In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 27 maart 2020, is een vonnis uitgesproken in een incident tot oproeping in vrijwaring. De eiser, aangeduid als [eiser 1], heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, aangeduid als [gedaagde], met betrekking tot een overeenkomst voor de levering en installatie van een dakkapel. De eiser vorderde een bedrag van € 3.000,00 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, omdat de gedaagde de overeenkomst niet was nagekomen en het reeds betaalde voorschot niet had terugbetaald.
De gedaagde heeft in het incident een verzoek gedaan om een derde, aangeduid als [naam], in vrijwaring op te roepen. De gedaagde stelde dat deze derde mogelijk verantwoordelijk was voor de schade die voortvloeide uit de hoofdzaak. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde voldoende gronden had om de derde in vrijwaring op te roepen, en heeft het verzoek toegewezen. De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot de einduitspraak.
De kantonrechter heeft ook bepaald dat de hoofdzaak zal worden voortgezet met een rolzitting voor de conclusie van dupliek aan de zijde van de gedaagde. De verdere beslissingen zijn aangehouden, en de zitting is gepland op 22 april 2020.