ECLI:NL:RBROT:2020:3556

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
C/10/593679 / FA RK 20-1991
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op verzoek van het CIZ

Op 25 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, op verzoek van het CIZ. De zaak betreft een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling zoals bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de cliënt, zijn advocaat, zijn partner, stiefdochter en een arts van de zorginstelling zijn gehoord. De burgemeester van Rotterdam had op 21 maart 2020 een last tot inbewaringstelling afgegeven, omdat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de cliënt, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de cliënt, als gevolg van zijn aandoening, leidt tot ernstig nadeel, waaronder risico op lichamelijk letsel en psychische schade. De cliënt is gediagnosticeerd met dementie en vertoont verontrustend gedrag, zoals het uitrekken van elektriciteitskabels en het niet kunnen vinden van de weg naar het toilet. De partner van de cliënt is overbelast en kan de zorg niet meer aan. Gezien de omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 6 mei 2020.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter M. de Geus en schriftelijk uitgewerkt op 26 maart 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593679 / FA RK 20-1991
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 25 maart 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] , [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in Lelie Zorggroep, Siloam te Hoogvliet,
advocaat mr. T.R. Hüpscher te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 23 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de beschikking van de burgemeester van 21 maart 2020;
 de verklaring van drs. R.M. Lopes Benoliel, arts, van 21 maart 2020;
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg d.d. 28 januari 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 25 maart 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 cliënt met zijn hierboven genoemde advocaat;
 [naam partner cliënt] , partner van cliënt;
 [naam stiefdochter cliënt] , stiefdochter van cliënt;
 M. Rotteveel, arts, verbonden aan Lelie Zorggroep, Siloam.

2..Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 37 Wzd in samenhang gelezen met de artikelen 38 en 39 Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ met betrekking tot een cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen, indien de burgermeester ten aanzien van deze cliënt op grond van artikel 29 lid 1 en 2 Wzd een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven.
2.2.
Op 21 maart 2020 heeft de burgermeester van de gemeente Rotterdam ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling genomen.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van cliënt sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van, of het aanzienlijk risico op, ernstig lichamelijk letsel en ernstige psychische schade. Ook is er sprake van ernstige verwaarlozing en van de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Cliënt is gediagnosticeerd met dementie. Hij is erg vergeetachtig en is vaak zijn geld en zijn sleutels kwijt. Cliënt is incontinent daardoor is zijn beddengoed vaak vies en moet hij verschoond worden. De partner van cliënt is overbelast geraakt en kan de zorg niet meer aan. In de instelling loopt cliënt in kamers van anderen te rommelen, en hij wordt boos als hij daar weggehaald wordt. Cliënt trok thuis en in de instelling elektriciteitskabels uit de stopcontacten. Hij eet en drinkt alleen als dat hem aangereikt wordt. Cliënt draagt inmiddels incontinentiemateriaal omdat hij de weg naar het toilet niet kan vinden. Cliënt heeft geen ziektebesef en geen ziekte-inzicht. Hij heeft intensieve verpleeghuiszorg nodig.
2.5.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
Cliënt verzet zich tegen een voortzetting van in de accommodatie.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes weken.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 6 mei 2020.
Deze beschikking is op 25 maart 2020 mondeling gegeven door mr. mr. M. de Geus, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. de Wit, griffier, en op 26 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.