In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 maart 2020 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke kwestie tussen een verzoekster en de besloten vennootschap Thuiszorg Naborgh B.V. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. L.M. Hoogeveen, heeft verzocht om de opzegging van haar arbeidsovereenkomst per 11 oktober 2019 te vernietigen en om doorbetaling van haar salaris. De verweerster, vertegenwoordigd door mr. R.W. de Pater, heeft het verzoek betwist en geconcludeerd tot afwijzing.
De procedure is gestart met een verzoekschrift van de verzoekster, waarin zij stelt dat haar arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is geweest van een overgang van onderneming, waarbij de activiteiten van de verweerster zijn overgedragen aan een andere entiteit. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst van de verzoekster op 11 oktober 2019 van rechtswege is overgegaan naar de nieuwe werkgever, waardoor de verweerster niet langer verantwoordelijk is voor de doorbetaling van het salaris van de verzoekster.
De kantonrechter heeft de verzoeken van de verzoekster afgewezen, omdat er geen sprake was van een rechtsgeldige opzegging van de arbeidsovereenkomst. De rechter heeft ook de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. Deze beslissing is genomen in het kader van de onduidelijke situatie die voor de verzoekster is ontstaan, waarvoor de verweerster verantwoordelijk is.