In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en de verhuurder, BF-009 B.V. [eiser] huurt een bedrijfsruimte in Rotterdam en stelt dat er gebreken zijn, waaronder een lekkage op het dak en water in de kelder. Hij vordert een huurprijsvermindering van 30% en schadevergoeding voor omzetderving. De procedure begon met een dagvaarding op 5 november 2019, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 19 februari 2020.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van [eiser] niet toewijsbaar is. De rechter oordeelt dat er geen sprake is van vermindering van huurgenot of schade, aangezien [eiser] zijn hotelkamers steeds heeft kunnen verhuren. De aanwezigheid van water in de kelder en de lekkage op het dak zijn niet voldoende om de vordering te onderbouwen. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] af en veroordeelt hem in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.442,00. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat [eiser] de kosten moet betalen, ook als hij in hoger beroep gaat.