ECLI:NL:RBROT:2020:3654

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
8135119 / CV EXPL 19-46833
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in zorgverzekeringskwestie met betrekking tot betaling van premie en incassokosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 april 2020 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde, die oorspronkelijk was veroordeeld bij verstekvonnis van 29 augustus 2019. Zilveren Kruis had de gedaagde aangesproken voor betaling van een bedrag van € 524,49 aan verzekeringspremie, vermeerderd met rente en incassokosten. De gedaagde heeft verzet aangetekend tegen het verstekvonnis, stellende dat zij geen overeenkomst met Zilveren Kruis had gesloten en dat zij geen facturen had ontvangen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde op 5 september 2019 telefonisch contact heeft gehad met de gemachtigde van Zilveren Kruis, waarbij zij op de hoogte was van de inhoud van het verstekvonnis. De rechter oordeelde dat de gedaagde niet tijdig verzet had ingesteld, omdat de verzettermijn op 5 september 2019 was aangevangen en deze op 2 oktober 2019 was geëindigd. De verzetdagvaarding was pas op 22 oktober 2019 ingediend, waardoor de gedaagde niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzet.

De kantonrechter heeft de gedaagde bovendien veroordeeld in de proceskosten van Zilveren Kruis, die zijn begroot op € 120,00. De uitspraak is gedaan door mr. E.A. Vroom en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8135119 / CV EXPL 19-46833
uitspraak: 17 april 2020
vonnis in verzet van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd te Utrecht,
oorspronkelijk eiseres,
gedaagde in verzet,
gemachtigde: Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders B.V. te Groningen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
oorspronkelijk gedaagde,
eiseres in verzet,
gemachtigde: SJD-Legal te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Zilveren Kruis’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het inleidend exploot van dagvaarding van 23 juli 2019, met een productie;
  • het verstekvonnis van 29 augustus 2019;
  • de verzetdagvaarding van 22 oktober 2019;
  • de conclusie van antwoord in oppositie, met producties;
  • de conclusie van repliek in oppositie.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Bij onder zaaknummer 7960956 \ CV EXPL 19-34127 gewezen verstekvonnis van 29 augustus 2019 (hierna: het verstekvonnis) werd [gedaagde] overeenkomstig de eis van Zilveren Kruis veroordeeld tot betaling aan Zilveren Kruis van € 646,52, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 524,49 vanaf 11 juli 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

3..Het geschil

3.1
Zilveren Kruis heeft bij oorspronkelijke dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 524,49 aan hoofdsom, te vermeerderen met € 26,84 aan verschenen rente berekend tot 11 juli 2019, de wettelijke rente vanaf 11 juli 2019 en € 95,19 inclusief btw aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan de eis heeft Zilveren Kruis - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. Tussen Zilveren Kruis als zorgverzekeraar en [gedaagde] als verzekeringneemster is een basiszorgverzekering en/of aanvullende zorgverzekering tot stand gekomen. Uit hoofde daarvan is [gedaagde] aan Zilveren Kruis onder meer verzekeringspremie verschuldigd. Zilveren Kruis heeft bij afzonderlijke facturen in totaal een bedrag van € 524,49 aan verzekeringspremie bij [gedaagde] in rekening gebracht. [gedaagde] heeft deze facturen onbetaald gelaten. Aangezien de betalingstermijn van de facturen is verstreken, is [gedaagde] wettelijke rente verschuldigd. Daarnaast is [gedaagde] een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd, omdat zij de vordering van Zilveren Kruis ook na aanmaning niet heeft betaald.
3.3
[gedaagde] heeft gevorderd haar te ontheffen van de bij het verstekvonnis tegen haar uitgesproken veroordeling, het verstekvonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vordering van Zilveren Kruis af te wijzen, met veroordeling van Zilveren Kruis in de proceskosten.
3.4
Daartoe heeft [gedaagde] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd.
Het verstekvonnis is op 17 oktober 2019 aan [gedaagde] betekend, zodat [gedaagde] tijdig in verzet is gekomen.
[gedaagde] heeft geen overeenkomst met Zilveren Kruis gesloten. [gedaagde] betwist daarom de verschuldigdheid van de door Zilveren Kruis gevorderde hoofdsom. Daarnaast heeft [gedaagde] geen facturen van Zilveren Kruis ontvangen, zodat een eventuele vordering van Zilveren Kruis op [gedaagde] niet opeisbaar is. Tot slot is [gedaagde] niet bekend met door Zilveren Kruis voor haar verrichte werkzaamheden of aan haar geleverde diensten, zodat [gedaagde] ook daarom niet gehouden is om een eventuele vordering van Zilveren Kruis te betalen.
Zilveren Kruis heeft geen (bijzondere) incassowerkzaamheden verricht die naast een proceskostenveroordeling voor vergoeding in aanmerking komen. Daarnaast heeft [gedaagde] geen betalingsherinneringen, aanmaningen of veertiendagenbrief ontvangen.

4..De beoordeling

4.1
Het meest ver strekkende verweer van Zilveren Kruis is dat [gedaagde] niet tijdig verzet heeft ingesteld en dat zij daarom niet-ontvankelijk in haar verzet moet worden verklaard.
4.2
Op grond van artikel 143 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) kan de gedaagde die bij verstek is veroordeeld daartegen verzet doen. Op grond van artikel 143 lid 2 Rv moet het verzet worden gedaan binnen vier weken (1) na betekening van het vonnis aan de veroordeelde in persoon of (2) na het plegen door de veroordeelde persoon van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan haar bekend is. De maatstaf van artikel 143 lid 2 Rv houdt in dat de veroordeelde zelf een handeling moet hebben verricht waaruit ondubbelzinnig valt op te maken dat zij over voldoende gegevens beschikte met betrekking tot (de inhoud van) haar veroordeling om zich daartegen tijdig en adequaat te kunnen verzetten (Hoge Raad 9 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ0652). Buiten deze gevallen vangt de termijn waarbinnen het verzet moet worden gedaan op grond van artikel 143 lid 3 Rv aan (3) op de dag waarop het vonnis ten uitvoer is gelegd.
4.3
Vast staat dat het verstekvonnis op 17 oktober 2019 in persoon aan [gedaagde] is betekend. In beginsel heeft [gedaagde] haar verzet dan ook tijdig ingesteld. Beoordeeld moet worden of [gedaagde] een daad van bekendheid met het verstekvonnis heeft gepleegd (ex artikel 143 lid 2 Rv), ten gevolge waarvan de verzettermijn op een zodanig - eerder dan 17 oktober 2019 gelegen - moment is aangevangen dat zij haar verzet niet tijdig heeft ingesteld.
4.4
De maatstaf van artikel 143 lid 2 Rv dat de veroordeelde zelf een handeling moet hebben verricht waaruit ondubbelzinnig valt op te maken dat zij over voldoende gegevens beschikte met betrekking tot (de inhoud van) haar veroordeling houdt niet in dat de veroordeelde het vonnis (in schriftelijke vorm) ontvangen moet hebben of dat de volledige tekst haar is medegedeeld. Het is voldoende als zij weet van het bestaan van het vonnis, met inbegrip van de gegevens: op vordering van wie en door welke rechterlijke instantie zij is veroordeeld, en waartoe.
4.5
Zilveren Kruis heeft daartoe, onder overlegging van twee telefoonnotities, gesteld dat [gedaagde] en haar gemachtigde op 5 september 2019 telefonisch contact hebben opgenomen met de gemachtigde van Zilveren Kruis. Tijdens dat telefoongesprek heeft [gedaagde] inhoudelijk verweer gevoerd tegen het verstekvonnis. [gedaagde] was dan ook op de hoogte van de inhoud en de strekking van dat vonnis. Later diezelfde dag heeft de gemachtigde van Zilveren Kruis wederom contact opgenomen met de gemachtigde van [gedaagde] en de vordering en het verstekvonnis besproken, waarbij de gemachtigde heeft aangegeven dat [gedaagde] in verzet wenst te gaan.
[gedaagde] heeft hiertegen aangevoerd dat zij nimmer zelf met Zilveren Kruis of diens gemachtigde contact heeft opgenomen naar aanleiding van het verstekvonnis. In die gesprekken is bovendien slechts in algemene zin over het verstekvonnis gesproken.
4.6
Anders dan [gedaagde] heeft gesteld, vermeldt de door Zilveren Kruis overgelegde telefoonnotitie van het eerste gesprek “
Tel derde: dhr. Wasylow (..) samen met debiteur”, wat erop duidt dat zij zelf ook aan dat gesprek heeft deelgenomen. [gedaagde] heeft verder niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken dat op dat op 5 september 2019 in ieder geval tweemaal telefonisch contact heeft plaatsgevonden tussen haar gemachtigde en de gemachtigde van Zilveren Kruis over het verstekvonnis, waarbij haar gemachtigde heeft aangegeven dat [gedaagde] in verzet wil gaan. Op grond hiervan is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] op 5 september 2019 op de hoogte was van de inhoud en de strekking van het verstekvonnis en in ieder geval bekend was met de onder rechtsoverweging 4.4 vermelde gegevens, te weten op vordering van wie en door welke rechterlijke instantie [gedaagde] is veroordeeld, en waartoe. Zonder deze gegevens valt immers niet in te zien op grond waarvan [gedaagde] zou hebben besloten om in verzet te gaan tegen het verstekvonnis.
4.7
De verzettermijn is daarmee op grond van artikel 143 lid 2 Rv op 5 september 2019 aangevangen en deze is vier weken later, op 2 oktober 2019, geëindigd. De advocaat van [gedaagde] heeft de verzetdagvaarding pas op 22 oktober 2019 namens [gedaagde] uitgebracht en heeft het verzet namens [gedaagde] dan ook niet tijdig ingesteld.
4.8
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] niet-ontvankelijk is in het verzet. De overige stellingen en verweren van partijen behoeven daarom geen bespreking meer.
4.9
Aangezien [gedaagde] niet-ontvankelijk wordt verklaard, wordt zij veroordeeld in de proceskosten van Zilveren Kruis in de verzetprocedure. Die proceskosten worden begroot op € 120,00 aan salaris voor de gemachtigde van Zilveren Kruis (bestaande uit 1 punt á € 120,00).

5..De beslissing

De kantonrechter:
verklaart [gedaagde] niet-ontvankelijk in haar verzet;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten in de verzetprocedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis begroot op € 120,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
38671