ECLI:NL:RBROT:2020:3595

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2020
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
C/10/593811 / JE RK 20-820 en C/10/593805 / JE RK 20-819
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van voorlopige ondertoezichtstelling tijdens coronamaatregelen

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 2 april 2020, wordt een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren in 2003. De zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakt over de ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter heeft de minderjarige, die momenteel bij haar grootvader verblijft, gehoord en vastgesteld dat er al langere tijd zorgen zijn over haar gedrag en de omgeving waarin zij zich bevindt. De moeder van de minderjarige woont in België en de vader is niet bereid om samen te werken met de grootvader. De Raad heeft aangegeven dat de minderjarige moeilijk bereikbaar is voor hulpverlening en dat er twijfels zijn over de geschiktheid van de huidige opvang. De moeder verzet zich niet tegen de uithuisplaatsing, maar pleit voor een plaatsing in een gesloten jeugdhulpinstelling. De kinderrechter oordeelt dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige en verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing tot 24 juni 2020. De behandeling van het verzoek tot definitieve ondertoezichtstelling wordt aangehouden tot een latere datum, waarbij de Raad wordt verzocht om tijdig rapportage aan de kinderrechter te doen toekomen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/593811 / JE RK 20-820 en C/10/593805 / JE RK 20-819
datum uitspraak: 2 april 2020

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2003 te [geboorteplaats minderjarige] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder], hierna te noemen de moeder,
wonende te België .
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[naam vader], hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats vader] ,
[naam grootvader], hierna te noemen de grootvader van moederszijde (grootvader mz),
wonende te [woonplaats grootvader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van 25 maart 2020, ingekomen bij de griffie op 25 maart 2020.
Op 2 april 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen.
Omdat in verband met het COVID-19 virus de rechtbanken slechts zeer beperkt toegankelijk zijn, zijn betrokkenen in de gelegenheid gesteld om telefonisch gehoord te worden.
Telefonisch gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam vertegenwoordiger] .
De vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), mw. [naam vertegenwoordigster] , en de grootvader mz waren niet bereikbaar om telefonisch gehoord te worden.
De vader heeft telefonisch te kennen gegeven geen deel te willen nemen aan het gelijktijdig telefonisch horen van alle partijen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft bij de grootvader mz.
Bij beschikking van 24 maart 2020 is [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 24 juni 2020. Ook is [voornaam minderjarige] bij deze beschikking uit huis geplaatst in een accommodatie jeugdhulpaanbieder (crisisopvang)voor de duur van vier weken. De beslissing omtrent het overige is aangehouden.

Het verzoek

Thans dient te worden beslist of de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder dient te worden voortgezet tot 24 juni 2020.
De Raad handhaaft ter zitting het verzoek. [voornaam minderjarige] is 16 jaar en bewandelt het verkeerde pad. Op 25 maart 2020 is [voornaam minderjarige] in een auto gezien bij een man bij wie een meisje van die leeftijd niet behoort te zijn. Ook is zij moeilijk bereikbaar voor de hulpverlening en weigert zij in de crisisopvang te verblijven. Daarnaast leeft [voornaam minderjarige] in een omgeving waar onenigheid is tussen de volwassenen om haar heen. Het is van belang dat iemand de verantwoordelijkheid voor [voornaam minderjarige] gaat dragen. Er bestaan twijfels of een plaatsing bij grootvader mz de juiste plek is voor [voornaam minderjarige] . De moeder woont echter in België en de vader staat niet open voor een samenwerking met de grootvader mz. De GI dient met [voornaam minderjarige] in gesprek te gaan zodat er toegewerkt kan worden naar verandering.

Het standpunt van de moeder

De moeder verzet zich ter zitting niet tegen het verzoek van de Raad. De moeder is wel van mening dat een plaatsing van [voornaam minderjarige] in een gesloten jeugdhulpinstelling momenteel meer passend voor haar is. Het is belangrijk dat [voornaam minderjarige] op een veilige plek verblijft zodat zij zichzelf kan ontwikkelen en niet onder druk staat. De crisisopvang betreft echter geen veilige plek voor [voornaam minderjarige] omdat zij daarvan kan weglopen, wat zij ook zegt te zullen doen. Het is verschrikkelijk dat [voornaam minderjarige] nu ook met verschillende mannen in contact is.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er al langere tijd zorgen bestaan over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . De grootvader mz lijkt onvoldoende gezag te kunnen uitoefenen over [voornaam minderjarige] om haar gedrag adequaat bij te sturen. [voornaam minderjarige] vertoont zelfbepalend gedrag. Het is onduidelijk waar zij op welk moment verblijft, bij welke personen en onder welke omstandigheden, waardoor er onvoldoende zicht is op haar veiligheid. Daarnaast groeit [voornaam minderjarige] op in een omgeving waarin de volwassenen om haar heen niet op één lijn zitten. De moeder en de grootvader mz, de moeder en de vader, en de vader en de grootvader mz spreken niet met elkaar. Het is daarom van belang dat zowel [voornaam minderjarige] meewerkt met de hulpverlening als ook de volwassenen om haar heen samenwerken in het belang van een goede ontwikkeling van [voornaam minderjarige] .
Uit voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] verlengen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
Gelet op de omstandigheid dat het onderzoek van de Raad nog niet is afgerond, zal de kinderrechter de behandeling van het verzoek tot een definitieve ondertoezichtstelling aanhouden tot na te noemen datum. De Raad wordt verzocht om tijdig voor die zittingsdatum de kinderrechter de definitieve rapportage te doen toekomen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder tot 24 juni 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen omtrent de definitieve ondertoezichtstelling:

houdt de beslissing voor het overig verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI en de belanghebbende in deze zaak zal plaatsvinden op
9 juni 2020 om 15:00 uur;
de zaak zal op voornoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter;
vanwege de landelijke maatregelen die zijn genomen tegen de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) zal er naar verwachting geen fysieke zitting in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125 plaatsvinden, maar zullen betrokkenen op voornoemd tijdstip telefonisch gehoord worden;
verzoekt de Raad om vóór 4 juni 2020 aan de griffie schriftelijk de telefoonnummers van de GI, de belanghebbende, de informanten en [voornaam minderjarige] te verstrekken;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI en de belanghebbende;
gelast de oproeping van de informanten en de minderjarige [voornaam minderjarige] ;
verzoekt de Raad
uiterlijk twee wekenvoor de genoemde datum de kinderrechter de raadsrapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Arduin als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 april 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.