ECLI:NL:RBROT:2020:3610

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
8214066 CV EXPL 19-52778
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een koopovereenkomst betreffende een ijsmachine en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 10 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een commanditaire vennootschap, aangeduid als [handelsnaam], en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Interfastfood. De zaak betreft de ontbinding van een koopovereenkomst voor een ijsmachine die in april 2015 is aangeschaft door [handelsnaam] voor een bedrag van € 20.250,- exclusief btw. De ijsmachine vertoonde na levering meerdere gebreken, wat leidde tot herhaalde reparaties door Interfastfood. Ondanks deze reparaties bleef de machine defect, wat resulteerde in een verzoek van [handelsnaam] aan Interfastfood om de machine kosteloos te herstellen of te vervangen. Interfastfood heeft echter niet aan deze verzoeken voldaan, wat leidde tot de vordering van [handelsnaam] om de koopovereenkomst te ontbinden en terugbetaling van de koopsom te eisen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de ijsmachine niet voldeed aan de koopovereenkomst en dat Interfastfood in verzuim was. De rechter oordeelde dat de koopovereenkomst ontbonden moest worden en dat Interfastfood een bedrag van € 10.000,- aan [handelsnaam] moest terugbetalen, rekening houdend met het feit dat de machine gedeeltelijk functioneerde. Daarnaast werd Interfastfood veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De wettelijke rente over de terug te betalen koopsom werd toegewezen vanaf de veertiende dag na de uitspraak. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8214066 CV EXPL 19-52778
uitspraak: 10 april 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de commanditaire vennootschap
[eiseres],
handelend onder de naam
[handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: [naam 1] ,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
“Interfastfood” Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S. Harpman.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [handelsnaam] ’ en ‘Interfastfood’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 25 november 2019, met producties;
de conclusie van antwoord, met producties;
het tussenvonnis van 14 januari 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de akte toevoeging producties van de zijde van [handelsnaam] ;
het proces-verbaal van de op 27 februari 2020 gehouden mondelinge behandeling;
de antwoordakte tevens houdende akte uitlaten vervolg procedure van de zijde van Interfastfood;
de akte uitlaten vervolg procedure van de zijde van [handelsnaam] .
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
[handelsnaam] en Interfastfood hebben in april 2015 een koopovereenkomst gesloten, waarbij [handelsnaam] een ijs-/milkshakemachine (hierna: ‘de ijsmachine’) van Interfastfood heeft gekocht tegen een prijs van € 20.250,- exclusief btw. De orderbevestiging luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“(…) Garantie: 12 maanden, exclusief ringen en messen; op de cilinder en compressor geldt een garantie van 5 jaar.
1 jaar gratis service. (…)”
2.2
De ijsmachine is geleverd op 20 april 2015.
2.3
De ijsmachine is na de levering meerdere keren door Interfastfood gerepareerd vanwege storingen, gebreken en defecte componenten. Interfastfood heeft voor deze reparaties [handelsnaam] meerdere facturen gestuurd.
2.4
[handelsnaam] heeft bij e-mail van 6 januari 2016 om 19:33 uur Interfastfood het volgende bericht, voor zover hier van belang:
“(…) Wij zitten al een tijd te tobben met de nieuwe ijsmachine van Taylor. Een aantal keer was er een lekkage, of iets niet in orde. Helaas blijkt dat dit alle keren is voortgekomen uit fabriek ‘fouten’. Buiten het feit dat het heel vervelend is dat jullie al een aantal keer hiervoor hebben moeten komen, hebben wij ook al een aantal keer het apparaat leeg moeten laten lopen (veel verderf dus). Eerlijk gezegd zijn wij er behoorlijk klaar mee, na driekwart jaar hebben we nog steeds een apparaat wat met enige regelmaat kapot is. (…) Om die reden willen wij of een nieuwe machine (kan de oude terug naar de fabriek), of stoppen we vanaf nu met het afbetalen van deze machine aangezien een tweedehands waarschijnlijk minder problemen had gegeven en die maar € 11.000,00 had gekost. (…) We zijn bang dat deze machine nog veel problemen gaat leveren. (…)”
2.5
In de zomer van 2018 is de cilinder van de ijsmachine kapot gegaan.
2.6
Interfastfood heeft bij brief van 3 oktober 2018 [handelsnaam] het volgende bericht, voor zover hier van belang:
“(…)
Naar aanleiding van het bezoek van onze monteur, welke geconstateerd heeft dat de cilinder van uw C606 (…) vervangen moet worden, mag ik u de volgende reparatiekosten opgeven:
1 maal cilinder garantie € 0,00
(…)
28 arbeidsuren à € 60,75 € 1.701,00
(…)
Totaal € 2.764,46
(…)”
2.7
[handelsnaam] heeft op 22 februari 2019 Dekra Experts (hierna: ‘Dekra’) opdracht gegeven de ijsmachine te onderzoeken. Dekra heeft op 15 maart 2019 een rapport van expertise opgesteld. Dit rapport luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“(…) Wij beschouwen het aantal opgetreden gebreken en defect aan de medio 2015 nieuw opgeleverde machine als bovengemiddeld. Ondanks dat een aantal van de geconstateerde gebreken betrekking had op, aan slijtage onderhavige onderdelen.
(…)
Thans is er sprake van een defecte cilinder van de ijszijde van de machine, als gevolg waarvan de helft van de machine niet meer functioneert. De mate van afwijking of gebrek van de machine kan daarmee op 50% worden gesteld.
De ijscilinder dient te worden aangemerkt als hoofdcomponent van de machine. De te verwachtte technische standtijd van een dergelijk component ligt hoger dan de thans gerealiseerde standtijd van 3 jaar (…).
2.8
Bij brief van 19 maart 2019 heeft de gemachtigde van [handelsnaam] Interfastfood het volgende bericht, voor zover hier van belang:
“(…) Cliënte heeft recht op correcte nakoming van de koopovereenkomst. U bent dan ook verplicht de ijsmachine kosteloos te herstellen of te vervangen.
Namens cliënte stel ik u in gebreke wegens de non-conformiteit van de ijsmachine en sommeer ik u de ijsmachine van cliënte binnen 14 dagen kosteloos te herstellen.
Voorts stel ik u aansprakelijk voor alle door cliënte geleden en nog te lijden schade, ten gevolge van uw tekortkoming in de nakoming.
Indien u de gebreken niet binnen de gestelde termijn herstelt, dan bent u in verzuim. In dat geval zal cliënte overgaan tot ontbinding van de koopovereenkomst en aanspraak maken op terugbetaling van de koopprijs. (…)”
2.9
Bij brief van 11 april 2019 heeft de gemachtigde van Interfastfood [handelsnaam] het volgende bericht, voor zover hier van belang:
“(…) Cliënte heeft reeds aangeboden om de cilinder van de ijszijde te vervangen en daarbij een substantieel gedeelte van de kosten voor haar eigen rekening nemen. De in dit kader door cliënte uitgebrachte offerte is door de heer [naam 2] als ‘redelijk en marktconform’ gekwalificeerd. Cliënte is redelijkerwijs niet gehouden om tot kosteloos herstel c.q. kosteloze vervanging van de onderhavige machine over te gaan.
Vanzelfsprekend is cliënte nog steeds bereid om tot herstel overeenkomstig de uitgebrachte offerte over te gaan. (…)”

3..De vordering en het verweer

3.1
[handelsnaam] vordert, na wijziging van eis, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
voor recht te verklaren dat gelet op het ingetreden verzuim zijdens Interfastfood de overeenkomst als ontbonden moet worden beschouwd en thans Interfastfood te veroordelen tot restitutie van de aankoopsom van € 20.250,- ten gunste van [handelsnaam] , althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
Interfastfood te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [handelsnaam] te betalen de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 11 april 2019, althans de datum vanaf de dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening;
Interfastfood te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [handelsnaam] te betalen een bedrag van € 977,50 aan buitengerechtelijke kosten;
met veroordeling van Interfastfood in de proceskosten, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en, voor het geval de voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede de nakosten;
subsidiair:
Interfastfood te veroordelen om de ijsmachine binnen zeven dagen nadat vonnis is gewezen kosteloos te herstellen;
dat [handelsnaam] bij gebreke van kosteloos herstel van de ijsmachine binnen voornoemde termijn een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag met een maximum van € 5.000,-;
vermeerderd met een bedrag van € 462,50 aan buitengerechtelijke kosten;
met veroordeling van Interfastfood in de proceskosten, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en, voor het geval de voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede de nakosten.
3.2
[handelsnaam] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. De door Interfastfood geleverde ijsmachine beantwoordt niet aan de koopovereenkomst. Interfastfood is in verzuim en [handelsnaam] heeft op grond van artikel 6:265 BW de mogelijkheid om de koopovereenkomst met Interfastfood te ontbinden. [handelsnaam] vordert subsidiair kosteloos herstel van de ijsmachine door Interfastfood op grond van artikel 7:21 lid 1 BW. Op wat [handelsnaam] verder heeft aangevoerd wordt hierna, voor zover hier van belang, ingegaan.
3.3
Interfastfood voert verweer. Interfastfood betwist dat de ijsmachine non-conform is. De vordering van [handelsnaam] is verjaard. Voor zover er wel een grondslag voor ontbinding van de koopovereenkomst zou bestaan, dient een gebruiksvergoeding op de eventueel te restitueren koopsom in mindering te worden gebracht op grond van artikel 6:212 lid 1 BW. Op wat Interfastfood verder heeft aangevoerd wordt hierna, voor zover hier van belang, ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
Artikel 7:21 lid 1 BW bepaalt dat, indien het afgeleverde niet aan de overeenkomst beantwoordt, de koper herstel of vervanging van de afgeleverde zaak kan eisen. Artikel 7:21 lid 2 BW bepaalt dat de kosten van nakoming van deze verplichtingen niet bij de koper in rekening kunnen worden gebracht. Dit artikel is van regelend recht in geval het niet gaat om een consumentenkoop. In dit geval is geen sprake van een consumentenkoop. Partijen kunnen dus van de bepaling afwijken door iets anders af te spreken.
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat de cilinder van de ijsmachine kapot is en dat hierdoor de ijszijde van de ijsmachine niet gebruikt kan worden. In de orderbevestiging staat vermeld dat op de cilinder een garantie van vijf jaar geldt. Partijen zijn het niet eens over wat zij met betrekking tot deze garantie zijn overeengekomen. Voor beantwoording van de vraag wat partijen zijn overeengekomen komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen in de koopovereenkomst mochten toekennen en op wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.3
In de orderbevestiging staat niet dat de arbeidskosten zijn uitgesloten van garantie. Ook indien ervan wordt uitgegaan dat bij de ijsmachine een kaart zat waarop staat dat de arbeidskosten zijn uitgesloten van garantie, dan nog kan niet worden vastgesteld dat dit ook is wat partijen zijn overeengekomen, nu [handelsnaam] pas bij aflevering van de ijsmachine van deze kaart kennis kon nemen. [handelsnaam] mocht er op grond van de orderbevestiging redelijkerwijs op vertrouwen dat de arbeidskosten niet waren uitgesloten van garantie. Interfastfood diende de cilinder van de ijsmachine, nu deze binnen vijf jaar na aflevering kapot is gegaan, kosteloos te herstellen, zonder arbeidskosten bij [handelsnaam] in rekening te brengen. [handelsnaam] heeft Interfastfood bij brief van 19 maart 2019 gesommeerd om de ijsmachine binnen 14 dagen kosteloos te herstellen. Door dit niet te doen is Interfastfood tekortgeschoten in de nakoming van haar garantieverplichting voortvloeiend uit de koopovereenkomst en is zij in verzuim geraakt.
4.4
[handelsnaam] vordert dat de kantonrechter in een verklaring voor recht uitspreekt dat de koopovereenkomst is ontbonden. Zij heeft ter zitting verklaard dat zij geen ontbindingsverklaring heeft uitgebracht, omdat zij anders geen herstel meer kan vorderen. Nu [handelsnaam] de koopovereenkomst nog niet buitengerechtelijk heeft ontbonden, begrijpt de kantonrechter de vordering van [handelsnaam] zo dat zij in deze procedure vordert de koopovereenkomst te ontbinden.
4.5
De koopovereenkomst zal worden ontbonden. Het gevolg van ontbinding is dat op grond van artikel 6:271 BW voor beide partijen een verplichting tot ongedaanmaking van reeds ontvangen prestaties ontstaat. Voor Interfastfood betekent dit dat zij een gedeelte van de koopsom aan [handelsnaam] dient terug te betalen. Daarbij wordt het volgende betrokken. De machine is reeds sinds april 2015 door [handelsnaam] in gebruik en zij heeft daarmee ook omzet gegenereerd. Sprake is van een defecte cilinder van de ijszijde van de machine, als gevolg waarvan [handelsnaam] zelf stelt dat de helft van de machine niet meer functioneert. De mate van afwijking of gebrek van de machine is blijkens het door [handelsnaam] overgelegde expertiserapport van Dekra van 15 maart 2019, hiervoor in 2.7 weergegeven, op 50% gesteld.
De andere 50% (het milkshake gedeelte) functioneert wel. Daar komt bij dat er perioden zijn geweest dat het ijsgedeelte wel functioneerde. Verder waren er andere mankementen aan de machine, maar die zijn ook verholpen. Voor de volledige terugbetaling van de aankoopsom, zoals [handelsnaam] vordert, bestaat daarom geen aanleiding. Gelet op de hiervoor vermelde omstandigheden acht de kantonrechter een bedrag van € 10.000,- redelijk en billijk. Interfastfood wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan [handelsnaam] . Voor afzonderlijke toekenning van een gebruiksvergoeding bestaat gelet op het voorgaande geen aanleiding.
Daartegenover staat dat [handelsnaam] verplicht is de ijsmachine terug te geven aan Interfastfood.
4.6 Aangezien de verbintenis tot ongedaanmaking pas door de ontbinding is ontstaan, kan de wettelijke rente over de terug te betalen koopsom niet vanaf een eerdere datum – zoals door [handelsnaam] is gevorderd – worden toegewezen. De kantonrechter zal in plaats daarvan de wettelijke rente toewijzen vanaf de veertiende dag na de uitspraak van dit vonnis.
4.7
[handelsnaam] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende is gebleken dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Hoewel het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten niet van toepassing is, zal de kantonrechter bij de hoogte van de toe te kennen vergoeding wel aanknopen bij de in artikel 2 van dit besluit geformuleerde staffel, nu dit forfaitaire tarief in beginsel een redelijke vergoeding mag worden geacht. Uitgaande van een hoofdsom van € 10.000,- zal een vergoeding worden toegewezen van € 875,-.
4.8
Interfastfood zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de koopovereenkomst betreffende de ijsmachine tussen [handelsnaam] en Interfastfood;
veroordeelt Interfastfood aan [handelsnaam] te betalen een bedrag van € 10.875,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 10.000,- vanaf de veertiende dag na de dag waarop dit vonnis is gewezen, indien en voor zover Interfastfood dan nog niet aan deze veroordeling heeft voldaan;
veroordeelt Interfastfood in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [handelsnaam] vastgesteld op € 972,- aan griffierecht, € 86,40 aan dagvaardingskosten en € 720,- aan salaris voor de gemachtigde, voornoemde bedragen vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
en indien Interfastfood niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 180,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is Interfastfood de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over al deze bedragen verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
26975