ECLI:NL:RBROT:2020:3346

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2020
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
10/016259-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens onvoldoende bewijs bij poging woninginbraak

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot woninginbraak, heeft de rechtbank Rotterdam op 12 maart 2020 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken omdat de rechtbank oordeelde dat het bewijs niet wettig en overtuigend was. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte veroordeeld zou worden tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank vond dat de herkenning van de verdachte op camerabeelden niet voldoende was om tot een veroordeling te komen. De verbalisanten hadden de verdachte herkend aan de hand van een recente foto, maar de rechtbank oordeelde dat de gelijkenis met dader 2 op de beelden te vaag was om als bewijs te dienen. Er was geen ander wettig bewijs dat de verdachte in verband bracht met de poging tot inbraak. De rechtbank concludeerde dat het ten laste gelegde feit niet bewezen kon worden en sprak de verdachte vrij. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, aangezien de verdachte eerder was geschorst.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/016259-19
Datum uitspraak: 12 maart 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M.G van Wijk, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Boekhoud heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Van de poging inbraak zijn goede camerabeelden beschikbaar waarop twee verdachten te zien zijn. Twee verbalisanten hebben de verdachte aan de hand van een recente foto op zijn ID-bewijs op deze beelden herkend. Weliswaar kenden de verbalisanten de verdachte niet persoonlijk, maar de kwaliteit van de camerabeelden is dusdanig goed dat de herkenning betrouwbaar is te achten.
4.1.2.
Beoordeling
Op 14 november 2018 betreden twee mannen een woning in Sliedrecht. Zij worden daarbij vastgelegd op camerabeelden. Uit de woning wordt niets weggenomen.
In hun proces-verbaal van bevindingen relateren de eerdergenoemde verbalisanten, dat de verdachte “
grote gelijkenissen heeft” met dader 2 op de camerabeelden. Dit laat teveel ruimte voor de mogelijkheid dat dader 2 een ander dan de verdachte is. Ander wettig en overtuigend bewijsmateriaal dat in de richting van de verdachte wijst, is er niet. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kraaijeveld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 maart 2020.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 november 2018 te Sliedrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om in uit een woning/pand gelegen aan de [adres delict]
geld en of goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; die woning/dat pand heeft betreden en/of (vervolgens) heeft doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;