ECLI:NL:RBROT:2020:3366

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
7963854 / CV EXPL 19-34484
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een Rolex horloge en de gevolgen voor de kostbaarhedenverzekering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de vennootschap Beazley Furlonge Limited over een kostbaarhedenverzekering. De eiseres had een claim ingediend ter hoogte van € 13.900,- voor de diefstal van een Rolex horloge, dat was gestolen tijdens een inbraak in haar woning. Beazley weigerde dekking te verlenen, omdat de eiseres haar mededelingsplicht zou hebben geschonden door niet te vermelden dat eerdere verzekeringen wegens wanbetaling waren beëindigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiseres de diefstal van het horloge voldoende had aangetoond, ondanks de betwisting door Beazley. De rechter oordeelde dat de eiseres niet opzettelijk had gehandeld en dat de eerdere beëindigingen van verzekeringen niet relevant waren voor de kostbaarhedenverzekering. De vordering van de eiseres werd toegewezen, en Beazley werd veroordeeld tot het verlenen van dekking onder de verzekering door het verstrekken van een gelijkwaardig Rolex horloge in natura. Tevens werd Beazley veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7963854 / CV EXPL 19-34484
uitspraak: 10 april 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. H. Akbaba te Breda,
tegen
de vennootschap naar Brits recht
BEAZLEY FURLONGE LIMITED,
gevestigd te Londen (V.K.),
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.D. van de Meent te Amsterdam
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘Beazley’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 8 mei 2019, met producties;
  • de schriftelijke conclusie van antwoord aan de zijde van Beazley, met producties;
  • het vonnis van deze rechtbank van 26 september 2019, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de akte aanvullende producties aan de zijde van [eiseres] , met producties;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek.
1.2
Op 27 november 2019 heeft de comparitie van partijen plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht, waarvan aantekeningen zijn gemaakt door de griffier. Partijen zijn aldaar niet tot overeenstemming gekomen, waarna de zaak op verzoek van partijen naar de rol is verwezen voor repliek en dupliek.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1
Op 3 augustus 2018 heeft [eiseres] door tussenkomst van haar assurantietussenpersoon [tussenpersoon] een aanvraag voor een kostbaarhedenverzekering gedaan bij [naam bedrijf 1] (verder: ‘ [naam bedrijf 1] ’), de gevolmachtigde van Beazley.
2.2
Het ‘aanvraagformulier kostbaarheden’ (verder: ‘het aanvraagformulier’) vermeldt onder meer de volgende vraag:
Werd u ooit een soortgelijke verzekering als de thans aangevraagde geweigerd, opgezegd of geaccepteerd/voortgezet onder verzwaarde condities?
[eiseres] heeft bij deze vraag het vakje ‘nee’ aangevinkt.
2.3.
Tevens vermeldt het aanvraagformulier onder meer het volgende:
Belangrijk: toelichting op de reikwijdte van de mededelingsplicht
(…)
3. Feiten en omstandigheden die u bekend worden nadat u deze aanvraag heeft ingezonden, maar voordat de verzekeraar u heeft bericht over zijn definitieve beslissing het door u ter verzekering aangeboden risico al dan niet te verzekeren, moet u alsnog aan de verzekeraar mededelen, indien deze vallen onder de vraagstelling in het aanvraagformulier dat u, tezamen met de op de aangevraagde verzekeringsdekking van toepassing zijnde voorwaarden van verzekering, ter hand zijn gesteld.
2.4
Partijen hebben een kostenbaarhedenverzekeringsovereenkomst (verder: ‘de verzekeringsovereenkomst’) gesloten met een verzekerde som van € 13.900,- en met als verzekerd voorwerp een Rolex horloge, model [nummer] met serienummer [serienummer] . De ingangsdatum van de verzekeringsovereenkomst is 6 augustus 2018.
2.5
Op de verzekeringsovereenkomst zijn de ‘Verzekeringsvoorwaarden GDR-0804-KV 2016’ (verder: de ‘verzekeringsvoorwaarden’) van toepassing. De verzekeringsvoorwaarden bepalen onder meer het volgende:
6.4
Uitkering
Assuradeuren hebben het recht de vergoeding in natura te voldoen, eventueel door inschakeling van een door assuradeuren aan te wijzen bedrijf, en wel door zodanige vervanging, aanvulling of herstelling, dat verzekerde redelijkerwijs geacht kan worden schadeloos te zijn gesteld.
(…)
Premiebetaling
7.1
De verzekeringsnemer dient de premie (…) vooruit te betalen op de premievervaldatum. Indien de verzekeringnemer de aanvangspremie niet uiterlijk op de dertigste dag na ontvangst van het betalingsverzoek betaalt of weigert te betalen, wordt zonder dat een nadere ingebrekestelling door de verzekeraar is vereist geen dekking verleend ten aanzien van alle gebeurtenissen die nadien hebben plaatsgevonden.
7.2
Indien de verzekeringnemer de vervolgpremie weigert te betalen, wordt geen dekking verleend ten aanzien van gebeurtenissen die nadien hebben plaatsgevonden.
7.3
Indien de verzekeringnemer de vervolgpremie niet tijdig betaalt, wordt geen dekking verleend ten aanzien van gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden vanaf de vijftiende dag nadat de verzekeraar de verzekeringnemer na de vervaldag schriftelijk heeft aangemaand en betaling is uitgebleven.
2.6
[eiseres] heeft op 14 oktober 2018 bij Beazley een claim ingediend ter hoogte van
€ 13.900,- ter zake van het Rolex horloge in verband met een inbraak in haar woning in de periode tussen 29 september 2018 en 3 oktober 2018. [eiseres] heeft aangegeven dat daarbij diverse zaken, waaronder ook het horloge, zijn gestolen.
2.7
[naam bedrijf 1] heeft namens Beazley op 20 december 2018 aan [eiseres] bericht dekking onder de verzekeringsovereenkomst af te wijzen, omdat [eiseres] niet heeft voldaan aan haar mededelingsplicht door opzettelijk niet mede te delen dat haar in het verleden diverse verzekeringsovereenkomsten zijn opgezegd wegens wanbetaling.
2.8
[naam bedrijf 2] (verder: ‘ [naam bedrijf 2] ’) heeft in opdracht van [naam bedrijf 1] onderzoek verricht naar het gestelde schadevoorval en in haar rapport van 8 november 2018 onder meer het volgende vermeld:
Politie
De politie was snel ter plaatse en heeft de aangifte van de verzekerde opgenomen. Op 4 oktober 2018 heeft de technische recherche een sporenonderzoek ingesteld, waarbij een voetafdruk en moet-afdrukken van de braakschade zijn veilig gesteld. Gebleken is dat onbekende daders aan de achterzijde van het gebouw op onbekende wijze op het balkon waren geklommen, waarna zij de balkondeur hadden opengebroken en de woning waren binnengegaan. Vervolgens hadden de daders de woning doorzocht en diverse zaken ontvreemd. (…)
Omvang van de schade
Volgens opgave van de verzekerde, die overeenstemt met de ter zake gedane politieaangifte, werd een hoeveelheid luxe goederen (…) ontvreemd. (…) Verzekerde verklaarde dat het onderhavige Rolex horloge werd ontvreemd met de originele verpakking waarin ook de originele aankoopbon werd bewaard. Het horloge werd in een kast in de slaapkamer bewaard. Het certificaat behorende bij het horloge heeft verzekerde apart bewaard en zal zij aangetekend en rechtstreeks aan u toesturen.
Schadevaststelling
Ter onderbouwing van de schadeclaim overlegde verzekerde foto’s van de aankoopbon en het certificaat en toonde zij een selfie/film op haar smartphone. Wij verifieerden de aankoop eerst telefonisch bij [naam winkel] . (…) [naam winkel] heeft ons per e-mail bevestigd dat de toegezonden kopie van de aankoopnota overeenstemt met het origineel.
2.9
[naam bedrijf 3] . (verder: ‘ [naam bedrijf 3] ’) heeft eveneens in opdracht van [naam bedrijf 1] onderzoek gedaan naar de diefstal van het Rolex horloge. Het ‘Toedrachtonderzoek diefstal Rolex’ van [naam bedrijf 3] van 6 december 2018 vermeldt onder meer het volgende:
Ontvangen bescheiden
(…)
3. Aankoopbon
(…) Het horloge werd op 5 juli 2018 gekocht bij [naam winkel] , vestiging [vestiging] (…). (…) De aankoopbon staat op naam [eiseres] .
4. Rolex pas
Dit betreft een garantiebewijs, waarop is aangegeven dat de Rolex op 5 juli 2018 werd aangekocht bij [naam winkel] op naam van [eiseres] . Daarnaast staan het serienummer “ [serienummer] ” en het model “ [nummer] ” vermeld op deze pas.
Contact [naam winkel]
Op 3 december 2018 werd telefonisch contact opgenomen met de heer [naam] , werkzaam als General Manager Sales bij [naam winkel] . (…) [naam] bevestigde dat de aankoopnota overeenstemt met het origineel. (…)
Contact Politie
(…) contact opgenomen met de Forensische Opsporing van Rotterdam. (…) Bij het tweede bezoek, op 5 oktober omstreeks 19:15 uur, zijn twee medewerkers van de Forensische Opsporing ter plaatse geweest (…). Zij concludeerden dat het schuifraam met kracht opengeschoven was en het slot kapot was. De balkondeur werd met een breekijzer opengebroken.
Resumé m.b.t. het onderzoek
(…)
 Zowel de kostbaarhedenverzekering als de inboedelverzekering werden kort voor de datum van de claims afgesloten door verzekeringsneemster.
 Door de fraudeafdeling van Klaverblad Verzekering werd fraude vastgesteld.
(…)
 De reparatie/vervanging van de sloten van het balkondeur werden bevestigd door de verhuurder en de aannemer. (…)

3..Het geschil

3.1
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Beazley te veroordelen aan haar te betalen € 13.900,- aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2018 en met veroordeling van Beazley in de proceskosten, waaronder de nakosten, en te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2
Aan haar vordering heeft [eiseres] - zakelijk weergegeven - ten grondslag gelegd dat Beazley gehouden is om dekking te verlenen voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van de diefstal van haar horloge. [eiseres] heeft het aanvraagformulier juist ingevuld; er is aan haar in het verleden niet een kostbaarhedenverzekering geweigerd, of terzake een polis opgezegd of geaccepteerd/voortgezet onder verzwaarde condities. De weigering van Beazley om tot schade-uitkering over te gaan is dan ook onterecht.
De reisverzekering is pas beëindigd na de afsluiting van de onderhavige verzekeringsovereenkomst, zodat [eiseres] ten tijde van het invullen van het aanvraagformulier terzake geen mededeling kon doen. [eiseres] was niet op de hoogte van de beëindiging van de inboedelverzekering. De correspondentie terzake is niet aan haar toegezonden. [eiseres] had bovendien indertijd zelf een bericht gestuurd naar haar inboedelverzekeraar om deze verzekeringsovereenkomst te beëindigen. Daarnaast dekt de inboedelverzekering een ander risico dan de onderhavige verzekeringsovereenkomst. Uit de vragenlijst komt niet duidelijk naar voren dat Beazley ook naar andere verzekeringen vroeg. Deze onduidelijkheid komt voor rekening en risico van Beazley.
3.3
Het verweer van Beazley strekt tot afwijzing van de vordering van [eiseres] . Daartoe heeft Beazley - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
  • Uit het in opdracht van Beazley uitgevoerde onderzoek naar aanleiding van de door [eiseres] ingediende schadeclaim blijkt dat [eiseres] ten onrechte heeft verzwegen dat in het verleden soortgelijke verzekeringen zijn opgezegd wegens wanbetaling door [eiseres] . Het gaat om een inboedelverzekering bij Reaal die op 1 mei 2015 is opgezegd wegens wanbetaling en een reisverzekering bij ASR, die door ASR op 10 maart 2018, eveneens wegens wanbetaling, is opgezegd. Deze verzekeringen zijn derhalve beëindigd voorafgaand aan het invullen van het aanvraagformulier door [eiseres] . [eiseres] heeft haar mededelingsplicht geschonden door hiervan geen melding te maken op het aanvraagformulier. Een inboedelverzekering en een reisverzekering kunnen worden aangemerkt als soortgelijk aan een kostbaarhedenverzekering, aangezien deze dekking bieden voor schade aan en diefstal van roerende zaken die een verzekerde in particulier eigendom heeft. [eiseres] wist of behoorde dit te weten. Bovendien was [eiseres] , ten tijde van het invullen van het aanvraagformulier, werkzaam als verzekeringsadviseur en had zij daardoor specifieke kennis van (de verschillende soorten) verzekeringen. [eiseres] heeft opzettelijk haar mededelingsplicht geschonden. Bovendien zou Beazley in geval van nakoming van de mededelingsplicht geen overeenkomst met [eiseres] hebben gesloten. Derhalve vervalt het recht op uitkering onder de verzekeringsovereenkomst.
  • Beazley betwist voorts dat een horloge is gestolen tijdens een inbraak. Het door [eiseres] gestelde feitencomplex is ongeloofwaardig. [eiseres] zou een zeer kostbaar horloge gekregen hebben van een ex-vriend waarvan ze alleen de voornaam kent. [eiseres] heeft forse schulden, heeft geen werk en ontvangt meerdere uitkeringen. De inbraak heeft plaatsgevonden in een sociale huurwoning. Het lag voor de inbrekers niet voor de hand dat zij dat zich in de woning kostbare spullen zouden bevinden. De verzekeringsovereenkomst is zeer kort voor de gestelde inbraak afgesloten. Bij de aangifte bij de politie heeft [eiseres] geen melding gemaakt van de diefstal van het horloge, maar slechts van een televisie. Dit is een onwaarschijnlijke gang van zaken. Bovendien heeft de inboedelverzekeraar van [eiseres] , Klaverblad, dekking geweigerd ten aanzien van dezelfde inbraak omdat gebleken is dat de onderbouwing van die schadeclaim vervalst was. Ook deze verzekeringsovereenkomst was kort voorafgaand aan de inbraak afgesloten. [eiseres] dient op grond van artikel 150 Rv aan te tonen dat bij een inbraak een Rolex horloge is gestolen en is daar niet in geslaagd.
  • Subsidiair, indien de kantonrechter mocht oordelen dat Beazley gehouden is dekking te verlenen, maakt Beazley gebruik van haar recht om een uitkering in natura te doen, als bepaald in artikel 6.4. van haar polisvoorwaarden.

4..De beoordeling

4.1
Het meest verstrekkende verweer van Beazley is de betwisting van het schadevoorval. Zij betwist - overigens eerst in deze procedure - dat bij een inbraak in de woning van [eiseres] een Rolex horloge is gestolen en betoogt dat [eiseres] niet is geslaagd in het terzake op haar rustende bewijs.
4.1.1
Voor de vraag naar de bewijslast van een verzekerde bij diefstal van een verzekerd object gelden volgens de heersende rechtspraak (onder meer Hoge Raad 11 april 2003, NJ 2004, 568) de volgende uitgangspunten. De verzekerde dient te stellen, en bij voldoende gemotiveerde betwisting door de verzekeraar ook te bewijzen dat een verzekerd object is gestolen, maar aan het bewijs van de gestelde diefstal mogen geen al te zware eisen worden gesteld. In een dergelijk geval zal de verzekerde kunnen volstaan met het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat de gestelde diefstal heeft plaatsgevonden. Daarbij kan, afhankelijk van hetgeen door de verzekerde aangaande de toedracht van de diefstal is gesteld en van hetgeen de verzekeraar ter betwisting daarvan heeft aangevoerd, onder omstandigheden de enkele aangifte van diefstal in een door de politie opgemaakt proces-verbaal als voldoende bewijs worden aanvaard. Of de verzekeraar redelijkerwijs mag eisen dat het bewijs dat verzekerde de door hem geclaimde schade inderdaad heeft geleden in rechte wordt geleverd, hangt af van de omstandigheden van het geval. Daarbij zullen enerzijds de hoogte van de geclaimde schade en anderzijds de uitkomsten van het eigen onderzoek waartoe de verzekeraar in de regel gehouden is, een belangrijke rol spelen: naar mate de schade hoger is en de uitkomsten van het onderzoek meer twijfel aan de juistheid van de beweringen van de verzekeringnemer wettigen, zal de verzekeraar zich eerder in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat hij niet tot uitkering behoeft over te gaan vooraleer de schade in rechte is komen vast te staan.
4.1.2
In dit geval gaat het om een kostbaar verzekerd object, te weten een horloge van
€ 13.900,-, en zijn de inbrekers (nog) niet gevonden. De vraag is dan of [eiseres] onder deze omstandigheden (toch) in voldoende mate aan haar bewijslast heeft voldaan. Bij dit oordeel moet worden betrokken dat de uitkomsten van de namens Beazey verrichte onderzoeken door [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 3] (zie ro. 2.8 en 2.9) op belangrijke punten steun bieden aan de door [eiseres] geschetste gang van zaken.
Immers, uit de overgelegde rapporten kan worden opgemaakt dat op naam van [eiseres] bij [naam winkel] , vestiging [vestiging] te Amsterdam, op 5 juli 2018 het betreffende Rolex horloge is aangeschaft. De aankoopbon is door [naam winkel] herkend als origineel. Daarnaast is er een foto overgelegd waarop [eiseres] het betreffende Rolex horloge draagt en heeft [eiseres] het certificaat van het horloge aan de onderzoekers van Beazley overhandigd. De suggestie die Beazley wekt dat het niet voor de hand ligt dat [eiseres] , als alleenstaande moeder en thans zonder baan een dergelijk duur horloge in haar bezit heeft, is derhalve misplaatst. Daarnaast volgt uit voornoemde onderzoeken ten aanzien van de inbraak dat de politie sporen van braak heeft geconstateerd - de balkondeur is met een breekijzer opengebroken - en onder meer een voetafdruk in de woning heeft gezien, dat de woningbouwvereniging vervolgens het slot van de balkondeur heeft hersteld en dat [eiseres] aangifte heeft gedaan van de inbraak.
4.1.3
Voornoemde feiten en omstandigheden wegend staat de inbraak in de woning van [eiseres] en de diefstal van het horloge in voldoende mate vast. Het moment van het sluiten van de verzekeringsovereenkomst is wellicht kort voorafgaand aan de inbraak, maar laat zich verklaren door de omstandigheid dat [eiseres] ook pas kort daarvoor, namelijk op 5 juli 2018, het betreffende horloge heeft gekregen. Dat [eiseres] jegens haar inboedelverzekeraar een frauduleuze verklaring heeft afgelegd over een camera die bij dezelfde inbraak zou zijn gestolen is bepaald niet fraai, maar doet evenmin aan voornoemd oordeel af nu immers genoegzaam is gebleken dat [eiseres] het onderhavige Rolex horloge wèl in haar bezit heeft gehad.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het onderhavige verweer van Beazley wordt verworpen.
4.2
Voorts weigert Beazley dekking te verlenen omdat [eiseres] haar mededelingsplicht zou hebben geschonden door in strijd met de waarheid op het aanvraagformulier, op de vraag of haar eerder een soortgelijke verzekering als de thans aangevraagde werd geweigerd, opgezegd of geaccepteerd/voortgezet onder verzwaarde condities, het vakje ‘nee’ aan te kruisen.
4.3
Volgens art. 7:928 leden 1 en 4 BW is de verzekeringnemer verplicht vóór het sluiten van de overeenkomst aan de verzekeraar alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen, en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, dat de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden, deze de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen. Als uitgangspunt geldt dat met het stellen van vragen - al dan niet met behulp van een vragenlijst - voor de verzekeringsnemer in beginsel gegeven is dat de omstandigheden waarnaar wordt gevraagd, voor de verzekeraar relevant zijn.
4.4
[eiseres] had dus moeten weten dat het antwoord op de onderhavige vraag die vermeld stond op een vragenlijst in het aanvraagformulier relevant was voor Beazley voor het sluiten van de verzekeringsovereenkomst. Vervolgens is de vraag wat de strekking is van de vraag naar het eerder beëindigd zijn van soortgelijke verzekeringen. De kantonrechter verwerpt het verweer van [eiseres] dat een inboedelverzekering en een reisverzekering niet als ‘soortgelijk’ aan een kostbaarhedenverzekering kunnen worden aangemerkt en dat de onderhavige vraag daarop derhalve geen betrekking zou hebben. Bij alle drie voornoemde soorten verzekeringen gaat het immers om de verzekering van objecten die een particulier in eigendom heeft en bij zich draagt en/of in huis heeft. De vraag strekt zich dus wel degelijk ook uit tot een eerder beëindigde inboedelverzekering en/of reisverzekering.
inboedelverzekering
4.5
Ten aanzien van de inboedelverzekering is tussen partijen in geschil of deze al dan niet op 1 mei 2015 wegens wanbetaling is beëindigd.
[eiseres] stelt zich op het standpunt geen opzegging te hebben ontvangen en de inboedelverzekering zelf te hebben opgezegd. Ter onderbouwing heeft [eiseres] een e-mail van 24 juni 2015 overgelegd waarin zij aan de vertegenwoordiger van Reaal, [naam bedrijf 4] (verder: ‘ [naam bedrijf 4] ’), bericht dat zij is verhuisd en is gaan samenwonen zodat zij zelf geen inboedelverzekering meer nodig heeft en deze daarom wil beëindigen. Tevens vraagt zij [naam bedrijf 4] in die e-mail om toezending van een slotfactuur. Voorts heeft [eiseres] overgelegd de daaraan voorafgaande e-mail van [naam bedrijf 4] van 21 mei 2015, waarin [naam bedrijf 4] aangeeft de brieven gericht aan [eiseres] retour te krijgen en bij haar navraagt of het adres nog wel juist is. Tot slot heeft [eiseres] een vaststellingsovereenkomst in het geding gebracht van 11 december 2019 tussen haar en [naam bedrijf 4] , waarin is te lezen dat de verzekeringsovereenkomst niet is beëindigd wegens wanbetaling door [eiseres] . Een vaststellingsovereenkomst kent ten aanzien van derden slechts een beperkte bewijskracht, maar past in de gang van zaken als door [eiseres] geschetst. Beazley betoogt dat zij andersluidende informatie van [naam bedrijf 4] heeft, maar dit te concretiseren of ter zake onderbouwende stukken over te leggen. Dit had echter gezien de gemotiveerde betwisting door [eiseres] wel op haar weg gelegen, nu immers de stelplicht en bewijslast op Beazley rust van het door haar gevoerde zelfstandige verweer dat [eiseres] de mededelingsplicht heeft geschonden. Het verweer wordt op dit punt dan ook verworpen.
reisverzekering
4.6
Uit het door [eiseres] overgelegde bewijs van beëindiging van de doorlopende reisverzekering, gedateerd op 14 augustus 2018, door ASR volgt dat deze reisverzekering is beëindigd per 10 maart 2018 wegens het niet betalen van premie. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, valt niet in te zien dat [eiseres] ten tijde van het invullen van het vragenformulier, op 3 augustus 2018, nog niet op de hoogte was van deze beëindiging per 10 maart 2018. Immers, een bewijs van beëindiging pleegt te worden voorafgegaan door aanmaningen ten aanzien van de achterstallige premie en vervolgens de opzegging van de verzekeringsovereenkomst.
Ter zitting heeft Beazley bovendien aangevoerd dat de verzekeringsovereenkomst door haar pas is geaccepteerd op 23 augustus 2018 (en vervolgens is ingegaan per 6 augustus 2018) en dat op pagina 3 van het aanvraagformulier vermeld staat dat feiten en omstandigheden die aan de verzekeringsnemer bekend worden nadat de aanvraag is ingezonden, maar voordat de verzekeraar heeft bericht over zijn definitieve beslissing het risico te verzekeren, alsnog aan de verzekeraar dienen te worden medegedeeld. [eiseres] heeft dat niet weersproken. Evenmin heeft [eiseres] betwist dat zij voorafgaand aan 23 augustus 2018 deze informatie had en heeft nagelaten om alsnog deze alsnog aan Beazley mede te delen.
Geconcludeerd kan derhalve worden dat [eiseres] de betreffende vraag op het aanvraagformulier onjuist heeft beantwoord door, hoewel zij daarvan op de hoogte was, geen mededeling te doen over de opzegging van de reisverzekering. Daarmee heeft [eiseres] haar mededelingsplicht jegens Beazley geschonden.
4.7
Volgens Beazley heeft [eiseres] haar mededelingsplicht geschonden met de opzet Beazley te misleiden en voorts stelt zij dat zij bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering met [eiseres] zou hebben afgesloten. Beazley betoogt dat zij derhalve op grond van artikel 7:930 lid 4 en 5 BW niet tot enige uitkering gehouden is.
Opzet de verzekeraar te misleiden?
4.8
Onder opzet tot misleiding in de zin van artikel 7:930 lid 5 BW dient te worden verstaan dat de verzekeringnemer feiten of omstandigheden niet aan de verzekeraar heeft medegedeeld die hij kent of behoort te kennen en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen, terwijl de verzekeringnemer aldus heeft gehandeld met de bedoeling de verzekeraar ertoe te bewegen een overeenkomst aan te gaan die hij anders niet of niet op dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten (ECLI:NL:HR:2016:507). Het gaat om een situatie waarin de verzekeringnemer ‘tegen beter weten in heeft gehandeld’, aldus de Memorie van Toelichting bij artikel 7:930 lid 5 BW. Tegen de achtergrond van deze parlementaire geschiedenis en jurisprudentie heeft Beazley onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die (zouden kunnen) leiden tot de conclusie dat van de zijde van [eiseres] sprake is geweest van opzet tot misleiding. Dit verweer faalt derhalve.
Verzekeringsovereenkomst bij juiste kennis van zaken niet aangegaan?
4.9
Het uitgangspunt is dat de verzekeraar nimmer wordt gebonden aan een verzekerde met wie hij geen verzekeringsovereenkomst zou hebben gesloten als hij de ware stand van zaken had gekend (artikel 7:930 lid 4 BW). Een beroep hierop zal in beginsel alleen kunnen slagen indien de verzekeraar aantoont dat een redelijk handelend verzekeraar bij bekendheid met de ware stand van zaken de verzekering niet zou hebben gesloten. De verzekeraar die een acceptatiebeleid voert dat afwijkt van dat van een redelijk handelend verzekeraar kan zich daarop alleen ten nadele van de verzekeringnemer beroepen als hij aantoont dat de verzekeringnemer bij het aangaan van de verzekering wist of behoorde te begrijpen welk acceptatiebeleid de verzekeraar hanteert (ECLI:NL:HR:2018:1841). Niet vereist is dat de verzekeringnemer bij het aangaan van de verzekering wist of behoorde te begrijpen dat het acceptatiebeleid van zijn verzekeraar afwijkt van dat van een redelijk handelend verzekeraar.
4.9.1
Uit het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad volgt dat het aan Beazley is om aan te tonen dat een redelijk handelend verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken de verzekering niet zou hebben gesloten. Beazley heeft dit echter niet gesteld, en dit is ook niet gebleken. Het ligt in de gegeven omstandigheden ook niet in de rede dat een redelijk handelend verzekeraar geen kostbaarhedenverzekering met [eiseres] zou hebben gesloten uitsluitend omdat haar doorlopende reisverzekering wegens wanbetaling was beëindigd. Het gaat, anders dan Beazley in haar redenering tot uitgangspunt nam, om een eerdere opzegging van niet twee maar één verzekering. Daarbij heeft de eerdere wanbetaling van de premie voor de reisverzekering geen relevantie voor het verzekerd risico onder de kostbaarhedenverzekering en is ook het risico van het niet kunnen innen van de premie zeer beperkt aangezien in artikel 7 van de verzekeringsvoorwaarden is bepaald dat de premie bij vooruitbetaling verschuldigd is, en deze premie ook door [eiseres] is voldaan, en dat als het jaar daarop de premie niet (tijdig) wordt betaald het recht op dekking vervalt. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat een redelijk handelend verzekeraar de kostbaarhedenverzekering bij kennis van de eerdere opzegging van de reisverzekering in het geheel niet zou zijn aangegaan.
4.9.2.
Beazley stelt dat zij conform haar acceptatiebeleid met [eiseres] geen verzekeringsovereenkomst zou zijn aangegaan als zij op de hoogte was geweest van de eerdere opzegging wegens wanbetaling. Beazley heeft bewijs aangeboden van haar eigen acceptatiebeleid. Dit bewijsaanbod is echter niet ter zake doende. Gelet op het voorgaande is het acceptatiebeleid dat Beazley hanteert immers een afwijkend acceptatiebeleid van dat van een redelijk handelend verzekeraar en is [eiseres] slechts aan dit afwijkende beleid gebonden als zij hiervan op de hoogte was. Dit laatste is echter gesteld noch gebleken.
Het voorgaande leidt er toe dat ook dit verweer geen stand houdt.
4.1
Dit betekent dat Beazley gehouden is dekking te verlenen. Zij heeft subsidiair aangevoerd in dat geval gebruik te willen maken van de in artikel 6.4 van haar verzekeringsvoorwaarden genoemde mogelijkheid om de uitkering in natura te doen. [eiseres] heeft ter zitting aangegeven hiertegen geen bezwaar te hebben. De vordering zal derhalve op na te noemen wijze worden toegewezen. De wettelijke rente kan slechts worden toegewezen over een geldsom, zodat er geen grond is voor toekenning daarvan en deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.11
Beazley zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. Nu [eiseres] procedeert op basis van een toevoeging blijven de verschotten beperkt tot het griffierecht. De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Beazley om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot verlening van dekking onder de verzekering, door uitkering aan [eiseres] in natura door middel van afgifte aan [eiseres] van een Rolex horloge, met bijbehorend certificaat, gelijkwaardig aan en zo veel mogelijk overeenkomstig het verzekerde Rolex horloge (model [nummer] en serienummer [serienummer] );
veroordeelt Beazley in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiseres] bepaald op
€ 81,- aan verschotten en € 1.260,- aan salaris voor de gemachtigde (3½ punten van € 360,- per punt) van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan;
en indien Beazley niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, € 120,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is Beazley de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over al deze bedragen verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33179