ECLI:NL:RBROT:2020:2927

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
3 april 2020
Zaaknummer
C/10/591234 / JE RK 20-397
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2020 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de betrokkenen telefonisch zijn gehoord in verband met de COVID-19 maatregelen. De moeder van [naam kind], die momenteel in een klinische opname verblijft, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: GI). De GI heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat [naam kind] een positieve ontwikkeling doormaakt in het pleeggezin, maar de moeder nog niet in staat is om voor hem te zorgen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] in een onstabiele thuissituatie is opgegroeid en dat de moeder door haar persoonlijke problematiek niet in staat was om de zorg voor hem op zich te nemen. De kinderrechter heeft de situatie van de moeder en de ontwikkeling van [naam kind] zorgvuldig gewogen. De moeder heeft aangegeven dat zij hard werkt aan haar herstel en dat zij hoopt op een terugplaatsing van [naam kind] in de toekomst. Echter, gezien de huidige omstandigheden en de noodzaak voor stabiliteit in het leven van [naam kind], heeft de kinderrechter besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 9 oktober 2020.

De kinderrechter heeft in zijn beslissing benadrukt dat het in het belang van [naam kind] is om de uithuisplaatsing te verlengen, zodat er voldoende tijd is om te onderzoeken of een terugplaatsing bij de moeder mogelijk is. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die tegen de beschikking kunnen worden aangewend. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 1 april 2020, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/591234 / JE RK 20-397
datum uitspraak: 19 maart 2020

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2009 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 10 februari 2020, ingekomen bij de griffie op 11 februari 2020,
- het faxbericht met bijlage van de moeder van 19 maart 2020, ingediend door mr. M.J.J.A. Ooms, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 19 maart 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen. Omdat in verband met het COVID-19 virus de rechtbanken slechts zeer beperkt toegankelijk zijn, zijn betrokkenen in de gelegenheid gesteld om telefonisch gehoord te worden. De kinderrechter heeft telefonisch gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.J.J.A. Ooms,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 23 september 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
9 oktober 2020. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 9 april 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind] maakt een positieve ontwikkeling door in het pleeggezin. Hij vindt het nog moeilijk om voor zichzelf op te komen en zijn gevoelens te uiten. Ook vindt hij het lastig om met de moeder te bellen. De moeder kent positieve periodes en minder positieve periodes. Op het moment dat het niet goed gaat met de moeder gaat dit ten koste van de ontwikkeling van [naam kind] . De moeder is momenteel bezig met een behandeling. De moeder accepteert de hulpverlening, maar het heeft nog niet het gewenste effect gehad. Om deel te nemen aan een gezinsopname of perspectiefonderzoek moet sprake zijn van een langdurig stabiele situatie. Een terugplaatsing bij de moeder zal binnen afzienbare tijd niet mogelijk zijn. [naam kind] heeft duidelijkheid en stabiliteit nodig. De GI vindt het belangrijk dat het contact met de moeder blijft bestaan en het plan van aanpak besproken wordt met de moeder.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen het verzoek. Uit de behandelverklaring van de klinisch behandelaar blijkt dat het momenteel goed gaat met de moeder. Zij is sinds december 2019 abstinent en werkt hard aan zichzelf. De moeder is vrijwillig opgenomen tot 15 april 2020. Naar verwachting zal zij daarna op zichzelf gaan wonen en wordt de behandeling thuis voortgezet. Vanaf dat moment is de moeder in staat om weer een band met [naam kind] op te bouwen. De moeder wil nog één kans krijgen om te bewijzen dat zij voor [naam kind] kan zorgen. Ook wil zij meer betrokken worden bij [naam kind] . De moeder wil samen met [naam kind] opgenomen worden in een moeder-kindhuis. Verzocht wordt om de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere duur te verlengen, zodat toegewerkt kan worden naar een thuisplaatsing.

De beoordeling

Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. Gelet hierop heeft de kinderrechter de vertegenwoordiger van de GI, de moeder en haar advocaat telefonisch gehoord. De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – op dit moment voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] is opgegroeid in een onstabiele thuissituatie en getuige is geweest van huiselijk geweld. De moeder was vanwege haar persoonlijke problematiek onvoldoende in staat om de verzorging en opvoeding van [naam kind] op zich te nemen. [naam kind] is daarom uit huis geplaatst en verblijft sinds 8 april 2019 in het huidige pleeggezin, waar het goed met hem gaat. Hij is gebaat bij de rust, stabiliteit en veiligheid in het pleeggezin. Op dit moment verblijft de moeder vrijwillig voor een klinische opname bij de Boumankliniek tot 15 april 2020. [naam kind] kan daardoor niet bij de moeder wonen. Vervolgens zal de moeder de behandeling thuis voortzetten. Zij heeft tijd nodig om te werken aan haar persoonlijke problematiek en het contact met [naam kind] op te bouwen. Er zal een lange periode nodig zijn om een stabiele woonsituatie te creëren. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van [naam kind] . Nu [naam kind] al eerder uit huis is geplaatst en een nieuwe uithuisplaatsing heel schadelijk is voor zijn ontwikkeling, dient de komende periode zorgvuldig onderzocht te worden of een thuisplaatsing van [naam kind] mogelijk is.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 9 oktober 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Siemons, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Moraal als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 1 april 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.