ECLI:NL:RBROT:2020:3483

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
16 april 2020
Zaaknummer
8237295 cv expl 19-54337
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van eisers in vordering tegen verkeerde partij

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en gedaagde, ABInBev Nederland Holding B.V. De eisers hebben ABInBev Holding aangesproken op basis van een huurovereenkomst die zij meenden te hebben met deze vennootschap. De eisers vorderden een schadevergoeding van in totaal € 18.809,84, inclusief wettelijke rente en kosten, omdat zij meenden dat ABInBev Holding niet aan haar verplichtingen had voldaan na beëindiging van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de eisers de verkeerde partij hebben gedagvaard. De huurovereenkomst was namelijk aangegaan met de naamloze vennootschap Interbrew Nederland N.V., die na een fusie de naam InBev Nederland N.V. heeft aangenomen. De kantonrechter oordeelde dat er geen relatie bestond tussen de eisers en ABInBev Holding, waardoor de eisers niet-ontvankelijk werden verklaard in hun vordering. De proceskosten werden aan de eisers opgelegd, die tot aan de uitspraak zijn begroot op € 360,- aan salaris voor de gemachtigde van ABInBev Holding. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8237295 CV EXPL 19-54337
uitspraak: 20 maart 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van

1..[eiser 1] ,

2. [eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats eisers] ,
eisers, tevens verweerders in het incident,
hierna ook te noemen ‘ [eiser 1] c.s.’,
gemachtigde: mr. I.S. Paans,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ABInBev Nederland Holding B.V.,
gevestigd te Breda,
gedaagde, tevens eiseres in het incident,
hierna ook te noemen ‘AB InBev Holding’,
gemachtigde: mr. E.P.W. Korevaar.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 16 december 2019, met producties;
- de incidentele conclusie van niet-ontvankelijkheid;
- de schriftelijke reactie op het incident van [eiser 1] c.s., aangeduid als ‘conclusie van repliek’.
1.2.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2..Het geschil

2.1.
[eiser 1] c.s. hebben bij dagvaarding gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, AB InBev Holding te veroordelen om aan [eiser 1] c.s. te betalen:
€ 18.809,84 aan hoofdsom, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2019, dan wel vanaf de dagvaarding, dan wel een in goede justitie te bepalen datum tot aan de dag van algehele voldoening, € 963,10 aan buitengerechtelijke kosten en € 532,40 aan expertisekosten en voorts AB InBev Holding te veroordelen in de proceskosten en de nakosten en deze te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2.
Aan de vordering hebben [eiser 1] c.s., samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Tussen [eiser 1] c.s. en AB InBev Holding heeft een huurovereenkomst bestaan voor de onroerende zaak aan de [adres] te Brielle. De huurovereenkomst is op 8 januari 2019 geëindigd. AB InBev Holding heeft het gehuurde niet correct opgeleverd. AB InBev Holding heeft niet voldaan aan haar verplichtingen en is daarom gehouden tot vergoeding van de schade die [eiser 1] c.s. hierdoor hebben geleden. Op grond van de huurovereenkomst is AB InBev Holding verantwoordelijk voor het onderhoud aan de buitenzijde van het gehuurde. AB InBev Holding heeft gedurende langere tijd geen onderhoud laten uitvoeren aan het buitenschilderwerk en heeft ook na sommaties dit nagelaten. AB InBev Holding is daarom aansprakelijk voor de kosten die [eiser 1] c.s. hiervoor moeten maken. De kosten hiervan bedragen volgens de offerte van aannemer Poldervaart € 9.176,-. Op grond van de huurovereenkomst moet na het beëindigen van de huurovereenkomst het gehuurde weer in de staat worden gebracht waarin het zich bij aanvang bevond. AB InBev Holding heeft het gehuurde niet opgeleverd zoals het bij aanvang was. Verschillende zaken in het gehuurde zijn vernield. De kosten van herstel bedragen € 1.720,13. Op grond van de huurovereenkomst is de inboedel in gebruik gegeven aan AB InBev Holding en werd het pand gemeubileerd verhuurd. Na opzegging van de huurovereenkomst is de gehele inboedel verdwenen. AB InBev Holding dient de kosten voor het aanschaffen van een nieuwe inboedel en herstel van de keuken te vergoeden. Rekening houdend met de reële waarde bedraagt de schade € 3.912,50. Door de staat waarin AB InBev Holding het gehuurde heeft opgeleverd, was het niet mogelijk om de woning, die onderdeel is van het gehuurde, te verhuren. Hierdoor hebben [eiser 1] c.s. huurinkomsten mis gelopen. [eiser 1] c.s. vorderen € 4.000,- aan misgelopen huur. [eiser 1] c.s. hebben buitengerechtelijke kosten moeten maken. AB InBev Holding is gehouden deze kosten te vergoeden.
2.3.
AB InBev Holding heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [eiser 1] c.s. en heeft daartoe aangevoerd dat de huurovereenkomst is aangegaan met de naamloze vennootschap Interbrew Nederland N.V. (Interbrew). Door een fusie met Anheuser-Busch is de naam van Interbrew gewijzigd en hanteert zij sinds 2 januari 2006 de statutaire naam van InBev Nederland N.V. en de handelsnaam bierbrouwerij AB InBev. AB InBev Holding heeft geen enkele relatie met [eiser 1] c.s.. Uit productie 14 bij dagvaarding blijkt dat [eiser 1] c.s., en zeker de gemachtigde, bekend was met de juiste hoedanigheid van de huurder.

3..De beoordeling

3.1.
AB InBev Holding heeft vóór alle weren aangevoerd dat de huurovereenkomst waarop [eiser 1] c.s. zich beroepen niet met haar is gesloten, maar met de naamloze vennootschap Interbrew Nederland N.V., en deze vennootschap thans de statutaire naam InBev Nederland N.V. draagt. AB InBev Holding heeft aldus geen relatie met [eiser 1] c.s. en [eiser 1] c.s. dienen daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.2.
In reactie op dit verweer hebben [eiser 1] c.s. erkend dat zij de verkeerde partij hebben gedagvaard en verzocht de proceskosten te compenseren.
3.3.
Nu tussen partijen niet in geschil is dat [eiser 1] c.s. de onjuiste partij in rechte hebben betrokken, zullen zij niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering jegens AB Inbev Holding.
3.4.
Voor compensatie van de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt ziet de kantonrechter geen aanleiding. De stelling van [eiser 1] c.s. dat AB InBev Holding onnodig proceskosten heeft gemaakt door een incidentele conclusie van niet-ontvankelijkheid te nemen in plaats van contact op te nemen met de gemachtigde van [eiser 1] c.s. en die gemachtigde te wijzen op het feit dat AB InBev Holding niet te juiste partij in deze kwestie is, kan niet worden gevolgd. Het stond AB InBev Holding vrij zich tegen de dagvaarding op deze wijze te verweren. Als de in het ongelijk gestelde partij worden [eiser 1] c.s. veroordeeld in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van AB InBev Holding worden begroot op € 360,- aan salaris voor de gemachtigde.

4..De beslissing

De kantonrechter:
verklaart [eiser 1] c.s. niet-ontvankelijk in hun vordering jegens AB InBev Holding;
veroordeelt [eiser 1] c.s. in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van AB InBev Holding vastgesteld op € 360,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis, voor wat de veroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
754