ECLI:NL:RBROT:2020:3642

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2020
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
C/10/592198 / FA RK 20-1265
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot een verzoek om zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. Het verzoek was gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, die op 25 februari 2020 met ontslag was gegaan uit een accommodatie, had in maart 2020 een halve dag opname gehad en had sindsdien geen medicatie geaccepteerd. Tijdens de mondelinge behandeling werd de betrokkene gehoord, samen met zijn advocaat, mr. S. Scheimann, en een verpleegkundig specialist van de Parnassia Groep. De officier van justitie was niet ter zitting verschenen.

De rechtbank heeft de criteria voor het verlenen van een zorgmachtiging beoordeeld, waarbij werd gekeken naar de mogelijkheid van verplichte zorg in het geval van ernstig nadeel als gevolg van een psychische stoornis. De psychiater verklaarde dat de betrokkene niet maniform overkwam en dat het ernstig nadeel alleen tijdens maniforme periodes optreedt. De rechtbank concludeerde dat er op het moment van de beoordeling geen sprake was van ernstig nadeel zoals bedoeld in de Wvggz. Daarom werd het verzoek om zorgmachtiging afgewezen.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter D.Y.A. van Meersbergen en is op 20 april 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/592198 / FA RK 20-1265
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 15 april 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [postcode] [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. S. Scheimann te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 26 februari 2020. Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de medische verklaring opgesteld door C.L. Mulder, psychiater, van
19 februari 2020;
 de zorgkaart met bijlagen;
 het zorgplan van 10 februari 2020 met bijlagen;
 de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 de relevante politiegegevens en de strafvorderlijke- en justitiële gegevens.
- het proces-verbaal van 30 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 april 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam verpleegkundige] , verpleegkundig specialist, verbonden aan Parnassia Groep.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria zorgmachtiging
2.1.1.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Indien het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg gelet op het beoogde doel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, of de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor.
2.1.2.
Betrokkene is op 25 februari 2020 met ontslag gegaan vanuit de accommodatie. In maart 2020 is hij een halve dag opgenomen geweest en heeft toen een depot toegediend gekregen. Sindsdien heeft betrokkene geen medicatie geaccepteerd. Tijdens de mondelinge behandeling verklaart de psychiater dat betrokkene niet maniform overkomt en dat het ernstig nadeel tijdens maniforme periodes optreedt. De rechtbank heeft hiermee vastgesteld dat er momenteel geen sprake is van ernstig nadeel zoals bedoeld in artikel 1:1 lid 2 Wvggz.
2.1.3.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek afgewezen.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 15 april 2020 mondeling gegeven door mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechter, in tegenwoordigheid van S.S. Rigters, griffier, en op 20 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.