ECLI:NL:RBROT:2020:3118

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
8158300 CV / EXPL 19-7205
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van koopovereenkomsten met buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak vordert La Tienda Delicatessen B.V. betaling van een bedrag van € 500,00 van de gedaagde, die etenswaren heeft gekocht maar niet heeft betaald. De vordering is gebaseerd op meerdere koopovereenkomsten die zijn gesloten tussen augustus en september 2018, waarbij de totale schuld € 1.190,54 bedraagt. La Tienda heeft de gedaagde herhaaldelijk aangemaand tot betaling, maar de gedaagde heeft slechts gedeeltelijk voldaan. De gedaagde voert aan dat er een betalingsregeling is afgesproken en dat hij niet de wettelijke termijn van veertien dagen heeft gekregen om de vordering kosteloos te voldoen. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde niet voldoende heeft onderbouwd dat er een betalingsregeling was en dat hij de betalingsafspraken niet is nagekomen. De rechter wijst de vordering van La Tienda toe, inclusief de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat de gedaagde de overeenkomst heeft gesloten in de uitoefening van zijn bedrijf. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8158300 CV / EXPL 19-7205
uitspraak: 9 april 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
La Tienda Delicatessen B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.M.M. Deneer.
tegen
[gedaagde]h.o.d.n. [handelsnaam]
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.A.A. Maat.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘La Tienda’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 5 november 2019, met producties;
de mondelinge conclusie van antwoord van 16 januari 2020;
de conclusie van repliek, met producties;
de aantekening op de rol dat [gedaagde] geen conclusie van dupliek heeft genomen, hoewel hij daartoe in gelegenheid is gesteld.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
La Tienda heeft in of omstreeks de periode vanaf augustus tot en met september 2018 aan [gedaagde] etenswaren verkocht en geleverd voor een bedrag van € 1.190,54.
2.3
Door en namens La Tienda is [gedaagde] aangemaand tot betaling van de facturen.

3..Het geschil

3.1
La Tienda vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan La Tienda van een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 5 november 2019 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en nakosten. Het gevorderde bedrag vloeit voort uit de opeisbare vordering van in totaal € 659,05 (€ 1.190,54 aan hoofdsom, € 178,58 aan buitengerechtelijke kosten en € 89,93 aan rente, verminderd met € 800,00 aan betalingen), die La Tienda op [gedaagde] heeft. La Tienda vordert thans slechts € 500,00 en wenst haar rechten voor het overige te reserveren.
3.2
La Tienda heeft haar vordering gebaseerd op nakoming van de betalingsverplichting uit hoofde van de koopovereenkomsten. Pas na herhaalde aanmaningen, de ingebrekestelling en het overdragen van de vordering aan de incassogemachtigde heeft [gedaagde] een aantal betalingen gedaan.
3.3
[gedaagde] voert verweer en legt daaraan het volgende ten grondslag. Hij heeft een betalingsregeling met La Tienda afgesproken. Bovendien heeft La Tienda hem niet de wettelijke termijn van veertien dagen gegund om de vordering kosteloos te betalen, waardoor [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten niet hoeft te betalen.

4..De beoordeling

4.1
Vast staat, dat partijen een aantal koopovereenkomsten met elkaar hebben gesloten en dat [gedaagde] in totaal een bedrag van € 1.190,54 aan La Tienda moest betalen. [gedaagde] stelt dat er tussen partijen een betalingsregeling is afgesproken, waaraan La Tienda zich dient te houden. Uit de overgelegde stukken blijkt dat pas na het overdragen van de vordering aan de incassogemachtigde contact met [gedaagde] tot stand is gekomen. Door de incassogemachtigde zijn afspraken gemaakt met [gedaagde] , waarbij ook de consequenties van het niet nakomen van de gemaakte betalingsafspraken duidelijk zijn vermeld in de brieven. Nu [gedaagde] niet nader heeft onderbouwd dat hij een (nadere) betalingsregeling met La Tienda is overeengekomen en niet heeft betwist dat hij de hiervoor genoemde betalingsafspraken niet is nagekomen, valt niet in te zien waarom La Tienda niet in één keer de hoofdsom zou kunnen vorderen. De betalingsverplichting van de hoofdsom in één geheel, bestaat daarom nog steeds voor [gedaagde] .
4.2
De gevorderde wettelijke handelsrente zal eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen nader verweer is gevoerd.
4.3
La Tienda maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Anders dan [gedaagde] stelt, is in dit geval voldaan aan de wettelijke vereisten. [gedaagde] lijkt te stellen dat hij de koop heeft gedaan als consument, waardoor hij een termijn van 14 dagen had moeten krijgen voor het voldoen van de vordering. Ook deze stelling heeft [gedaagde] echter niet verder onderbouwd, hetgeen, gelet op de gemotiveerde betwisting van La Tienda, wel op zijn weg had gelegen. Op grond van de overgelegde stukken kan daarom worden aangenomen dat [gedaagde] de overeenkomst heeft gesloten in uitoefening van zijn bedrijf. Dit betekent dat voor de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassowerkzaamheden niet relevant is welke incassohandelingen La Tienda heeft verricht, zolang er daadwerkelijk incassohandelingen zijn verricht (HR 13 juni 2014 ECLI:NL:HR:2014:1405, r.o. 3.5). La Tienda heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.4
De gevorderde som van € 500,00 zal daarom worden toegewezen.
4.5
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan La Tienda te betalen een bedrag van € 500,00 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW vanaf 5 november 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van La Tienda vastgesteld op € 121,00 aan griffierecht, € 83,52 aan dagvaardingskosten en € 144,00 aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [gedaagde] niet binnen 14 dagen na vandaag vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met € 15,00 aan salaris, en een bedrag van € 68,00 aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verstaat dat het bovenstaande onverlet laat dat [gedaagde] aan La Tienda meer dan € 500,- aan hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten verschuldigd is.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44221