ECLI:NL:RBROT:2020:3483
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van eisers in vordering tegen verkeerde partij
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en gedaagde, ABInBev Nederland Holding B.V. De eisers hebben ABInBev Holding aangesproken op basis van een huurovereenkomst die zij meenden te hebben met deze vennootschap. De eisers vorderden een schadevergoeding van in totaal € 18.809,84, inclusief wettelijke rente en kosten, omdat zij meenden dat ABInBev Holding niet aan haar verplichtingen had voldaan na beëindiging van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de eisers de verkeerde partij hebben gedagvaard. De huurovereenkomst was namelijk aangegaan met de naamloze vennootschap Interbrew Nederland N.V., die na een fusie de naam InBev Nederland N.V. heeft aangenomen. De kantonrechter oordeelde dat er geen relatie bestond tussen de eisers en ABInBev Holding, waardoor de eisers niet-ontvankelijk werden verklaard in hun vordering. De proceskosten werden aan de eisers opgelegd, die tot aan de uitspraak zijn begroot op € 360,- aan salaris voor de gemachtigde van ABInBev Holding. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.