Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
beschikking verlenging uithuisplaatsing
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
[naam minderjarige] ,
[naam moeder] ,
[naam vader] ,
Het procesverloop
De feiten
Het verzoek en het standpunt van de GI
De standpunten van de belanghebbenden
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de gronden voor de uithuisplaatsing nog altijd aanwezig zijn. [voornaam minderjarige] is onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst omdat er zorgen bestaan over zijn thuissituatie. Tussen de ouders is sprake van echtscheidingsproblematiek. In het verleden heeft dit geleid tot fysieke escalaties en financiële problemen. De afgelopen periode hebben de ouders gewerkt aan deze zaken en is er voortgang geboekt. Echter, verschillende stappen dienen nog te worden gezet. Zo moet [voornaam minderjarige] worden ingeschreven op een basisschool en een kinderopvang en dient de speltherapie te worden gestart. Daarnaast kan door de maatregelen in verband met het Corona-virus een thuisplaatsing op dit moment niet gemonitord worden. De veiligheid van [voornaam minderjarige] kan hierdoor in het gedrang komen. Ook heeft [voornaam minderjarige] baat bij de rust en structuur in het pleeggezin. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de uithuisplaatsing verlengd dient te worden. De kinderrechter is echter niet van mening dat een verlenging voor de periode van zes maanden noodzakelijk is om een veilige thuissituatie voor [voornaam minderjarige] te creëren. Ervan uitgaande dat de situatie bij de vader stabiel blijft, bieden drie maanden voldoende tijd om de laatste stappen te zetten en ook de contacten met [voornaam minderjarige] geleidelijk uit te breiden ter voorbereiding op de thuisplaatsing.
De beslissing
En alvorens verder te beslissen:
1 juni 2020 pro forma;
Den Haag.