ECLI:NL:RBROT:2020:3151

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
8139715 CV EXPL 19-47287
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in het incident tot oproeping in vrijwaring met betrekking tot een overeenkomst voor de levering en installatie van een dakkapel

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 27 maart 2020, is een vonnis uitgesproken in een incident tot oproeping in vrijwaring. De eiser, aangeduid als [eiser 1], heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, aangeduid als [gedaagde], met betrekking tot een overeenkomst voor de levering en installatie van een dakkapel. De eiser vorderde een bedrag van € 3.000,00 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, omdat de gedaagde de overeenkomst niet was nagekomen en het reeds betaalde voorschot niet had terugbetaald.

De gedaagde heeft in het incident een verzoek gedaan om een derde, aangeduid als [naam], in vrijwaring op te roepen. De gedaagde stelde dat deze derde mogelijk verantwoordelijk was voor de schade die voortvloeide uit de hoofdzaak. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde voldoende gronden had om de derde in vrijwaring op te roepen, en heeft het verzoek toegewezen. De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot de einduitspraak.

De kantonrechter heeft ook bepaald dat de hoofdzaak zal worden voortgezet met een rolzitting voor de conclusie van dupliek aan de zijde van de gedaagde. De verdere beslissingen zijn aangehouden, en de zitting is gepland op 22 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8139715 CV EXPL 19-47287
uitspraak: 27 maart 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser 1],
woonplaats: [woonplaats eiser 1] , gemeente [gemeente] ,
eiser in de hoofdzaak bij exploot van dagvaarding van 21 oktober 2019,
verweerder in het vrijwaringsincident,
gemachtigde: J. Gyzel (DAS rechtsbijstand te Rijswijk),
tegen
[gedaagde]
handelend onder de naam
[handelsnaam],
woonplaats [woonplaats gedaagde] :
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het vrijwaringsincident,
gemachtigde: mr. M. Ҫakar te Amsterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser 1] ” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 21 oktober 2019, met producties;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, tevens conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van antwoord in het incident, tevens conclusie van repliek.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vordering in de hoofdzaak

2.1
[eiser 1] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan hem te betalen € 3.000,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2018, alsmede € 425,00 aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
2.2
Aan zijn vordering heeft [eiser 1] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd:
2.2.1
Tussen partijen is medio juli 2018 een overeenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [gedaagde] een dakkapel zal leveren en installeren tegen het overeengekomen bedrag van € 6.430,00. [eiser 1] heeft op dit bedrag € 3.000,00 aan [gedaagde] voldaan als voorschot door overschrijving op het op de offerte genoemde bankrekeningnummer.
2.2.2
[eiser 1] heeft middels de website van [gedaagde] een offerte gevraagd. Hierop is door de heer [naam] middels een e-mail adres van [gedaagde] gereageerd door het opstellen van een offerte. Deze stukken zijn steeds ook door [gedaagde] ondertekend. [eiser 1] mocht er daarom van uitgaan dat er een overeenkomst met [gedaagde] is gesloten. Hij had geen enkele reden om te twijfelen aan de handelingsbevoegdheid van [naam] .
2.2.3
Daarna is uitvoerig gecorrespondeerd met deze [naam] , onder meer over de garantie op de dakkapel. Daardoor kwam aan het licht dat [naam] kennelijk niet (meer) werkzaam was bij [gedaagde] .
2.2.4
[eiser 1] heeft aan [gedaagde] betaald, althans hij heeft daar op mogen vertrouwen nu het door hem gebruikte bankrekeningnummer hetzelfde nummer was wat op de offerte stond vermeld.
2.2.5
[gedaagde] is de overeenkomst niet nagekomen en heeft evenmin het reeds betaalde bedrag van € 3.000,00 terugbetaald.

3..De vordering en het verweer in het incident

3.1
[eiser 2] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hem toe te staan om [naam] (verder [naam] ) wonende te [woonplaats] in vrijwaring op te roepen.
3.2
[eiser 2] heeft daartoe het volgende aangevoerd:
3.2.1
[naam] heeft in 2017 als freelancer werkzaamheden verricht voor [eiser 2] . Hij beheerde toen ook de website van [eiser 2] . [naam] heeft vermoedelijk een e-mailadres aangemaakt met de [naam e-mailadres] Dit was [eiser 2] onbekend.
3.2.2
[naam] heeft een eigen bedrijf opgericht onder de naam [naam bedrijf] . In het kader van deze onderneming kocht [naam] soms dakkapellen en dergelijke in bij [eiser 2] . Het montagewerk werd door het bedrijf van [naam] verricht. [eiser 2] had dus een overeenkomst met [naam] en niet met de klanten van [naam] .
3.2.3
[naam] heeft zich kennelijk bij [verweerder] (en anderen) voorgedaan als handelingsbevoegd namens [eiser 2] . Hier wist [eiser 2] niets vanaf.
3.2.4
Indien in de hoofdzaak zou blijken dat [eiser 2] een betalingsverplichting jegens [verweerder] heeft, dan is [naam] verplicht de daaruit voortvloeiende nadelige gevolgen voor [eiser 2] te dragen. [eiser 2] heeft dan ook een belang om [naam] in vrijwaring op te roepen.
3.3
[verweerder] Bouw heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek tot oproeping in vrijwaring van [naam] .

4..De beoordeling

in het incident
4.1
De incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring is tijdig en vóór alle weren genomen. Op de voet van artikel 210 Rv kan een gedaagde partij in de hoofdzaak iemand in vrijwaring oproepen indien hij meent hiertoe gronden te hebben. Voldoende is dat door [eiser 2] als gedaagde partij in de hoofdzaak wordt gesteld dat hij krachtens zijn rechtsverhouding tot die derde ( [naam] ) recht en belang heeft de nadelige gevolgen van een voor hem ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op [naam] te verhalen.
4.2
Indien juist is hetgeen [eiser 2] heeft gesteld, zal hij de nadelige gevolgen van het eventuele verlies in de hoofdzaak geheel of ten dele kunnen afwentelen op [naam] . Daarmee is aan de onder 4.1 genoemde voorwaarde voldaan. De incidentele vordering zal dan ook worden toegewezen.
4.3
De beslissing over de kosten van het incident zal worden aangehouden tot de einduitspraak.
in de hoofdzaak
4.4
In de hoofdzaak heeft [gedaagde] reeds een conclusie van antwoord en [eiser 1] een conclusie van repliek genomen. [gedaagde] zal dan ook in de gelegenheid worden gesteld om in de hoofdzaak een conclusie van dupliek te nemen op na te melden rolzitting.
4.5
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
staat [eiser 2] toe [naam] wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] aan de [adres] in vrijwaring te doen dagvaarden tegen de rolzitting van
woensdag 22 april 2020 te 14.30 uur;
houdt de beslissing over de kosten in het incident aan tot de einduitspraak;
in de hoofdzaak
verwijst de hoofdzaak naar de rolzitting van
woensdag 22 april 2020 te 14.30 uurvoor conclusie van dupliek aan de zijde van [gedaagde] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
898