In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2020 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2007. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in het kader van de coronamaatregelen, waarbij de mondelinge behandeling telefonisch heeft plaatsgevonden. De gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, had op 3 maart 2020 een verzoekschrift ingediend om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor een jaar. De ouders van de minderjarige hebben ingestemd met dit verzoek, omdat zij baat hebben bij de begeleiding die de GI biedt.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de opvoeding van de minderjarige veel vraagt van de ouders, die moeite hebben met het begrenzen van het zelfbepalende gedrag van hun kind. Ondanks eerdere stappen die zijn gezet in de behandeling, is er nog veel werk aan de winkel. De ouders hebben aangegeven dat zij nog hulp en steun nodig hebben bij de opvoeding. De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de telefonische verklaringen van de betrokken partijen geoordeeld dat de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is. Dit is in lijn met het wettelijke criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen tot 19 april 2021 en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 2 april 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.