ECLI:NL:RBROT:2020:3183

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
7846550 / CV EXPL 19-26730
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van werkgeversbijdrage aan bedrijfstakpensioenfonds

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 20 maart 2020, hebben de eiseressen, bestaande uit de Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek (PMT), de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Carrosseriebedrijf (OOC) en de Stichting Sociaal Fonds Metaal en Techniek (SFMT), een vordering ingesteld tegen de gedaagde, Puntgaaf Autoschadeherstel B.V. De eiseressen vorderden betaling van een bedrag van € 1.980,51 aan PMT, € 68,41 aan OOC en € 27,35 aan SFMT, alsmede de wettelijke rente en proceskosten. De vordering was gebaseerd op een niet-betaalde gecombineerde premienota die aan Puntgaaf Autoschadeherstel was verzonden, maar niet was voldaan ondanks herhaalde aanmaningen.

De procedure begon met een dagvaarding op 28 mei 2019, gevolgd door verschillende processtukken en een mondelinge behandeling op 27 februari 2020, waarbij Puntgaaf Autoschadeherstel niet verscheen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiseressen rechtmatig de vordering hebben ingesteld en dat de gedaagde als werkgever onder de werkingssfeer van de relevante cao's valt. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van de premies en dat het verweer van de gedaagde niet opging, aangezien de betalingsverplichting niet afhankelijk was van de kennis van de bestuurders over de facturen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eiseressen toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de proceskosten, en de gedaagde veroordeeld tot betaling. Dit vonnis is uitgesproken door mr. E.A. Vroom en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7846550 CV EXPL 19-26730
uitspraak: 20 maart 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van

1..de stichting

Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek,
gevestigd te Den Haag
en

2. de stichting

Stichting Opleidings- en ontwikkelingsfonds Carrosseriebedrijf,
gevestigd te Sassenheim, gemeente Teylingen
en

3. de stichting

Stichting Sociaal Fonds Metaal en Techniek,
gevestigd te Den Haag,
eiseressen,
gemachtigde: GGN Mastering Credit N.V. te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Puntgaaf Autoschadeherstel B.V.,
gevestigd te Oostvoorne, gemeente Westvoorne,
gedaagde,
vertegenwoordigd door de heer [naam bestuurder 1] , bestuurder van gedaagde.
Eiseressen worden hierna gezamenlijk aangeduid als ‘PMT c.s.’ en afzonderlijk als ‘PMT’, ‘OOC’ en ‘SFMT’. Gedaagde wordt hierna aangeduid als ‘Puntgaaf Autoschadeherstel’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 28 mei 2019;
  • de aantekeningen van de rolzitting van 20 juni 2019, alwaar namens Puntgaaf Autoschadeherstel mondeling is geantwoord;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de aantekeningen van de rolzitting van 4 september 2019, alwaar namens Puntgaaf Autoschadeherstel onder overlegging van een productie mondeling is gereageerd;
  • de rolbeslissing van 6 december 2019;
  • de akte ter voldoening aan de rolbeslissing van PMT c.s. , met een productie;
  • het tussenvonnis van 27 januari 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van PMT c.s. met producties d.d. 11 februari 2020, ter griffie ingekomen op 12 februari 2020;
  • de brief van Puntgaaf Autoschadeherstel d.d. 25 februari 2020, ter griffie ingekomen op 27 februari 2020.
1.2
Op 27 februari 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Puntgaaf Autoschadeherstel is niet verschenen. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter de brief van Puntgaaf Autoschadeherstel d.d. 25 februari 2020 (zonder vermelding van een zaaknummer), ter griffie ingekomen op 27 februari 2020, ontvangen. De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
PMT c.s. is belast met de uitvoering van de bedrijfstakregelingen in de Metaal en Techniek.
2.2
Puntgaaf Autoschadeherstel is een werkgever in de bedrijfstak metaal en techniek. Volgens het register van de Kamer van Koophandel is Puntgaaf Autoschadeherstel gevestigd te Oostvoorne, gemeente Westvoorne, aan de [adres] .
2.3
Op 2 maart 2018 zijn de heer [naam bestuurder 2] (hierna: [naam bestuurder 2] ) en de heer [naam bestuurder 1] (hierna: [naam bestuurder 1] ) als bestuurders van Puntgaaf Autoschadeherstel ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
2.4
Bij gecombineerde premienota gedateerd 15 november 2018 heeft PMT c.s. een bedrag van € 2.548,75 bij Puntgaaf Autoschadeherstel in rekening gebracht ter uitvoering van de navolgende bedrijfstakregelingen:
1. de Pensioenregeling Metaal en Techniek, uitgevoerd door PMT; deelneming in dit pensioenfonds is verplicht gesteld bij de Verplichtstellingsbeschikking van 25 oktober 2007, nr. 07/25206/05 van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
2. de CAO Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Metaalbewerkingsbedrijf, uitgevoerd door OOC;
3. de CAO Werkgeversbijdrage Sociaal Fonds Metaal en Techniek, uitgevoerd door SFMT.
2.5
Op de specificatie bij de gecombineerde premienota staan de namen [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] vermeld en is voorts vermeld dat het de periode 1 oktober 2018 tot en met 31 december 2018 betreft.
2.6
Puntgaaf Autoschadeherstel heeft de gecombineerde premienota, ondanks herhaalde aanmaning, niet aan PMT c.s. betaald.
2.7
PMT c.s. heeft een incassogemachtigde ingeschakeld wegens het niet betalen van de gecombineerde premienota.

3..De vordering

3.1
PMT c.s. heeft na vermindering van eis gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Puntgaaf Autoschadeherstel te veroordelen:
an PMT tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.980,51, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
aan OOC tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 68,41 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
aan SFMT tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 27,35 vanaf 27 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen een bedrag aan salaris voor de gemachtigde van PMT c.s.
3.2
Aan haar vordering heeft PMT c.s. naast de onder 2. vermelde vaststaande feiten- zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat Puntgaaf Autoschadeherstel ondanks diverse betalingsherinneringen en sommaties in gebreke is gebleven met de volledige betaling van de door PMT c.s. aan Puntgaaf Autoschadeherstel gezonden gecombineerde premienota zoals vermeld onder 2.4, waardoor PMT c.s. zich genoodzaakt zag haar vordering uit handen te geven aan haar gemachtigde.

4..Het verweer

4.1
Puntgaaf Autoschadeherstel heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. [naam bestuurder 2] heeft zonder medeweten van [naam bestuurder 1] een werknemer aangenomen en heeft zich inmiddels zonder medeweten van [naam bestuurder 1] uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. [naam bestuurder 1] heeft geprobeerd zich bij de Kamer van Koophandel als bestuurder uit te schrijven. Er is geen factuur van PMT c.s. ontvangen. [naam bestuurder 1] is er niet van op de hoogte dat de heer [naam 3] bij het pensioenfonds staat geregistreerd.

5..De beoordeling

5.1
Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 50, eerste zin, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), de betekening van een exploot van dagvaarding aan andere rechtspersonen dan de rechtspersonen als bedoeld in artikel 2:1 BW aan hun kantoor of aan de persoon of de woonplaats van een van de bestuurders geschiedt. Een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is een ‘andere rechtspersoon’ zoals in dit artikel bedoeld. Wie als ‘bestuurder’ kan worden aangemerkt, laat zich afleiden uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.
5.2
Bij rolbeslissing van 6 december 2019 is PMT c.s. in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de stelling van [naam bestuurder 1] bij mondeling verweer van 4 september 2019 dat hij zich op 10 juli 2018 heeft geprobeerd uit te schrijven als bestuurder van Puntgaaf Autoschadeherstel en hoe zich dit verhoudt met de betekening van het exploot van dagvaarding op zijn adres.
5.3
Bij akte ter voldoening aan de rolbeslissing heeft PMT c.s. aangevoerd dat de deurwaarder heeft geprobeerd de dagvaarding op het adres van Puntgaaf Autoschadeherstel dat staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te betekenen, maar heeft geconstateerd dat Puntgaaf Autoschadeherstel daar feitelijk niet is gevestigd. Het exploot van de dagvaarding is derhalve betekend op het adres van haar bestuurder [naam bestuurder 1] .
5.4
De kantonrechter is van oordeel dat uit het door PMT c.s. overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel (productie 4 bij de akte) genoegzaam blijkt dat [naam bestuurder 1] op 27 mei 2019 als bestuurder van Puntgaaf Autoschadeherstel bij de Kamer van Koophandel stond ingeschreven. Gelet hierop wordt geconcludeerd dat het exploot van dagvaarding op rechtsgeldige wijze conform artikel 50 Rv op het adres van [naam bestuurder 1] is betekend aan Puntgaaf Autoschadeherstel.
5.5
Puntgaaf Autoschadeherstel heeft niet betwist dat zij als werkgever valt onder de werkingssfeer van de verplichtstellingsbeschikking (voor PMT) en de algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de cao’s (voor OOC en SFMT). Puntgaaf Autoschadeherstel is op grond van haar verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds premies verschuldigd aan het PMT en op grond van haar binding aan de hiervoor genoemde cao’s werkgeversbijdragen aan OOC en SFMT.
5.6
Het verweer van [naam bestuurder 1] dat [naam bestuurder 2] zonder medeweten van [naam bestuurder 1] een werknemer heeft aangenomen en dat [naam bestuurder 1] niet op de hoogte was dat de heer [naam 3] bij het pensioenfonds stond geregistreerd, slaagt niet. De vordering is immers ingesteld tegen Puntgaaf Autoschadeherstel en of [naam bestuurder 1] door [naam bestuurder 2] al dan niet op de hoogte was gesteld van het in dienst nemen van een werknemer of dat [naam bestuurder 1] op de hoogte was van de registratie van de heer [naam 3] bij het pensioenfonds, doet aan de betalingsverplichting van Puntgaaf Autoschadeherstel niet af.
5.7
Voorts faalt ook het verweer dat [naam bestuurder 1] geen factuur van PMT c.s. heeft ontvangen. PMT c.s. heeft onweersproken gesteld dat zij de factuur heeft verstuurd naar het adres waarop Puntgaaf Autoschadeherstel bij de Kamer van Koophandel staat ingeschreven. Indien, zoals [naam bestuurder 1] heeft gesteld, geen activiteiten meer worden verricht door Puntgaaf Autoschadeherstel, had het op de weg van [naam bestuurder 1] gelegen Puntgaaf Autoschadeherstel bij de Kamer van Koophandel uit te schrijven.
5.8
Ten aanzien van de eisvermindering van PMT c.s. van 11 februari 2020 heeft Puntgaaf Autoschadeherstel aangevoerd dat de creditering door PMT c.s. lang op zich heeft laten wachten. Met betrekking tot de door PMT c.s. gecrediteerde bedragen heeft Puntgaaf Autoschadeherstel geen verweer gevoerd, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van deze bedragen.
Nu Puntgaaf Autoschadeherstel de hoogte van de in rekening gebrachte premies en bijdragen verder niet heeft bestreden, is de door PMT c.s. gevorderde hoofdsom toewijsbaar.
5.9
De vorderingen van PMT c.s. omvatten ook bedragen ter zake rente, boete en buitengerechtelijke incassokosten. Door PMT c.s. is toegelicht dat de boete is gebaseerd op artikel 2.3a, Hoofdstuk IX van het Pensioenreglement geldend sedert 1 januari 2006 en dat de vordering ter zake de buitengerechtelijke incassokosten is gebaseerd op artikel 2 lid 5 en artikel 3 lid 4 van het bijdragereglement van de van toepassing zijnde algemeen verbindend verklaarde cao’s, welk bijdragereglement een onverbrekelijk deel uitmaakt van die cao’s.
Voorts heeft PMT c.s. gesteld dat de besturen van PMT c.s. ten gunste van Puntgaaf Autoschadeherstel zijn afgeweken van het bepaalde dat de boete en de buitengerechtelijke invorderingskosten 15% van het openstaande bedrag bedragen, door slechts een percentage van 10% te hanteren en in rekening te brengen. De kantonrechter is van oordeel dat op grond van genoemde bepalingen de nevenvorderingen voldoende zijn onderbouwd en toewijsbaar zijn.
5.1
Puntgaaf Autoschadeherstel wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

6..De beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt Puntgaaf Autoschadeherstel om aan PMT tegen kwijting te betalen € 1.980,51, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt Puntgaaf Autoschadeherstel om aan OOC tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 68,41 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt Puntgaaf Autoschadeherstel om aan SFMT tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 27,35 vanaf 27 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt Puntgaaf Autoschadeherstel in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van PMT c.s. vastgesteld op € 104,42 aan explootkosten, € 486,00 aan griffierecht en € 630,00 aan salaris voor hun gemachtigde;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44483