ECLI:NL:RBROT:2020:2974

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 april 2020
Publicatiedatum
6 april 2020
Zaaknummer
8279440 \ HA VERZ 20-10
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gefixeerde schadevergoeding na ontslag op staande voet

In deze zaak heeft de Stichting Het Dilemma, gevestigd te Zwijndrecht, een verzoek ingediend bij de Rechtbank Rotterdam om een gefixeerde schadevergoeding van € 7.198,93 te ontvangen van de verweerster, die op staande voet was ontslagen. De Stichting stelde dat de verweerster door opzet of schuld meerdere dringende redenen had gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, zoals bedoeld in artikel 7:677 lid 2 BW. Het ontslag op staande voet vond plaats op 22 november 2019. De mondelinge behandeling van de zaak vond plaats op 11 maart 2020, waarbij zowel de verweerster als de gemachtigde van de Stichting aanwezig waren.

De kantonrechter heeft in deze beschikking geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden aanwezig was. Dit oordeel is gebaseerd op een eerdere beschikking in een andere zaak met het zaaknummer 8273690 \\ HA VERZ 20-6, waarin is vastgesteld dat het ontslag niet kon worden gerechtvaardigd. Hierdoor was er geen grond voor de toekenning van de verzochte gefixeerde schadevergoeding aan de Stichting. De kantonrechter heeft het verzoek van de Stichting afgewezen en de Stichting veroordeeld in de proceskosten van de verweerster, die zijn vastgesteld op € 480,00 aan salaris voor de gemachtigde.

Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter R.R. Roukema en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8279440 \ HA VERZ 20-10
uitspraak: 8 april 2020
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
Stichting Het Dilemma,
gevestigd te Zwijndrecht,
verzoekster,
gemachtigde: mr. M.A. Oosterveen,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats verweerster] ,
verweerster,
gemachtigde: mr. A. Rhijnsburger,
Partijen worden hierna verder aangeduid als “de Stichting” en “ [verweerster] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het verzoekschrift, ingekomen op 21 januari 2020, met producties;
  • het verweerschrift, met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 11 maart 2020 plaatsgevonden. [verweerster] is ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. Rhijnsburger. Namens de Stichting is mevrouw [naam] verschenen, bijgestaan door mr. Oosterveen. Tijdens deze zitting is ook de zaak 8273690 \ HA VERZ 20-6 (over het ontslag op staande voet) behandeld.
1.3.
De uitspraak van deze beschikking is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1.
Voor de vaststaande feiten wordt verwezen naar de beschikking van heden in de zaak met het zaaknummer: 8273690 \ HA VERZ 20-6.

3..Het verzoek

3.1.
De Stichting heeft verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [verweerster] te veroordelen om aan de Stichting te voldoen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 7.198,93 bestaande uit de gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente;
II. [verweerster] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de nakosten.
3.2.
De Stichting heeft aan haar verzoek het volgende ten grondslag gelegd. [verweerster] heeft door opzet of schuld aan de Stichting meerdere dringende redenen gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, in de zin van artikel 7:677 lid 2 BW. Daardoor is [verweerster] aan de Stichting een vergoeding verschuldigd, aangezien de Stichting van haar bevoegdheid gebruik heeft gemaakt om [verweerster] op staande voet te ontslaan op 22 november 2019.

4..Het verweer

[verweerster] heeft zich op het standpunt gesteld dat zij ten onrechte op staande voet is ontslagen en het verzoek daarom moet worden afgewezen.

5..De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 7:677 lid 2 BW is de partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd, indien de wederpartij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
5.2.
De Stichting heeft [verweerster] op 22 november 2019 op staande voet ontslagen. In de beschikking van heden in zaak met het zaaknummer 8273690 \ HA VERZ 20-6 is echter geoordeeld dat dit ontslag niet rechtsgeldig is vanwege het ontbreken van een dringende reden. Dit betekent dat er geen grond is voor toekenning van de verzochte vergoeding. Het verzoek wordt dus afgewezen.
5.3.
De Stichting wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

6..De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt de Stichting in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] vastgesteld op € 480,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31688