ECLI:NL:RBROT:2020:2997

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
6 april 2020
Zaaknummer
7677531 CV EXPL 19-16093
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering uit zorgverzekeringsovereenkomst met verrekeningsverweer en premiebetaling via Kredietbank

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2020, heeft de kantonrechter zich gebogen over een vordering van Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. tegen een gedaagde die in persoon procedeerde. De vordering betreft een bedrag van € 393,52, dat Zilveren Kruis stelt te vorderen uit hoofde van een zorgverzekeringsovereenkomst. De gedaagde heeft een verrekeningsverweer gevoerd, stellende dat zij de premie over de maanden januari tot en met maart 2018 via de Kredietbank heeft betaald. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis de gedaagde in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van deze betalingen.

De gedaagde heeft vervolgens bewijsstukken ingediend, waaronder correspondentie met de Kredietbank en een overzicht van betalingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, hoewel de Kredietbank aanvankelijk de premie aan Zilveren Kruis heeft overgemaakt, de gedaagde inmiddels de premiebetalingen teruggestort heeft gekregen. Hierdoor heeft de gedaagde op dit moment geen vordering meer op Zilveren Kruis, waardoor het verrekeningsverweer niet slaagt.

De kantonrechter heeft de vordering van Zilveren Kruis toegewezen, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de gedaagde om tijdig te reageren op aanmaningen en de gevolgen van het niet voldoen aan betalingsverplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7677531 CV EXPL 19-16093
uitspraak: 3 april 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd te Leiden,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Zilveren Kruis’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verdere verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 18 oktober 2019 en de daarin genoemde processtukken;
de aantekeningen van de griffier ter rolzitting van 10 december 2019;
de akte indienen bewijs van [gedaagde] ;
de antwoordakte van Zilveren Kruis.
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling

2.1
In het tussenvonnis van 18 oktober 2019 heeft de kantonrechter [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat zij dan wel haar schuldbemiddelaar de premie over de periode januari 2018 tot en met maart 2018 aan Zilveren Kruis heeft betaald.
2.2
In het kader van deze bewijsopdracht heeft [gedaagde] bij akte bewijslevering een nadere toelichting gegeven en drie producties ingediend. Hierop heeft Zilveren Kruis bij antwoordakte gereageerd.
2.3
De door [gedaagde] overgelegde producties bevatten correspondentie met de Kredietbank waarin wordt verzocht om informatie, een overzicht met betalingen van de Kredietbank aan Zilveren Kruis en een bericht van [naam] van de gemeentelijke Kredietbank van 11 mei 2019 waarin hij het volgende schrijft:

In navolging van uw vraagstelling doe ik u middels de bijlage een overzicht van de betalingen aan Zilveren Kruis toekomen.
Ter verduidelijking voor u en de rechtbank, in augustus heb ik de telefoon aangenomen en het gevraagde overzicht doorgestuurd. Ik ben in deze nooit de zaakbehandelaar vanuit de KBR geweest.
Hopend u hiermee toereikend geïnformeerd te hebben verblijf ik,
2.4
Voor zover uit het overgelegde overzicht van de Kredietbank, in combinatie met de e-mail van de heer [naam] van 11 mei 2019, al kan worden afgeleid dat de premie over de maanden januari tot en met maart 2018 aanvankelijk door de Kredietbank aan Zilveren Kruis is overgemaakt, geldt het volgende. Uit de toelichting van [gedaagde] volgt dat zij inmiddels de premiebetalingen van de maanden januari tot en met maart 2018 van de Kredietbank teruggestort heeft gekregen. Vast staat dus dat [gedaagde] in ieder geval op dit moment geen vordering meer heeft op Zilveren Kruis waarmee zij kan verrekenen. Het verrekeningsverweer slaagt om die reden niet.
2.5
Zilveren Kruis vordert betaling van een hoofdsom van € 393,52. [gedaagde] erkent de verschuldigdheid van de hoofdsom in haar akte bewijslevering. De gevorderde hoofdsom wordt om die reden toegewezen.
2.6
[gedaagde] betwist de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke kosten, omdat zij al op 18 oktober 2018 bij Zilveren Kruis heeft aangegeven dat zij de premiebetalingen van januari tot en met maart 2018 kan verrekenen en het restant wil betalen. Zilveren Kruis heeft betwist deze e-mail te hebben ontvangen. Aangezien Zilveren Kruis [gedaagde] op 26 oktober 2018 heeft aangemaand door middel van het versturen van een zogeheten 14-dagenbrief, had het op de weg van [gedaagde] gelegen om contact te zoeken met (de gemachtigde van) Zilveren Kruis over haar voorstel om tot verrekening over te gaan, nu Zilveren Kruis hier niet op reageerde. Bovendien is niet gebleken dat Zilveren Kruis op 6 april 2018 – blijkens de productie bij dagvaarding de factuurdatum van de hoofdsom – de betaalde premiebedragen (nog) onder zich had, zodat Zilveren Kruis de gevorderde bedragen ook daadwerkelijk had kùnnen verrekenen. Zilveren Kruis heeft dan ook in redelijkheid buitengerechtelijke kosten in rekening kunnen brengen, aangezien [gedaagde] niet binnen de gegeven termijn is overgegaan tot betaling. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden toegewezen nu voldoende is gebleken dat Zilveren Kruis aan de wettelijke vereisten heeft voldaan.
2.7
De gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen nader verweer is gevoerd.
2.8
Gelet op het voorgaande heeft Zilveren Kruis naar het oordeel van de kantonrechter in redelijkheid kunnen overgaan tot dagvaarding van [gedaagde] . [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, zij het dat geen salaris gemachtigde wordt toegekend voor de dagvaarding omdat pas bij repliek duidelijk is gemaakt dat het om een vordering ging uit onverschuldigde betaling.

3..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan Zilveren Kruis te betalen een bedrag van € 472,12, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over een bedrag van € 393,52 vanaf 4 april 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis vastgesteld op € 121,- aan griffierecht, € 103,06 aan dagvaardingskosten en € 120,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645