In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift inzake de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk opgelegd bij beschikking van 29 april 2019 en zou aflopen op 29 april 2020. Vanwege de coronamaatregelen heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden; partijen zijn telefonisch gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder van [voornaam minderjarige] aanzienlijke vorderingen heeft gemaakt in haar opvoedvaardigheden en dat er momenteel ambulante hulpverlening betrokken is. De moeder heeft aangegeven dat zij het eens is met de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) en dat zij wil dat deze betrokkenheid voortduurt.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat [voornaam minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Ondanks de positieve ontwikkelingen, zoals de terugkeer naar huis bij de moeder, is er behoefte aan verdere ondersteuning en onderzoek naar de kindeigen problematiek. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van twaalf maanden, tot 29 april 2021. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 9 april 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.