ECLI:NL:RBROT:2020:3585

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2020
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
C/10/593505 / JE RK 20-765
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige en ongeboren kind in het kader van jeugdzorg

Op 31 maart 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige] en het ongeboren kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft de zaak telefonisch behandeld vanwege de coronamaatregelen, waarbij de betrokkenen zijn gehoord. De moeder van [voornaam minderjarige] heeft zich niet verzet tegen de verzoeken van de Raad en is bereid om mee te werken aan een gezinsopname.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door hechtingsproblematiek en gedragsproblemen, en dat de opvoedsituatie bij de moeder onvoldoende veiligheid biedt. De moeder heeft zelf ook kwetsbaarheden, waaronder een borderline-persoonlijkheidsstoornis. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is en dat de uithuisplaatsing in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] is. Tevens is er een ontwikkelingsbedreiging voor het ongeboren kind, en is het van belang dat de opvoedsituatie na de geboorte wordt gemonitord.

De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad toegewezen en de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met ingang van 31 maart 2020 tot 31 maart 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/593505 / JE RK 20-765
datum uitspraak: 31 maart 2020

beschikking ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2012 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] ,

het nog ongeboren kind [achternaam kind] .

De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de verzoekschriften met bijlagen van de Raad van 18 maart 2020, ingekomen bij de griffie op 19 maart 2020;
- de brief met bijlage van de Raad van 20 maart 2020, ingekomen bij de griffie op
24 maart 2020;
- de brief met bijlage van de Raad van 26 maart 2020, ingekomen bij de griffie op
27 maart 2020.
Op 31 maart 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen. Vanwege het beleid van de Raad voor de Rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op
www.rechtspraak.nlis gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. Gelet hierop heeft de kinderrechter de betrokkenen telefonisch gehoord. De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – op dit moment voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.
De kinderrechter heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 31 maart 2020 telefonisch gehoord:
- de moeder,
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam vertegenwoordiger] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam
Rijnmond, hierna te noemen de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder. [voornaam minderjarige] verblijft bij Yulius.

De verzoeken

De Raad heeft een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] en het ongeboren kind verzocht voor de duur van twaalf maanden. Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft de verzoeken gehandhaafd en deze als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige] is een kwetsbaar meisje en er zijn meerdere diagnoses bij haar vastgesteld. De voornaamste problemen houden verband met haar hechtingsproblematiek, wat zich uit in forse gedragsproblemen. Deze gedragsproblemen hebben ervoor gezorgd dat een verblijf bij de moeder, en later in het pleeggezin, niet langer mogelijk was. Bij Yulius krijgt [voornaam minderjarige] behandeling geboden. De behandeling gericht op traumaverwerking kan naar het oordeel van de behandelaren pas in de toekomst plaatsvinden. De Raad betreurt het dat de relaties van [voornaam minderjarige] met voor haar belangrijke personen, verstoord zijn. Er is nog geen duidelijkheid over haar toekomstperspectief. Het meest ideaal zou zijn als er een gezinsopname zou plaatsvinden, om te bezien of [voornaam minderjarige] bij haar moeder thuis kan opgroeien. Een andere optie zou zijn een perspectiefbiedende plaatsing in een gezinshuis, waar [voornaam minderjarige] zich verder kan ontwikkelen. De moeder wil [voornaam minderjarige] het liefst thuis hebben, maar de moeder wordt zelf ook beperkt door haar kwetsbaarheid.
Met betrekking tot het nog ongeboren kind wordt aangegeven dat de zwangerschap goed verloopt en het ongeboren kind zich goed ontwikkelt. Volgens de behandelaren is het voor het ongeboren kind belangrijk dat er duidelijkheid komt over het toekomstperspectief. De stress bij de moeder vormt een ontwikkelingsbedreiging voor de baby.

Het standpunt van de GI

De GI heeft het verzoek van de Raad ondersteund en medegedeeld dat [voornaam minderjarige] al langere tijd niet meer thuis bij de moeder woont. [voornaam minderjarige] heeft in verband met haar problematiek meer dan gemiddelde zorg en aansturing nodig. De vraag is of de moeder haar dit kan bieden, gelet op haar persoonlijke problematiek en haar zwangerschap. De GI wil zorgvuldig onderzoeken of dit al dan niet haalbaar is. Yulius heeft geadviseerd een gezinsopname te laten plaatsvinden. In een traject van drie weken, waarin de moeder alleen wordt opgenomen, wordt bekeken of de gezinsopname daadwerkelijk kan worden ingezet. Dit traject zou in april 2020 kunnen starten. Yulius vindt het wenselijk om de daadwerkelijke gezinsopname enkele maanden na de geboorte van het ongeboren kind te laten plaatsvinden. In de tussenliggende periode kan [voornaam minderjarige] op de huidige groep bij Yulius verblijven. Indien een gezinsopname niet lukt, dan moet er een alternatief zijn. Een plaatsing in een gezinshuis zou passend zijn voor [voornaam minderjarige] , maar er is sprake van lange wachtlijsten.

Het standpunt van de belanghebbende

De moeder heeft zich niet verzet tegen de door de Raad verzochte ondertoezichtstelling van beide kinderen. Ook is zij bereid om mee te werken aan een gezinsopname en zij snapt dat een machtiging tot uithuisplaatsing voor [voornaam minderjarige] nog nodig is. De moeder wil het beste voor [voornaam minderjarige] . Zij wil dat [voornaam minderjarige] , maar ook zijzelf, alle hulp krijgen die zij nodig hebben. De uitgerekende geboortedatum van het ongeboren kind is op 6 juni 2020. De verwachting is echter dat het kind eerder wordt geboren.

De beoordeling

Ten aanzien van [voornaam minderjarige]
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling worden bedreigd. Bij [voornaam minderjarige] is sprake van kindeigen problematiek. Zij heeft hechtingsproblematiek en vertoont kenmerken van ADHD en parentificatie. Ook bestaan er zorgen over haar emotie-regulatie. [voornaam minderjarige] vertoont forse gedragsproblemen. In de opvoedsituatie bij de moeder heeft [voornaam minderjarige] onvoldoende veiligheid en stabiliteit geboden gekregen. De moeder is gediagnosticeerd met een borderline- persoonlijkheidsstoornis en een depressieve stoornis. Sinds 2017 verbleef [voornaam minderjarige] in een pleeggezin. Echter, deze plaatsing was door haar kindeigen problematiek niet langer houdbaar. Sinds april 2019 verblijft zij daarom bij Yulius.
Gelet op de problematiek acht de kinderrechter de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk om passende hulpverlening te kunnen blijven inzetten en om zicht te houden op de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . Ook is het in het belang van [voornaam minderjarige] noodzakelijk dat de plaatsing bij Yulius in de komende periode wordt voortgezet. Het is wel van belang dat er zo spoedig mogelijk duidelijkheid komt over het toekomstperspectief van [voornaam minderjarige] . In de komende tijd moet worden bezien of een gezinsopname kan worden gerealiseerd. Positief is dat de moeder bereid is deel te nemen aan een gezinsopname.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b van het BW.
Ten aanzien van het ongeboren kind
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er sprake is van een ontwikkelingsbedreiging voor het ongeboren kind. De zorgen zijn gelegen in de opvoedingssituatie waarin het ongeboren kind na de geboorte zal opgroeien, mede als gevolg van de persoonlijke problematiek van de moeder, alsmede de hechtingsontwikkeling van het kind na de geboorte. Er bestaan zorgen over de draagkracht van de moeder na de geboorte en in hoeverre zij in staat is om de belangen van de baby boven haar eigen belangen te stellen. Een jeugdbeschermer dient de opvoedsituatie van het ongeboren kind te monitoren en zicht te houden op zijn of haar ontwikkeling na de geboorte.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het BW. De kinderrechter zal daarom het ongeboren kind onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] en het nog ongeboren kind onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van
31 maart 2020 tot 31 maart 2021;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 31 maart 2020 tot 31 maart 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. de Roo als griffier en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 april 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.