ECLI:NL:RBROT:2020:3622

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
7968801 CV EXPL 19-34993
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. E. van Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Twist over de totstandkoming van arbeidsovereenkomsten en betalingsverplichtingen

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2020, gaat het om een geschil tussen [naam 1], vertegenwoordigd door [eiseres] als bewindvoerder, en de besloten vennootschap Barkaris B.V. [naam 1] vordert betaling van loon en onkostenvergoeding op basis van twee arbeidsovereenkomsten die hij met Barkaris heeft gesloten. De eerste overeenkomst dateert van 14 november 2014 en de tweede van 7 juli 2015. Barkaris heeft verweer gevoerd en stelt dat de overeenkomsten niet zijn uitgevoerd en dat [naam 1] mogelijk voor een andere onderneming, [bedrijf], heeft gewerkt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voorshands bewijs is dat de overeenkomsten de gemaakte afspraken juist weergeven, maar Barkaris krijgt de gelegenheid om tegenbewijs te leveren. De rechter heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten verder toe te lichten en bewijs te leveren in een volgende zitting. De zaak is complex door de betrokkenheid van meerdere partijen en de vraag of de arbeidsovereenkomsten daadwerkelijk zijn nageleefd. De uitspraak van de kantonrechter is voorlopig en verdere stappen in de procedure zijn noodzakelijk om tot een definitieve beslissing te komen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7968801 CV EXPL 19-34993
uitspraak: 10 april 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiseres] ,
als bewindvoerder over de goederen van [naam 1] ,
kantoorhoudende te [plaatsnaam] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. G.A. Soebhag,
a
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Barkaris B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. L.W. Engelman.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [naam 1] ’ en ‘Barkaris’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 1 augustus 2019, met producties;
de conclusie van antwoord;
het tussenvonnis van 8 oktober 2019 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de door [naam 1] ten behoeve van de mondelinge behandeling op 21 oktober 2019 overgelegde producties;
de akte wijziging eis van [naam 1] ;
het proces-verbaal van de op 14 januari 2020 gehouden mondelinge behandeling;
de akte uitlaten wijziging eis, van de zijde van Barkaris.
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
Barkaris houdt zich bezig met de verhuur van ligplaatsen voor boten. Daarnaast biedt zij daarmee samenhangende diensten aan, zoals het onderhoud van boten en de winterstalling. De heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) is bestuurder van Barkaris.
2.2
[naam 1] en [naam 2] hebben op 14 november 2014 een schriftelijke arbeidsovereenkomst ondertekend. Daarin staat, voor zover hier van belang:
“DE ONDERGETEKENDEN:
1. Barkaris b.v. (…) in deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer [naam 2] (Bestuurder), hierna te noemen: “werkgever”;
en
2. De heer [naam 1] (…), hierna te noemen: “werknemer”; (…)
ARTIKEL 1. Aanvang / Duur / Proeftijd
Werknemer treedt met ingang van 17-11-2014 in dienst van werkgever voor onbepaalde tijd. (…)
ARTIKEL 2. Functie
1. De werknemer treedt bij aanvang van deze arbeidsovereenkomst in dienst in de functie van medewerker algemene zaken.
2. Werknemer verklaart zich bereid ook andere door werkgever in redelijkheid op te dragen werkzaamheden te verrichten.
3. Werknemer verklaart zich bereid op verzoek van werkgever ook werkzaamheden te verrichten voor met werkgever gelieerde entiteiten. (…)
ARTIKEL 7. Salaris / Vakantiebijslag
1. Het netto maandsalaris van werknemer bedraagt bij het aangaan van deze arbeidsovereenkomst 2.000 EUR , exclusief vakantiebijslag, uitgaande van een fulltime dienstverband (40 uur per week). (…)
3. Werknemer heeft rechts op vakantiebijslag van 8% van het bruto jaarsalaris. (…)
ARTIKEL 9. Kostenvergoedingen
1. Werknemer kan maandelijks zakelijke (reis)kosten declareren tegen een vergoeding van € 0,19 per gereden kilometer. Plus een vaste maandelijkse onkostenvergoeding van 500 (…)”
2.3
[naam 1] en [naam 2] hebben op 7 juli 2015 opnieuw een schriftelijke arbeidsovereenkomst ondertekend. Daarin staat, voor zover hier van belang:
“DE ONDERGETEKENDEN:
1. Barkaris b.v. (…) in deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer [naam 2] (Bestuurder), hierna te noemen: “werkgever”
en
2. De heer [naam 1] (…), hierna te noemen: “werknemer”; (…)
ARTIKEL 1. Aanvang / Duur / Proeftijd
1. Werknemer treedt met ingang van 1 juli 2015 in dienst van werkgever voor bepaalde tijd. Deze arbeidsovereenkomst eindigt na een (1) jaar van rechtswege, zonder dat daarvoor opzegging is vereist op 30 juni 2016. (…)
ARTIKEL 2. Functie
1. De werknemer treedt bij aanvang van deze arbeidsovereenkomst in dienst in de functie van medewerker algemene zaken.
2. Werknemer verklaart zich bereid ook andere door werkgever in redelijkheid op te dragen werkzaamheden te verrichten.
3. Werknemer verklaart zich bereid op verzoek van werkgever ook werkzaamheden te verrichten voor met werkgever gelieerde entiteiten. (…)
ARTIKEL 7. Salaris / Vakantiebijslag
1. Het bruto maandsalaris van werknemer bedraagt bij het aangaan van deze arbeidsovereenkomst 3185,00 EUR, exclusief vakantiebijslag, uitgaande van een fulltime dienstverband (40 uur per week). (…)
3. Werknemer heeft recht op vakantiebijslag van 8% van het bruto jaarsalaris. (…)”
2.4
[bedrijf] (hierna: [bedrijf] ), een snoeponderneming, heeft eveneens aan [naam 2] toebehoord.
2.5
De goederen van [naam 1] zijn bij beschikking van 11 oktober 2019 onder bewind gesteld vanwege problematische schulden, met benoeming van [eiseres] , tot bewindvoerder.

3..De vordering

3.1
[naam 1] vordert, na wijziging van eis, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat Barkaris toerekenbaar tekort is geschoten in de betaling van het aan [naam 1] verschuldigde loon;
II. Barkaris te veroordelen tot betaling aan [naam 1] van een bedrag van € 64.515,00 aan loon en onkostenvergoeding;
III. Barkaris te veroordelen tot betaling aan [naam 1] van een bedrag van € 3.567,20 aan vakantiegeld;
IV. Barkaris te veroordelen tot betaling aan [naam 1] van de wettelijke verhoging van 50 procent van de onder II en III genoemde bedragen, derhalve van € 34.041,10;
V. Barkaris te veroordelen tot betaling aan [naam 1] van de wettelijke rente over de onder II, III en IV genoemde bedragen vanaf de dag van verzuim tot aan de dag van algehele voldoening;
VI. Barkaris te veroordelen in de proceskosten.
3.2
[naam 1] heeft het volgende aan zijn vordering ten grondslag gelegd. Tussen partijen zijn twee arbeidsovereenkomsten tot stand gekomen. Op grond van deze overeenkomsten dient Barkaris loon en onkostenvergoeding te betalen. Nu Barkaris niet tijdig aan deze verplichtingen heeft voldaan, is zij tevens de wettelijke verhoging verschuldigd.

4..Het verweer

Barkaris heeft verweer gevoerd. Daarop zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

5..De beoordeling

5.1
[naam 1] is bij beschikking van 11 oktober 2019 onder bewind gesteld. Hoewel de dagvaarding is uitgebracht toen [naam 1] nog niet onder bewind stond, moet inmiddels de bewindvoerder, [eiseres] (hierna: de bewindvoerder), als formele procespartij worden beschouwd. Zij is ook ter zitting van 14 januari 2020 aanwezig geweest. Al hetgeen na de instelling van het bewind namens of door [naam 1] is ingediend of gezegd, wordt –ook uit proceseconomisch oogpunt- geacht namens de bewindvoerder als eiseres te zijn verricht of gezegd. In het onderstaande wordt de eisende partij gemakshalve als “ [naam 1] ” aangeduid.
5.2
[naam 1] heeft gesteld dat tussen partijen twee arbeidsovereenkomsten tot stand zijn gekomen op grond waarvan Barkaris maandelijks loon en onkostenvergoeding verschuldigd is. Daar is Barkaris het niet mee eens. Aan de overeenkomsten is volgens haar geen uitvoering gegeven en [naam 1] heeft ook niet gewerkt voor Barkaris. [naam 1] heeft mogelijk wel gewerkt voor [bedrijf] en hij is ook door [bedrijf] betaald. Het klopt dat Barkaris op de overeenkomst staat. De overeenkomsten zijn aangegaan vanwege de vriendschappelijke relatie tussen [naam 1] en [naam 2] . Dergelijke overeenkomsten werden vaker afgesloten voor bijvoorbeeld het verkrijgen van een hypotheek, aldus steeds Barkaris.
5.3
Waartoe partijen tegenover elkaar verplicht zijn moet worden vastgesteld aan de hand van wat zij hebben afgesproken en van wat partijen op grond van elkaars verklaringen en gedragingen redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij de beantwoording van deze vraag dienen alle omstandigheden van het geval te worden meegenomen, waaronder de wijze waarop partijen uitvoering aan hun rechtsverhouding hebben gegeven. Het gaat daarom om het vaststellen van de werkelijke bedoeling van partijen en niet zozeer om wat er op papier is gezet. Het is in beginsel aan [naam 1] om te stellen en zo nodig te bewijzen dat partijen een overeenkomst zijn aangegaan op grond waarvan Barkaris aan hem loon moet betalen.
5.4
In de getekende overeenkomsten staat duidelijk dat [naam 1] bij Barkaris in dienst zal treden en dat hij aanspraak maakt op maandelijks loon en onkostenvergoeding. In de eerste overeenkomst is bovendien de ingangsdatum, de duur van de overeenkomst (voor onbepaalde tijd) en de toegekende onkostenvergoeding met de hand bijgeschreven en door beide partijen geparafeerd. Barkaris heeft – vooralsnog – niet uitgelegd waarom dergelijke toevoegingen zijn gedaan, indien partijen toch niet van plan waren de overeenkomst uit te voeren.
5.5
Niet in geschil is voorts dat [naam 1] in de onderhavige periode heeft gewerkt, maar partijen twisten over de vraag of de werkzaamheden voor Barkaris of voor [bedrijf] zijn uitgevoerd. [naam 1] heeft bij de mondelinge behandeling nog gesteld dat hij als een assistent voor [naam 2] optrad, bij beide ondernemingen. Bij [bedrijf] is hij in 2016 in dienst getreden, aldus [naam 1] . Toen hij nog in dienst van Barkaris was, handelde hij in opdracht van [naam 2] , de bestuurder. Een en ander is door Barkaris bestreden. Opmerkelijk is dat in artikel 2 van beide overeenkomsten staat dat [naam 1] op verzoek van Barkaris ook voor andere aan haar gelieerde entiteiten werkzaamheden moet verrichten. Aangezien [bedrijf] eveneens aan [naam 2] gelieerd was, mocht [naam 1] er mogelijk van uitgaan dat dit een dergelijke gelieerde entiteit betrof. Het enkele feit dat [naam 1] bij [bedrijf] zou hebben gewerkt, betekent dus niet zonder meer dat hij geen recht heeft op loon van Barkaris. Dat kan anders zijn indien [naam 1] in deze periode werkzaamheden heeft verricht in het kader van een dienstverband met [bedrijf] . Daarvan is echter nog niet gebleken. Daar staat tegenover dat er twee overeenkomsten liggen die door [naam 2] zijn getekend namens Barkaris.
5.6
De kantonrechter acht het gelet op het vorenstaande voorshands bewezen dat de getekende overeenkomsten de tussen [naam 1] en Barkaris gemaakte afspraken juist weergeven. Barkaris zal in de gelegenheid worden gesteld tegenbewijs te leveren. Daarbij dient zij aannemelijk te maken dat sprake is van een schijnovereenkomst dan wel dat [naam 1] in de onderhavige periode alleen een arbeidsovereenkomst met [bedrijf] had en door [bedrijf] is betaald.
5.7
Barkaris heeft nog als verweer gevoerd dat [naam 1] zijn rechten heeft verwerkt. Voor het aannemen van rechtsverwerking is nodig dat [naam 1] zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van zijn recht. Daarvan is in dit geval geen sprake. Tijdsverloop alleen is immers niet voldoende en Barkaris heeft geen andere omstandigheden gesteld die op rechtsverwerking kunnen wijzen.
5.8
Tot slot heeft Barkaris in haar akte gewezen op een aantal onjuistheden in de berekening van de vermindering van eis. [naam 1] zal in de gelegenheid worden gesteld zich hierover uit te laten.

6..De beslissing

De kantonrechter
:
stelt [naam 1] in de gelegenheid zich ter rolzitting van
21 april 2020 om 15:30 uurbij akte uit te laten over zijn berekening van de vermindering van eis;
stelt Barkaris in de gelegenheid om tegenbewijs te leveren van het voorshands aangenomen oordeel dat de getekende overeenkomsten de gemaakte afspraken juist weergeven (zie overweging 5.6);
bepaalt dat Barkaris zich ter rolzitting van
21 april 2020 om 15:30 uurbij akte dient uit te laten of, en zo ja op welke wijze, zij bewijs wenst te leveren;
bepaalt dat indien zij dat wil doen door schriftelijke bewijsstukken, zij die dan direct bij die akte in het geding moet brengen;
bepaalt dat indien zij dit bewijs wenst te leveren door het doen horen van getuigen, zij bij de akte moet opgeven de namen van de voor te brengen getuigen met de verhinderdata van alle betrokkenen over de periode juni tot en met september 2020, zodat kort daarna een of meer data voor de getuigenverhoren kunnen worden bepaald;
bepaalt dat eventuele getuigenverhoren zullen plaatsvinden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100-125 te Rotterdam voor de hierna te noemen kantonrechter;
wijst Barkaris erop dat zij eventueel voor te brengen getuigen zelf zal dienen op te roepen;
bepaalt dat de door [naam 1] en Barkaris te nemen aktes uiterlijk de dag voor genoemde rolzitting om 12.00 uur ter griffie moet zijn ontvangen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33945