ECLI:NL:RBROT:2020:293
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot verwijdering van kredietregistraties en beoordeling van ontvankelijkheid in het kader van de AVG
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 14 januari 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoeker, die om verwijdering van kredietregistraties in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van het Bureau Krediet Registratie (BKR) verzocht. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.J. Zomer, stelde dat de negatieve kredietregistraties zijn kansen op een bestuursfunctie bij Max Property Group belemmerden. De verweersters, ABN AMRO Bank N.V. en International Card Services B.V. (ICS), vertegenwoordigd door respectievelijk mr. H. Scholten en mr. R.A. van Weelderen, voerden aan dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat hij de wettelijke termijn voor indiening had overschreden. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was, omdat hij zijn verzoek meer dan zes weken na de afwijzing van de kredietregistraties had ingediend. De rechtbank verwierp de stelling van de verzoeker dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, en concludeerde dat de verwerende partijen een deugdelijke motivering voor hun afwijzing hadden gegeven. De rechtbank overwoog verder dat, zelfs als de verzoeker ontvankelijk zou zijn geweest, zijn verzoek niet toewijsbaar zou zijn geweest, omdat de belangen van de kredietverstrekkers zwaarder wogen dan die van de verzoeker. De rechtbank veroordeelde de verzoeker in de proceskosten van zowel ABN AMRO Bank als ICS.