Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 30 mei 2016 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- het schriftelijk verzoek van Kolmar van 26 augustus 2016 om tussentijds hoger beroep van het tussenvonnis van 30 mei 2016 toe te staan, de schriftelijke reactie daarop van Odfjell van 7 september 2016, het proces-verbaal van de zitting waarbij dat verzoek is behandeld van 15 november 2016, alsmede de schriftelijke beslissing d.d. 30 november 2016;
- de conclusie van repliek in conventie van Kolmar, met producties;
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van Odfjell, met producties;
- de conclusie van dupliek in reconventie van Kolmar, met producties;
- de akte uitlating producties in conventie en in reconventie van Odfjell;
- de akte houdende producties en wijziging eis van Kolmar, met producties;
- de akte houdende producties van Kolmar, met producties;
- het pleidooi en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitnotities.
2.De verdere beoordeling
in conventie
gross negligenceaan de zijde van Odfjell, terwijl van andere, bijzondere omstandigheden die maken dat Odfjell geen beroep toekomt op de exoneratie niet is gebleken.
gross negligenceontbrak.
RVP Analyzerzes maanden zou vergen. Uit deze interne documenten van Odfjell volgt volgens Kolmar dat Odfjell exact wist wat er nodig was om butaniseren weer mogelijk te maken en hoeveel tijd dat zou kosten. Omdat het butaniseerproject in augustus 2012
on holdis gezet door Odfjell en in oktober 2012 nog steeds
on holdstond, wist Odfjell dat butaniseren per 1 april 2013 uitsluitend mogelijk zou zijn als het project op korte termijn zou worden hervat. Dat is volgens Kolmar evenwel niet gebeurd, terwijl ook nimmer goedkeuring is gegeven door het management van Odfjell voor de gevraagde investering in het project.
on holdheeft gestaan. Odfjell wijst erop dat zij op 9 augustus 2012 Haskoning DHV Nederland B.V. opdracht heeft gegeven om tekeningen en een procesbeschrijving van het butaniseersysteem van commentaar te voorzien, dat op 4 september 2012 een definitief rapport is uitgebracht door Tebodin naar aanleiding van een opdracht van Odfjell tot een “simulatiestudie waterslag” en dat Odfjell op 13 september 2012 een nieuwe planning heeft gemaakt waarin onder meer de uitkomsten van het rapport van Tebodin zijn verwerkt. Voorts zijn volgens Odfjell de in het rapport van Tebodin voorgestelde
pressure relief valvesook daadwerkelijk besteld. Daarenboven geldt volgens Odfjell dat het installeren van de
RVP Analyzergeen noodzakelijke maatregel was. De
RVP Analyzerwerd niet geëist door de autoriteiten en kon eventueel ook later nog geplaatst worden, aldus Odfjell. De levertijd van de
RVP Analyzerwas volgens Odfjell dus niet bepalend voor de termijn waarbinnen gebutaniseerd zou kunnen worden.
RVP Analyzer. Niet betwist is op zichzelf dat hiermee ongeveer 5,5 maand gemoeid zou zijn. Uit de stukken valt af te leiden dat Odfjell intern onderzoek heeft gedaan naar het nut van het installeren van een
RVP Analyzer, de
RVP Analyzerheeft betrokken in een kosten-batenanalyse en een interne investeringsaanvraag ter zake heeft gedaan.
RVP Analyzereen voor het hervatten van het butaniseerproces noodzakelijke maatregel was, ook niet in samenhang met de berichten die Odfjell van de autoriteiten heeft ontvangen naar aanleiding van de
shut down. Vast staat dat aan Odfjell op 5 april 2012 een last onder dwangsom is opgelegd die inhield dat Odfjell weer mocht butaniseren als er door Odfjell maatregelen werden getroffen ter voorkoming van incidenten. Deze maatregelen dienden te worden getoetst door middel van een Hazop-studie. In de brief van 26 juli 2012 heeft DCMR naar aanleiding van de door Odfjell uitgevoerde Hazop-studie aangegeven welke acties Odfjell diende uit te voeren, te weten “de rode acties”. Hiermee wordt kennelijk gedoeld op de in het rood weergegeven
Mitigated Risksop de Hazop-worksheet (productie 122 van Odfjell). Die in rood weergegeven
Mitigated Risksduiden op het bestaan van ontoelaatbare restrisico’s, na toetsing van de door Odfjell voorgestelde beheersmaatregelen. Voor die ontoelaatbare restrisico’s moesten nadere maatregelen getroffen worden. Daarvoor zijn in het kader van de Hazop-studie aanbevelingen gedaan, welke op de Hazop-worksheet zijn aangeduid als
Hazop Recommendations. Eén van die aanbevelingen is het installeren van de
RVP Analyzer.
RVP Analyzerhet butaniseren niet kon worden hervat, volgt hieruit niet. In de stukken zijn geen aanwijzingen te vinden dat de autoriteiten specifieke maatregelen, zoals het installeren van een
RVP Analyzer, hebben voorgeschreven aan Odfjell. Dat lag ook niet voor de hand, nu er geen specifieke regelgeving bestond voor het butaniseren. Het incident dat zich bij Odfjell had voorgedaan noopte tot het wijzigen van de bestaande technieken om dergelijke incidenten in de toekomst te voorkomen. Op welke wijze dat gebeurde was in beginsel ter keuze van Odfjell, zolang Odfjell onderbouwd kon aantonen dat de door haar te treffen maatregelen tot de door de autoriteiten gewenste beperking van de risico’s zouden leiden. Dat Odfjell onmogelijk zou kunnen herstarten met het butaniseren zonder de
RVP Analyzeren dat Odfjell zich daar bovendien bewust van was, staat dan ook niet vast. Ook hier geldt wellicht dat Odfjell in het najaar van 2012 om haar mogelijkheden om zonder het installeren van de
RVP Analyzerte kunnen herstarten heeft overschat. Dat is evenwel onvoldoende om aan te nemen dat Odfjell wist dat butaniseren per 1 april 2013 niet zou lukken en dat Kolmar daardoor schade zou lijden. Hetgeen Kolmar daarover naar voren heeft gebracht, geeft geen aanleiding tot een nieuwe bewijsopdracht op dat punt.
grofnalatig maakt ontbreekt en er is dus onvoldoende om grove schuld aan te nemen.
storage and handlingen niet op het niet beschikbaar stellen van de (technische) mogelijkheid tot butaniseren. Dit is een nieuw verweer dat Kolmar voor het eerst heeft gevoerd na het tussenvonnis van 30 mei 2016. De leer van de bindende eindbeslissing alsmede de eisen van een goede procesorde staan eraan in de weg dat de rechtbank dat verweer (alsnog) beoordeelt.
(demurrage), de BP Oil Claim, de BP Oil Claim II, de vordering ter zake de achteruitgang van product, de vordering tot terugbetaling van aan Odfjell betaalde factuurbedragen en de door Kolmar gevorderde deskundigenkosten. Deze vorderingen zullen hieronder worden besproken. De BP Oil Claim II wordt besproken bij de vordering tot vergoeding van
demurragemet betrekking tot de [naam vaartuig 31] .
demurrage. Kolmar heeft daaraan ten grondslag gelegd dat Odfjell bij de tussen partijen gesloten
Storage and Operational Agreementvan begin december 2012 (hierna ook: de Overeenkomst) de verplichting op zich heeft genomen tankcapaciteit beschikbaar te stellen aan Kolmar en in het verlengde daarvan het mogelijk te maken om schepen te lossen en laden op haar terminal. In die verplichting is Odfjell volgens Kolmar ernstig en systematisch tekortgeschoten. Kolmar heeft in dat kader aangevoerd dat met grote regelmaat sprake was van defecten op de terminal van Odfjell, dat toezeggingen door Odfjell niet werden nagekomen en dat zich rondom het laden en lossen veelvuldig miscommunicaties voordeden. Daardoor kon Kolmar niet laden en lossen binnen de laad- en lostijd die zij had afgesproken met haar contractspartners. Dat leidde ertoe dat Kolmar overliggelden (
demurrage) verschuldigd werd. Nu dat het gevolg is van het tekortschieten van Odfjell, dienen deze overliggelden door Odfjell te worden vergoed aan Kolmar, aldus Kolmar.
demurragecontractueel is uitgesloten. Odfjell wijst in dat kader op artikel 57 lid 2 aanhef en onder a van de VOTOB-voorwaarden, waarin vergoeding van
demurrageis uitgesloten en dat als volgt luidt:
demurragehet gevolg van grove nalatigheid aan de zijde van Odfjell. Kolmar heeft aangevoerd dat de problemen die zij ondervond bij het laden en lossen op de terminal van Odfjell van zodanige aard en omvang waren dat geen sprake was van normale, voorzienbare risico’s. Het ontbrak bij Odfjell aan deugdelijke procedures, Odfjell had onvoldoende personeel beschikbaar en er werd geen of slechts gebrekkig onderhoud uitgevoerd aan de installaties, aldus Kolmar.
demurrageis uitgesloten tussen partijen is overeengekomen. In beginsel zijn partijen daaraan dan ook gebonden en komt aan Odfjell het recht toe zich op dat beding te beroepen ter afwering van de vordering tot vergoeding van
demurrage.Kolmar bepleit in de kern dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Odfjell zich op dit beding beroept.
demurragewerd uitgesloten.
demurrageclaims dient dus, tegen de achtergrond van het voorgaande, afzonderlijk te worden beoordeeld.
reformatein tank 905 gepompt. Dat werd ontdekt tijdens het laden van de nafta uit tank 905 in de [naam vaartuig 1] . Het laden is toen stilgelegd, het reeds in de [naam vaartuig 1] geladen product is in tank 916 gepompt, evenals de onderste laag van tank 905, waarna alsnog (de rest van) tank 905 in de [naam vaartuig 1] is geladen. Dat heeft tot een langere laadtijd van 1 dag, 9 uur en 50 minuten en extra (overliggeld)kosten tot een bedrag van $ 21.143,75 geleid.
demurrageclaims onverkort. Voor zover de vertraging veroorzaakt is door het niet gebruiksklaar zijn van de VRU staat, gelet op de betwisting hiervan door Odfjell, niet vast dat sprake is van een defect.
demurrageheeft uitgesloten. Bij conclusie van antwoord heeft Odfjell voorts tegen deze vordering ingebracht dat, mocht er al sprake zijn van schade, deze een gevolg is van het niet volgen van de tussen partijen afgesproken nominatieprocedure door Kolmar en van het tegen de afspraken in
board-to-boardladen. Odfjell heeft voorts gewezen op artikel 14 van de VOTOB-voorwaarden, dat Odfjell de mogelijkheid geeft om steeds wanneer zij dat mogelijk of raadzaam acht, werkzaamheden te verrichten aan de terminal.
board-to-boardladen, maar uitsluitend het gevolg is van de vertraging door de onderhoudswerkzaamheden en de reparatie van de VRU.
demurragevoor de [naam vaartuig 5] . Niettemin verwijt zij Odfjell wel een deel van de vertraging, omdat die zou zijn ontstaan door de gebrekkige installaties van Odfjell en het daaraan gepleegde onderhoud. Daarvoor vordert zij schadevergoeding. De rechtbank wijst echter ook dat deel van de vordering af. Artikel 14 van de VOTOB-voorwaarden brengt mee dat het Odfjell vrij stond onderhoud en noodzakelijke reparaties uit te voeren zonder voorafgaande toestemming van Kolmar, zodat het beroep op de VOTOB-voorwaarden ten aanzien van deze schadepost op vergelijkbare gronden als hiervoor uiteengezet toelaatbaar is.
(april 2013) ad $ 10.613,54
demurragevan de [naam vaartuig 9] deelt dat lot.
demurrageclaim heeft Kolmar ten grondslag gelegd dat de [naam vaartuig 10] bij aankomst op de terminal van Odfjell haar lading TAME niet kwijt kon omdat de kleine tanks nog niet beschikbaar waren, hoewel Odfjell desgevraagd had bevestigd dat op haar terminal TAME kon worden opgeslagen. De [naam vaartuig 10] arriveerde op 29 mei 2013 en kon uiteindelijk pas met het beschikbaar worden van de kleine tanks op 29 juni 2013 haar (volledige) lading lossen. Bij e-mailbericht van 7 juni 2013 heeft Odfjell erkend de hiermee verband houdende overliggelden verschuldigd te zijn. Die erkenning volgt volgens Kolmar ook uit het document dat Odfjell als productie 96 heeft overgelegd.
[naam vaartuig 10] demurrage claim € 291.041,67
Wachttijden 30 mei t/m 29 juni 2013”
demurrageclaim van Kolmar berekend over de periode vanaf 30 mei 2013 tot en met 29 juni 2013 te vergoeden, nu deze periode in laatst vermeld bericht expliciet is genoemd, zonder enig voorbehoud. Odfjell heeft geen omstandigheden gesteld die maken dat Kolmar dat bericht niet zo mocht opvatten. Dat het bericht niet meer is dan een weergave van een oud-medewerker van Odfjell is daarvoor onvoldoende. Het van Odfjell afkomstige bericht is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar en voorzien van een handtekening. Kolmar mocht dan ook uitgaan van de juistheid van het bericht. Kolmar heeft dus aanspraak op het bedrag voor de periode van 30 mei tot en met 29 juni 2013, dat – zo is niet betwist – € 276.224,85 bedraagt. Dat bedrag is in beginsel toewijsbaar.
demurrageclaim ten grondslag gelegd dat de [naam vaartuig 11] haar lading eind mei 2013 moest lossen in de kleine tanks maar dat deze kleine tanks pas beschikbaar waren eind juni 2013.
Volgens Kolmar is het grof nalatig dat Odfjell de [naam vaartuig 12] met nafta eerst accepteerde, maar na aankomst van de [naam vaartuig 12] alsnog de geschiktheid van de tank voor nafta wilde controleren en dat een en ander zoveel tijd nam.
demurrageclaim van de [naam vaartuig 11] geoordeeld dat van een toerekenbare tekortkoming van Odfjell ten aanzien van het niet beschikbaar zijn van de kleine tanks geen sprake is. Op dezelfde gronden als daar weergegeven is ook de
demurrageclaim van de [naam vaartuig 13] , die immers ook de (on)beschikbaarheid van de kleine tanks betreft, niet toewijsbaar.
demurrageomdat de [naam vaartuig 16] vertraagd werd doordat Odfjell aangaf dat de lading SBA van de [naam vaartuig 16] niet geaccepteerd werd toen het schip al onderweg was. Enkele dagen daarvoor had Odfjell nog laten weten dat de [naam vaartuig 16] geaccepteerd werd. Daarnaast werd de [naam vaartuig 16] vertraagd doordat Odfjell onjuiste en onvolledige informatie verstrekte over douaneformaliteiten. Volgens Kolmar was Odfjell op grond van de Overeenkomst gehouden de douanedocumentatie te verzorgen. Kolmar wilde dat de uit China afkomstige SBA een T1-status zou krijgen, hetgeen betekent dat het product zou worden gezien als een product dat in Rotterdam slechts werd doorgevoerd en niet bestemd was voor (invoer in) Europa. In dat geval hoeven geen invoerrechten te worden betaald. Dat ging evenwel mis doordat Odfjell Kolmar ten onrechte heeft voorgehouden dat het blenden van een T2-product met een T1-product tot een T1-status van de blend zou leiden. Odfjell wist dat dit niet klopte maar heeft nagelaten deze fout tijdig te corrigeren, waardoor vertraging is ontstaan. Die vertraging is volgens Kolmar het gevolg van grove nalatigheid van Odfjell.
demurrageclaim wordt dan ook afgewezen.
demurrageclaim ten grondslag gelegd dat Odfjell Kolmar er nooit op heeft gewezen dat niet alle tanks op de terminal van Odfjell geschikt waren om TAME op te slaan. Dat werd pas duidelijk een dag voor de met TAME geladen [naam vaartuig 20] bij Odfjell arriveerde, aldus Kolmar. Kolmar had tank 911 genomineerd voor de lading van de [naam vaartuig 20] . Die tank bleek evenwel ongeschikt. De volgens Odfjell wel geschikte tanks waren reeds in gebruik. Eén van die tanks moest eerst worden leeggepompt alvorens de [naam vaartuig 20] kon lossen. Volgens Kolmar heeft Odfjell grof nalatig gehandeld door eerst aan te geven dat TAME gelost kon worden maar later, toen de [naam vaartuig 20] al gearriveerd was, met opslagrestricties te komen. Als Odfjell Kolmar daarvan eerder op de hoogte had gesteld, had Kolmar voor dat probleem een oplossing kunnen vinden.
board-to-boardoperaties met de [naam vaartuig 20] uitvoeren. Omdat de vertraging van de [naam vaartuig 20] het gevolg was van grove schuld, is ook de vertraging van de [naam vaartuig 21] te wijten aan grove schuld van Odfjell.
demurrageclaim van de [naam vaartuig 20] heeft overwogen, oordeelt de rechtbank dat ook de claim ten aanzien de [naam vaartuig 21] niet kan worden toegewezen. Grove schuld is niet onderbouwd of gebleken. Het beroep van Odfjell op de exoneratie houdt op de gronden als weergegeven onder 2.6.4 stand.
tank-to-tank-transfers, waardoor Kolmar niet wist welke acties exact waren uitgevoerd, aldus Kolmar. Volgens Kolmar is de vertraging van de [naam vaartuig 22] het gevolg van een opeenvolging van blunders van Odfjell. Odfjell was niet in staat de basisfaciliteiten aan te bieden die van een tankterminal verwacht mogen worden. Dat is volgens Kolmar grof nalatig.
demurrageclaim ten grondslag gelegd dat Odfjell zonder duidelijke redenen de leidingen van tank 906 had schoongemaakt, voordat de [naam vaartuig 26] daarin pure EBOB moest laden. Dat deed Odfjell zonder instructie van Kolmar en zonder Kolmar daarover te informeren. De wijze waarop dat schoonmaken plaatsvond, maakte dat er een risico was dat de EBOB gecontamineerd zou kunnen raken. Dat leidde ertoe dat de kwaliteit van tank 906 moest worden gecheckt, alvorens de [naam vaartuig 26] haar lading erin loste. De [naam vaartuig 26] raakte daardoor vertraagd. Dat Odfjell besloot de pijpleiding te reinigen en onbekend product in tank 906 te laden, is volgens Kolmar grof nalatig.
blending operationsstil te leggen. Toen de [naam vaartuig 30] alsnog kon lossen, weigerde Odfjell de nominatie te verwerken. Daardoor ontstond nog meer vertraging. De handelswijze van Odfjell is niet in lijn met haar toezegging dat zou worden voorzien in
suitable facilities and technical personnelen grof nalatig, aldus Kolmar.
demurrageclaim ten grondslag gelegd dat de [naam vaartuig 31] niet kon aanleggen en laden omdat er een probleem was met het VRU-systeem dat onmiddellijk gerepareerd moest worden. Daarna liet Odfjell de [naam vaartuig 31] nog langer wachten door twee andere schepen prioriteit te geven. Volgens Kolmar is de vertraging van de [naam vaartuig 31] te wijten aan grove nalatigheid van Odfjell, gelet op het grote aantal keren dat de VRU kapot was of niet goed werkte.
demurrageclaim van de [naam vaartuig 31] – op schade die Kolmar stelt te hebben geleden door vertraging van de [naam vaartuig 31] . In artikel 57 lid 2 sub a VOTOB-voorwaarden is niet alleen aansprakelijkheid voor
demurrageuitgesloten, maar ook andere schade of kosten verband houdend met het niet tijdig kunnen bedienen van schepen. Hetgeen Kolmar heeft aangevoerd over de oorzaak van de vertraging is onvoldoende voor grove schuld. De vertraging is veroorzaakt door een defect aan een installatie. Zonder nadere toelichting, die Kolmar niet heeft gegeven, valt niet in te zien dat Odfjell hieraan grove schuld heeft. Ook hier geldt, op dezelfde gronden als weergegeven onder 2.6.4 dat het beroep op de exoneratie stand houdt.
demurrageclaim is daarom niet toewijsbaar.
Van de door Kolmar ingestelde
demurragevorderingen staat thans vast dat de claim betrekking hebbend op de [naam vaartuig 10] ad € 271.224,85, op grond van nakoming van een nader gesloten overeenkomst, toewijsbaar is. Ten aanzien van de [naam vaartuig 30] (r.o. 2.35) en de [naam vaartuig 27] (r.o. 2.31) zal de zaak worden verwezen naar de rol voor het nemen van een akte, zodat Odfjell kan reageren op (alleen) de stellingen van Kolmar ten aanzien van deze kwesties.
dedicated shoreline, dat wil zeggen een separate leiding waardoor zuivere producten konden worden geleid. Op grond van artikel 6.1 van de Storage Agreement heeft Kolmar slechts aanspraak op een
common linewaardoor ook producten van andere klanten worden geleid. Als Kolmar zuivere nafta wilde opslaan en overpompen bij Odfjell, had Kolmar om een
dedicated linemoeten vragen, aldus Odfjell. Dat Kolmar zuivere nafta moest leveren aan BP Oil was bovendien volgens Odfjell niet bekend bij Odfjell.
common linezat dat pure nafta kon vervuilen. Dat Odfjell dit in één geval heeft gedaan betekent evenwel niet dat er op Odfjell ook een verplichting rustte dat in elk voorkomend geval te melden bij Kolmar. Dat Odfjell op dit punt een bestendige gedragslijn hanteerde, waarop Kolmar mocht vertrouwen, valt daaruit niet af te leiden.
Uit de overeenkomst volgt dat Odfjell zich heeft verbonden tankcapaciteit aan Kolmar ter beschikking te stellen. Het gaat om zeven tanks van verschillende afmetingen. In het
addendum: Services and Feesbij deze overeenkomst, waarin de huurbedragen voor de tanks zijn opgenomen, is onder
Included Services(onder meer) opgenomen
Homogenizing of product in tank by means of mixers.
Blending by way of shore tank mixers[is]
standard industry practice”, maar daarmee is op zichzelf niets gezegd over de noodzaak tot het aanhouden van een bepaalde volgorde bij het toevoegen van de verschillende benzinecomponenten in de tanks om daadwerkelijk met de mixers een homogene mix te kunnen maken. Door Kolmar is niet betwist dat het hier om algemene branchekennis gaat waarvan zij op de hoogte was/moest zijn. Nu dit alles door Kolmar niet is betwist, moet er in rechte vanuit gegaan worden dat de betekenis van de mixers, ten opzichte van de volgorde van toevoegen van componenten, uiterst beperkt was. Dat leidt tot de conclusie dat de werkelijke waarde van de door Odfjell wel naar behoren geleverde prestatie – de ter beschikking stelling van tanks – voor Kolmar niet in relevante mate afweek van hetgeen de overeenkomst meebracht in de periodes dat de mixers niet (optimaal) functioneerden. Dat betekent dat de op Odfjell rustende ongedaanmakingsverbintenis als gevolg van de gedeeltelijke ontbinding door Kolmar vanwege de niet (optimaal) werkende mixers nihil is.
- factuur [factuurnummer 7] van 26 juni 2013 ad € 5.708,53;
- factuur [factuurnummer 8] van 26 juni 2013 ad € 4.813,47;
- factuur [factuurnummer 9] van 18 juli 2013 ad € 8.218,07.
blendsontstonden. Daarop zien de facturen [factuurnummer 7] en [factuurnummer 8] . Zij betreffen dezelfde kwestie als ten aanzien van factuur [factuurnummer 1] , waarbij Odfjell de huur voor (onder meer) tank 906 en 915 in rekening heeft gebracht (en waarvan een gedeelte door Kolmar is teruggevorderd vanwege niet werkende mixers). Voor deze werkzaamheden kan Odfjell geen bedragen in rekening brengen bij Kolmar. Daarom vordert Kolmar de betreffende, reeds door haar betaalde bedragen als onverschuldigd betaald terug van Odfjell.
blendte maken. Bij een onjuiste laadvolgorde van de componenten van een
blend, is het volgens Odfjell onmogelijk met de mixers alsnog homogeniteit te bereiken. Overpompen is dan de enige manier om een homogene mix te krijgen. Die situatie deed zich hier voor, aldus Odfjell, zodat de kosten voor het overpompen voor rekening en risico van Kolmar komen.
blendte krijgen. Van onverschuldigde betaling is daarmee geen sprake. In beginsel dient Kolmar de hiervoor door Odfjell in rekening gebrachte bedragen dan ook te dragen.
blendniet het gevolg van een niet-werkende mixer, maar van een onjuiste laadvolgorde van de componenten van de te maken
blend.Kolmar heeft in het licht van deze stellingen onvoldoende onderbouwd dat de mixers in de hier bedoelde gevallen, gelet op de door Kolmar gehanteerde laadvolgorde van de componenten, voor een homogene
blendhadden kunnen zorgen. Het lag op haar weg te stellen en onderbouwen dat de gehanteerde recepten wel deugden en het gebrek aan homogeniteit van de
blendin dit geval aan de mixers lag. Bij gebreke daarvan moet ervan worden uitgegaan dat de hier bedoelde, door Odfjell verrichte en bij Kolmar in rekening gebrachte werkzaamheden, niet verband houden met niet (goed) werkende mixers. Dat betekent dat Kolmar de voor deze werkzaamheden in rekening gebrachte bedragen dient te dragen. De vordering wordt afgewezen.
- € 8.905,00 (factuur [factuurnummer 10] van 30 mei 2013 met een factuurbedrag van € 158.288,-);
- € 4.311,80 (factuur [factuurnummer 11] van 27 juni 2012 met een factuurbedrag van € 225.524,-);
- € 7.585,15 (factuur [factuurnummer 12] van 3 juli 2013 met een factuurbedrag van € 182.640,-);
- € 3.297,67 (factuur [factuurnummer 13] van 8 april 2013 met een factuurbedrag van € 158.288,-);
- € 14.148,68 (factuur [factuurnummer 14] van 26 juli 2013 met een factuurbedrag van € 79.747,10).
€ 42.231,- in rekening gebracht door Odfjell. Kolmar heeft hieraan ten grondslag gelegd dat Odfjell bij deze factuur de tankhuur voor de kleine tanks in rekening heeft gebracht over de periode 24 juni 2013 tot en met 24 juli 2013, terwijl de kleine tanks pas vanaf de avond van 27 juni 2013 beschikbaar werden gesteld door Odfjell.
€ 93.947,52 aan
import dutiesdoor Odfjell bij Kolmar in rekening gebracht. Voorts is bij deze factuur een bedrag van € 75,- met de omschrijving
Making out import declarationin rekening gebracht.
€ 12.612,20.
on allour tank leases as from February 2013 for the period:
operational agreementbuitengerechtelijk ontbonden heeft. Nu in het tussenvonnis van 30 mei 2016 is vastgesteld dat Odfjell tekortgeschoten is in de nakoming van haar contractuele verplichtingen, staat volgens Kolmar vast dat zij gerechtigd was de overeenkomst te ontbinden. Dat maakt volgens Kolmar dat ten aanzien van de facturen die voor de ontbinding door Kolmar zijn betaald ongedaanmakingsverbintenissen zijn ontstaan, die in dit geval neerkomen op een evenredige vermindering van de prijs die Kolmar verschuldigd is voor de door Odfjell verleende diensten. Voor de facturen die na de ontbinding van de overeenkomst door Odfjell in rekening zijn gebracht, ontbreekt volgens Kolmar een grondslag. (Ook) voor die facturen moet worden bepaald welke waarde de daarbij in rekening gebrachte diensten voor Kolmar hebben gehad, aldus Kolmar. Uiteindelijk dient volgens Kolmar dus voor elke factuur te worden bepaald wat de werkelijke waarde van de geleverde diensten voor Kolmar is geweest. Bij de waardebepaling dient volgens Kolmar onder meer te worden betrokken dat de beloofde butaniseerfaciliteit is uitgebleven, dat de ter beschikking gestelde tanks gebrekkig waren, dat er chaos heerste op de terminal en dat Kolmar vele overliggelden verschuldigd is geworden in de periode dat de overeenkomst werd uitgevoerd.
te wordenontbonden”. Deze woordkeuze past alleen bij een nog niet ontbonden overeenkomst, niet bij een reeds ontbonden overeenkomst. Kolmar heeft in de dagvaarding voorts subsidiair aangevoerd dat de overeenkomst vernietigbaar is. Onder nummer 215 van de dagvaarding heeft Kolmar gewezen op de verklaring in het beslagrekest van 13 augustus 2013, door haar daar aangeduid als “buitengerechtelijke vernietiging”. Kolmar heeft in de dagvaarding met zoveel woorden gesteld dat de raadsman van Odfjell naar aanleiding van die verklaring liet weten niet in te stemmen met “deze buitengerechtelijke vernietiging” en dat partijen “de facto tot eind 2013 hun contractuele relatie [hebben] voortgezet.”
demurrage. Dat zou niet anders zijn indien Kolmar de ontbinding van de gehele overeenkomst had ingeroepen. Op zichzelf is juist dat in dat geval bij de vaststelling van de wederzijdse ongedaanmakingsverbintenissen moet worden uitgegaan van de waarde die de door Odfjell verrichte prestaties werkelijk heeft gehad voor Kolmar, waarbij diverse omstandigheden en factoren (zoals kosten gemaakt om tekortkomingen te herstellen) een rol kunnen spelen. De redelijkheid en billijkheid staan er evenwel aan in de weg dat daarbij schade in aanmerking wordt genomen die Kolmar niet rechtstreeks, als schadevergoeding, van Odfjell kan claimen vanwege de tussen partijen overeengekomen exoneraties.
€ 2.469,96
tank-to-tank transfers. Kolmar heeft aangevoerd de factuurbedragen niet verschuldigd te zijn omdat Odfjell in een veel te laat stadium heeft aangegeven dat niet alle tanks geschikt waren om TAME in te lossen. Daardoor moest op het laatste moment product worden overgepompt om ruimte te maken voor de TAME in de daarvoor geschikte tanks. Op dat overpompen zien de onderhavige facturen, aldus Kolmar.
“3. Wrong invoice, awaiting credit note/ correction” de verschuldigdheid van de onderhavige factuurbedragen heeft betwist. Bij conclusie van dupliek in reconventie heeft Kolmar daar aan toegevoegd dat Odfjell heeft nagelaten de bij de Compensation Agreement van 14 februari 2013 overeengekomen korting toe te passen op deze facturen.
wrong invoice”, behoudens bedoelde
compensation.
1. Mixers not working, causing issues with blending”. Volgens Kolmar had het product in tank 916 met gebruik van de mixers tot een homogene blend gemaakt moeten kunnen worden, hetgeen partijen ook zijn overeengekomen. Het product bleef evenwel gelaagd, ondanks het gebruik van de mixers, zodat rondpompen nodig was om toch tot een homogeen resultaat te komen. Omdat het rondpompen noodzakelijk is geworden door het tekortschieten in de contractuele verplichtingen door Odfjell, kan Odfjell daarvoor geen kosten in rekening brengen bij Kolmar, aldus Kolmar.
blend. Uit niets blijkt dat het niet-homogeen zijn van het product in dit geval te wijten was aan Odfjell, althans het niet naar behoren functioneren van de mixers op de terminal van Odfjell, aldus Odfjell.
- het niet-nakomen van een verbintenis tot schadevergoeding door Odfjell (opschorting als voorportaal voor verrekening) en
- het niet-nakomen van de verbintenis tot het leveren van een butaniseerfaciliteit (opschorting als dwangmiddel voor nakoming).
3.De beslissing
22 april 2020voor akte aan de zijde van Odfjell op de onder 2.58 van dit vonnis bedoelde punten;