Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
2.De vaststaande feiten
4.4 In de overwegingen van de aangevallen uitspraak is de rechtbank ingegaan op de gronden die appellant in beroep naar voren heeft gebracht en heeft zij deugdelijk en toereikend gemotiveerd waarom deze gronden niet kunnen leiden tot een vernietiging van de bestreden besluiten. De rechtbank heeft uitgebreid gemotiveerd waarom appellant niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast, als vermeld in 4.2, zodat het zorgkantoor bij de vaststelling van het pgb over de jaren 2011 tot en met 2014 geen aanleiding heeft hoeven zien om meer kosten als zijnde besteed aan AWBZ-zorg in aanmerking te nemen dan het zorgkantoor bij de bestreden besluiten heeft gedaan. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden naar voren gebracht, geen nadere stukken overgelegd ter onderbouwing van de afgewezen zorgkosten of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en het oordeel waartoe zij in de aangevallen uitspraak is gekomen. Ten aanzien van de afgewezen zorgkosten over de tweede helft van 2013 wordt hier nog aan toegevoegd dat, voor zover bepaalde activiteiten van de zorgverleners kunnen worden aangemerkt als zorg die uit het pgb betaald mag worden, wegens het ontbreken van gespecificeerde urendeclaraties niet kan worden vastgesteld in welke omvang sprake is geweest van het verlenen van AWBZ-zorg. Tezamen met het gegeven dat de door de wetgever vereiste betalingsbewijzen ontbreken, is hierdoor een situatie ontstaan waarin niet op objectief controleerbare wijze te bepalen valt in hoeverre het pgb is besteed aan AWBZ-zorg. Dit komt gelet op wat onder 4.2 en 4.3 is overwogen voor rekening en risico van appellant.
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling
6.De beslissing
: