ECLI:NL:RBROT:2020:2985

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
6 april 2020
Zaaknummer
7202138 CV EXPL 18-38602
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling op grond van een terugvorderingsbeschikking en formele rechtskracht van bestuursrechtelijke besluiten

In deze zaak vordert Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. betaling van een bedrag van € 500,- van [gedaagde], die in het verleden een persoonsgebonden budget ontving op basis van de AWBZ. Zilveren Kruis heeft in totaal € 56.176,22 teruggevorderd, maar beperkt de vordering in deze procedure tot € 500,-. De achtergrond van de vordering ligt in de terugvorderingsbeschikkingen die Zilveren Kruis heeft afgegeven, waartegen [gedaagde] alle rechtsmiddelen heeft aangewend. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de terugvorderingsbeschikkingen rechtsgeldig zijn en dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast. De kantonrechter oordeelt dat de invordering van het bedrag niet onaanvaardbaar is en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. De vordering in conventie wordt toegewezen, terwijl de vordering in reconventie van [gedaagde] wordt afgewezen. [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7202138 CV EXPL 18-38602
uitspraak: 3 april 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. L. van Dinter.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Zilveren Kruis’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 6 september 2018, met producties;
de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties;
de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie, met producties;
de conclusie van dupliek in reconventie;
de akte nadere producties van [gedaagde] ter griffie ingekomen op 10 januari 2020;
de akte uitlaten van Zilveren Kruis ter griffie ingekomen op 3 maart 2020.
Het vonnis is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
[gedaagde] heeft voor zover in deze procedure van belang over de periode 2011 tot en met 2014 bij voorschot persoonsgebonden budget ontvangen op grond van de AWBZ. Met dit budget kon [gedaagde] bepaalde zorg inkopen. De besteding van het budget dient achteraf verantwoord te worden.
2.3
Zilveren Kruis heeft bij beschikking van 31 december 2014 € 22.348,47 teruggevorderd voor de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013. Bij beschikkingen van 4 maart 2015 heeft Zilveren Kruis € 3.170,81 teruggevorderd voor de periode 1 januari tot en met 31 december 2011 en € 30.348,34 voor de periode 1 januari tot en met 31 december 2012. Voor de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 heeft Zilveren Kruis op 4 mei 2016 bij beschikking € 308,60 teruggevorderd. In totaal heeft Zilveren Kruis derhalve € 56.176,22 teruggevorderd.
2.4
[gedaagde] heeft tegen de terugvorderingsbeschikkingen alle rechtsmiddelen aangewend. Op 27 november 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in het hoger beroep dat [gedaagde] had ingesteld tegen de het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 20 december 2017. Deze procedure omvatte alle hiervoor genoemde terugvorderingsbeschikkingen. De Centrale Raad van Beroep heeft als volgt geoordeeld:

4.4 In de overwegingen van de aangevallen uitspraak is de rechtbank ingegaan op de gronden die appellant in beroep naar voren heeft gebracht en heeft zij deugdelijk en toereikend gemotiveerd waarom deze gronden niet kunnen leiden tot een vernietiging van de bestreden besluiten. De rechtbank heeft uitgebreid gemotiveerd waarom appellant niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast, als vermeld in 4.2, zodat het zorgkantoor bij de vaststelling van het pgb over de jaren 2011 tot en met 2014 geen aanleiding heeft hoeven zien om meer kosten als zijnde besteed aan AWBZ-zorg in aanmerking te nemen dan het zorgkantoor bij de bestreden besluiten heeft gedaan. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden naar voren gebracht, geen nadere stukken overgelegd ter onderbouwing van de afgewezen zorgkosten of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en het oordeel waartoe zij in de aangevallen uitspraak is gekomen. Ten aanzien van de afgewezen zorgkosten over de tweede helft van 2013 wordt hier nog aan toegevoegd dat, voor zover bepaalde activiteiten van de zorgverleners kunnen worden aangemerkt als zorg die uit het pgb betaald mag worden, wegens het ontbreken van gespecificeerde urendeclaraties niet kan worden vastgesteld in welke omvang sprake is geweest van het verlenen van AWBZ-zorg. Tezamen met het gegeven dat de door de wetgever vereiste betalingsbewijzen ontbreken, is hierdoor een situatie ontstaan waarin niet op objectief controleerbare wijze te bepalen valt in hoeverre het pgb is besteed aan AWBZ-zorg. Dit komt gelet op wat onder 4.2 en 4.3 is overwogen voor rekening en risico van appellant.
[…]
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak,
voor zover aangevochten, moet worden bevestigd.

3.Het geschil in conventie

3.1
Zilveren Kruis vordert in conventie dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan Zilveren Kruis van een bedrag van € 500,- onder reserve van rechten op invordering van het restant, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nog openstaande hoofdsom vanaf 6 september 2018 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Zilveren Kruis legt – kort samengevat – het volgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde] heeft persoonsgeboden budget ontvangen waarop hij geen aanspraak heeft omdat het bedrag niet juist is verantwoord als besteed aan ingekochte zorg, zodat Zilveren Kruis dit bedrag onverschuldigd aan hem heeft betaald. Zilveren Kruis vordert terugbetaling van hetgeen zij onverschuldigd heeft betaald, inclusief rente en kosten een bedrag van € 58.304,67. Om haar moverende redenen beperkt Zilveren Kruis in deze procedure de vordering tot een bedrag van € 500,- onder reserve van rechten op invordering van het restant.
3.3
[gedaagde] voert verweer en legt daaraan – voor zover van belang – het volgende ten grondslag. [gedaagde] betwist dat het bedrag niet juist is verantwoord als besteed aan ingekochte zorg. [gedaagde] voert als verweer dat invordering van het bedrag van € 58.304,67 buitenproportioneel is en naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan worden teruggevorderd. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van Zilveren Kruis in de proceskosten.

4.Het geschil in reconventie

4.1
[eiser] vordert in reconventie een verklaring voor recht dat hij zijn persoonsgebonden budget over de periode 2011 tot en met 2013 heeft besteed aan de voor hem benodigde zorg en dat hij dit in voldoende mate heeft verantwoord. Bij repliek heeft hij daar nog aan toegevoegd dat er bijzondere omstandigheden zijn die er toe zouden moeten leiden dat Zilveren Kruis bij een toewijzing van het gevorderde in conventie van terugvordering zou moeten afzien.
4.2
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij de verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget op de juiste wijze heeft gedaan.
4.3
Zilveren Kruis voert verweer en legt daaraan ten grondslag dat de verantwoording van [eiser] niet voldoet aan de wettelijke vereisten en concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Zij maakt bezwaar tegen de vermeerdering van eis bij repliek.

5.De beoordeling

5.1
Zilveren Kruis heeft de thans gevorderde bedragen van [gedaagde] teruggevorderd door middel van terugvorderingsbeschikkingen. Deze beschikkingen zijn bestuursrechtelijke besluiten in de zin van artikel 1:3 Awb, zodat daartegen bezwaar en beroep open staan. Als die rechtsmiddelen niet tot herroeping althans vernietiging van de besluiten hebben geleid, dan dient de burgerlijke rechter er – op grond van de regel van de formele rechtskracht – in beginsel van uit te gaan dat de beschikkingen rechtsgeldig zijn.
5.2
[gedaagde] heeft gebruik gemaakt van de openstaande rechtsmiddelen door in bezwaar, beroep en hoger beroep te gaan. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de terugvorderingsbeschikkingen definitief in stand blijven. Op grond van deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep hebben de beschikkingen formele rechtskracht gekregen. De civiele rechter is aan die beslissing gebonden.
5.3
De kantonrechter kan wel beoordelen of de invordering van de bij beschikking vastgestelde bedragen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarvoor dient echter sprake te zijn van uitzonderlijke omstandigheden. Dergelijke omstandigheden zijn hier niet aan de orde. De enkele omstandigheid dat het een groot bedrag betreft is daarvoor niet voldoende.
5.4
Bovendien heeft Zilveren Kruis in deze procedure haar vordering beperkt tot € 500,-. Zij verkrijgt met dit vonnis dan ook geen executoriale titel voor het restant van de vordering. Nu Zilveren Kruis met dit vonnis slechts een gering bedrag kan invorderen, is ook hierom van strijd met de redelijkheid en billijkheid naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake.
5.5
De vordering in conventie wordt gelet op het vorenstaande toegewezen. De wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen nader verweer is gevoerd. Zilveren Kruis maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende gebleken is dat voldaan is aan de wettelijke vereisten, zodat ook het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
5.6
De vordering in reconventie wordt afgewezen. Zoals hiervoor overwogen is het niet aan de kantonrechter om een bestuursrechtelijk besluit met formele rechtskracht nogmaals inhoudelijk te toetsen en ook de bij repliek nog aangevoerde bijzondere omstandigheden kunnen niet tot het oordeel leiden dat Zilveren Kruis van invordering zou behoren af te zien, te meer nu de toekenningen van toekomstige pgb’s niet doorkruist worden door een dergelijke invordering. Wel zullen die wederom deugdelijk verantwoord moeten worden en om moeilijkheden in de toekomst te vermijden is te overwegen over te stappen naar zorg in natura. De kantonrechter wijst de vordering daarom af.
5.7
[gedaagde] zal in conventie en in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

6.De beslissing

De kantonrechter
:
in conventie
veroordeelt [gedaagde] aan Zilveren Kruis te betalen een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over een bedrag van € 500,- vanaf 6 september 2018 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis vastgesteld op € 121,- aan griffierecht, € 101,89 aan dagvaardingskosten en € 144,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis vastgesteld op € 72,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645