ECLI:NL:RBROT:2020:3241

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
10 april 2020
Zaaknummer
C/10/594095 / FA RK 20-2210
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting inbewaringstelling op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg met betrekking tot een cliënt met de ziekte van Alzheimer

Op 1 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge beschikking gegeven over de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt met de ziekte van Alzheimer, op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de cliënt, die niet meer zelfredzaam is en geen ziekte-inzicht heeft. De burgemeester van Rotterdam had op 30 maart 2020 een last tot inbewaringstelling afgegeven, wat de basis vormde voor de rechterlijke machtiging. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt zelf, zijn advocaat en zorgspecialisten. De rechtbank concludeerde dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk was om ernstig nadeel te voorkomen, gezien de onveilige thuissituatie en het gebrek aan adequate zorg. De machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling werd verleend voor de duur van zes weken, tot en met 13 mei 2020. Deze beschikking is op 1 april 2020 mondeling gegeven en op 9 april 2020 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594095 / FA RK 20-2210
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 1 april 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg,hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] , [geboorteplaats cliënt] , [geboorteland cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende [adres cliënt] , [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in Stichting Lelie Zorggroep, verpleeghuis Siloam te Rotterdam,
advocaat mr. J.A. van Gemeren te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 31 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de beschikking van de burgemeester van 30 maart 2020;
 de verklaring van drs. S. Geldermans, arts, van 30 maart 2020;
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg d.d. 23 mei 2019;
 de aanvraag van 31 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 1 april 2020, in het gebouw van de rechtbank Rotterdam. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) gelijktijdig telefonisch gehoord:
 cliënt met zijn hierboven genoemde advocaat;
 [naam specialist] , specialist ouderengeneeskunde, en
 [naam psychiater] , psychiater, beiden verbonden aan Stichting Lelie Zorggroep, verpleeghuis Siloam;
 [naam zoon betrokkene] , zoon van betrokkene.

2..Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 37 Wzd in samenhang gelezen met de artikelen 38 en 39 Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ met betrekking tot een cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen, indien de burgermeester ten aanzien van deze cliënt op grond van artikel 29 lid 1 en 2 Wzd een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven.
2.2.
Op 30 maart 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Rotterdam ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling genomen.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van cliënt sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel en ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang.
Bij cliënt is sprake van de ziekte van Alzheimer. Cliënt is achterdochtig, geagiteerd, ontremd, impulsief en heeft moeite met het vinden van woorden. Daarnaast is cliënt niet meer zelfredzaam zonder dat hem vaste structuur en begeleiding geboden wordt. Cliënt heeft voorafgaand aan de opname zichzelf in zijn woning opgesloten, is op straat verdwaald aangetroffen door de politie en lag voornamelijk in bed zonder persoonlijke verzorging en zonder eten of drinken. Cliënt heeft geen ziekte-inzicht of besef. Voorts is er geen steunsysteem; zijn vrouw is begin maart 2020 naar Thailand vertrokken en zij kan vanwege het coronavirus niet op korte termijn terugkeren. De kinderen kunnen de zorg niet meer aan en opschalen van de thuiszorg is niet afdoende.
Volgens de specialist ouderengeneeskunde is cliënt op 24 februari jl. tegen het advies in ontslagen. Cliënt zou de zorg vrijwillig accepteren en zijn vrouw nam hem weer mee naar huis. Kort daarna vertrok de vrouw naar Thailand en heeft zij cliënt alleen achtergelaten. Hierop volgde weer een opname. De thuissituatie is te onveilig en de thuiszorg is met een uur per dag onvoldoende. Op grond van de diagnose heeft cliënt 24-uurs zorg en toezicht nodig waardoor een opname noodzakelijk is.
2.5.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
Cliënt verzet zich tegen een voortzetting van in de accommodatie. Cliënt geeft herhaaldelijk aan naar huis te willen en weg te willen uit het verpleeghuis.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes weken.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 13 mei 2020.
Deze beschikking is op 1 april 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Siemons, rechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie, griffier en op 9 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.