Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Procesverloop
- cliënt met zijn hierboven genoemde advocaat;
- [naam dochter cliënt] , dochter van cliënt;
- [naam echtgenote cliënt] , echtgenote van cliënt;
- [naam casemanager] , casemanager, verbonden aan Aafje.
Rechtbank Rotterdam
Op 17 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met een psychogeriatrische aandoening, ingediend door het CIZ. Het verzoekschrift werd op 4 maart 2020 ingediend, vergezeld van relevante bijlagen, waaronder een indicatiebesluit en een medische verklaring van specialist ouderengeneeskunde P.J.A.L. van Ravensteijn. De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats op dezelfde datum, waarbij de cliënt, zijn advocaat, dochter en echtgenote aanwezig waren.
De rechtbank beoordeelde of aan de criteria voor een rechterlijke machtiging voldaan was, zoals vastgelegd in artikel 24 lid 1 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechter concludeerde dat het gedrag van de cliënt, die lijdt aan een uitgebreide neurocognitieve stoornis, leidt tot ernstig nadeel, waaronder het risico op lichamelijk letsel en de algemene veiligheid van personen. De cliënt vertoonde woede-uitbarstingen en dwaalgedrag, wat leidde tot een onhoudbare situatie voor zijn gezin.
De rechtbank oordeelde dat opname en verblijf noodzakelijk waren om het ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden beschikbaar waren. Ondanks het verzet van de cliënt tegen opname, werd de machtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 17 september 2020. Deze beschikking werd mondeling gegeven door rechter D.C.J. Peeck en schriftelijk uitgewerkt op 19 maart 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.