In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 april 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek om machtiging gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [voornaam minderjarige]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 12 maart 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om de minderjarige in een gesloten accommodatie te plaatsen voor een periode van zes maanden. Dit verzoek is gedaan in het kader van de coronamaatregelen, waardoor er geen fysieke zitting heeft plaatsgevonden. De kinderrechter heeft de minderjarige telefonisch gehoord, samen met een vertegenwoordiger van de GI en de advocaat van de minderjarige, mr. M.K. Durdu-Agema.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds december 2019 in een gesloten jeugdhulpvoorziening verblijft en dat er sprake is van een positieve ontwikkeling, maar dat er ook nog stappen gezet moeten worden op het gebied van weerbaarheid en impulsiviteit. De kinderrechter oordeelt dat de gesloten jeugdhulp noodzakelijk is om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de hulp onttrekt en om haar ontwikkeling niet te belemmeren. De kinderrechter heeft de machtiging gesloten jeugdhulp verleend, met ingang van 12 april 2020 tot 12 oktober 2020, en benadrukt dat de plaatsing niet langer dan noodzakelijk moet duren.
De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 9 april 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.