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van Woonplus. Die proceskosten worden tot aan deze uitspraak begroot op € 601,96 aan verschotten (bestaande uit € 499,00 aan griffierecht en € 102,96 aan explootkosten) en € 210,00 aan salaris voor de gemachtigde van Woonplus (bestaande uit 1 punt à € 210,00).

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonplus begroot op € 601,96 aan verschotten en € 210,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor wat betreft proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
38671