ECLI:NL:RBROT:2020:3369

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2020
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
559625 HA ZA 18-939
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis na uitlating bewijslevering in een civiele zaak tussen Damen Shiprepair Rotterdam B.V. en Welding Company N.V.

In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is een vonnis gewezen op 15 april 2020 in de zaak tussen Damen Shiprepair Rotterdam B.V. (hierna: DSR) en Welding Company N.V. (hierna: WelCom). DSR is de eiseres in conventie en verweerster in reconventie, terwijl WelCom de gedaagde in conventie en eiseres in reconventie is. De advocaten van de partijen zijn respectievelijk mr. N.J. Margetson en mr. J. Blussé van Oud-Alblas.

De procedure is gestart met een tussenvonnis op 20 november 2019, waarin WelCom werd toegelaten om bewijs te leveren dat zij de laswerkzaamheden aan een schip correct heeft uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat WelCom dit bewijs wil leveren door middel van een deskundigenonderzoek, zoals bedoeld in de artikelen 194 en verder van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank heeft besloten een deskundigenbericht te bevelen en partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vragen die aan de deskundige(n) voorgelegd zullen worden.

De rechtbank heeft ook aangegeven dat partijen moeten overleggen over de persoon van de deskundige(n) en dat zij hun voorkeuren moeten motiveren als zij verschillende deskundigen voorstellen. Daarnaast is er aandacht besteed aan de kosten van het deskundigenonderzoek, waarbij WelCom als eisende partij verantwoordelijk is voor het voorschot. De rechtbank heeft verder bepaald dat de zaak op 13 mei 2020 weer op de rol zal komen voor het nemen van een akte door beide partijen, waarin zij zich uitlaten over de eerder genoemde punten. Tot die tijd is iedere verdere beslissing aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/559625 / HA ZA 18-939
Vonnis van 15 april 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DAMEN SHIPREPAIR ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Schiedam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. N.J. Margetson te Rotterdam,
tegen
rechtspersoon naar vreemd recht
WELDING COMPANY N.V.,
gevestigd te Schelle, België,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J. Blussé van Oud-Alblas te Rotterdam.
Partijen zullen hierna DSR en WelCom genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van de rechtbank van 20 november 2019 (hierna: het tussenvonnis);
  • de akte van Welding;
  • de antwoordakte van DSR.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in reconventie

2.1.
Bij het tussenvonnis is WelCom toegelaten te bewijzen dat zij de laswerkzaamheden aan de [naam schip] correct en volgens de ten tijde van de laswerkzaamheden geldende lasspecificatie heeft uitgevoerd.
2.2.
Uit de akte van WelCom leidt de rechtbank af dat WelCom het aan haar opgedragen bewijs wenst te leveren door middel van een deskundigenonderzoek als bedoeld in de artikelen 194 en verder Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank acht daarvoor voldoende redenen aanwezig en zal daarom een deskundigenbericht bevelen.
2.3.
Alvorens de rechtbank hiertoe overgaat, zullen partijen eerst in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over de aan de te benoemen deskundige(n) voor te leggen vraag of vragen. De rechtbank stelt voor dat aan de te benoemen deskundige(n) de algemene vraag wordt voorgelegd of WelCom de laswerkzaamheden aan de spudcans van de [naam schip] in overeenstemming met de daaraan te stellen eisen en volgens de ten tijde van de laswerkzaamheden geldende lasspecificatie heeft uitgevoerd. Partijen mogen zich over deze vraagstelling uitlaten. Zij mogen ook aanvullende vragen voorstellen. Het is vanzelfsprekend toegestaan dat partijen over de vraagstelling in onderling overleg treden. De rechtbank spreekt ook de voorkeur uit dat zij dit doen en zo veel mogelijk met gemeenschappelijke voorstellen komen.
2.4.
Partijen worden ook in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de persoon van de deskundige(n). Deze mag niet eerder bij deze zaak in welke hoedanigheid dan ook betrokken zijn geweest. Het verdient aanbeveling dat partijen met betrekking tot de persoon van de deskundige in overleg treden en ook hierover overeenstemming bereiken. Als partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de persoon van de deskundige en beide partijen (een) deskundige(n) voorstellen, dienen zij gemotiveerd aan te geven waarom zij de voorkeur geven aan de door henzelf voorgestelde deskundige en waarom de deskundige die door de wederpartij is voorgesteld, niet voor benoeming in aanmerking behoort te komen.
2.5.
Partijen kunnen zich bij de hiervoor genoemde akte tevens uitlaten over de hoogte van het voorschot van de te benoemen deskundige. Bij gebreke van een dergelijke uitlating zal de rechtbank in overleg met de te benoemen deskundige de hoogte van het voorschot vaststellen. Gelet op de hoofdregel van artikel 195 Rv zal WelCom als eisende partij de kosten van het voorschot van de deskundige moeten betalen.
2.6.
WelCom heeft DSR in haar akte nog verzocht zich uit te laten over haar al dan niet bereidwilligheid om haar rapportages en inspectieverslagen die betrekking hebben op de (controle van de) laswerkzaamheden in het geding te brengen, bij gebreke waarvan zij een vordering ex artikel 843a Rv zal instellen. De rechtbank overweegt in dit kader dat de te benoemen deskundige(n) zijn of haar onderzoek op grond van artikel 198 lid 1 Rv onpartijdig en naar beste weten zal moeten uitvoeren. Dit brengt mee dat het aan de deskundige is om te bepalen welke door partijen te verschaffen gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het hem of haar opgedragen onderzoek. Op grond van artikel 198 lid 3 Rv zijn partijen verplicht mee te werken aan het deskundigenonderzoek, zodat zij desgevraagd de deskundige die gegevens moeten verstrekken. Uit een weigering tot medewerking aan het deskundigenonderzoek zal de rechtbank de gevolgtrekking kunnen maken die zij geraden acht.
2.7.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank:
in reconventie
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
13 mei 2020voor het nemen van een akte na tussenvonnis door beide partijen waarin zij zich uitlaten als bedoeld in de rechtsoverwegingen 2.3 tot en met 2.5,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos, mr. W.J. van den Bergh en mr. J.E. Molenaar. Het is ondertekend door mr. J.F. Koekebakker, rolrechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 15 april 2020
2474/2504/3152/1407