ECLI:NL:RBROT:2020:2917

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 januari 2020
Publicatiedatum
3 april 2020
Zaaknummer
10.011372.20 TUL: 22.001821.18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf en de beoordeling van diefstal uit een auto

Op 15 januari 2020 vond in de Rechtbank Rotterdam een openbare terechtzitting plaats onder leiding van politierechter R.P. Boon. De zaak betrof een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, waarbij de verdachte, die preventief gedetineerd was, werd beschuldigd van diefstal uit een auto. De verdachte had op 13 januari 2020 in Rotterdam een sleutel uit een grijze Opel Astra weggenomen. Tijdens de zitting werd de identiteit van de verdachte vastgesteld en verklaarde hij dat hij de sleutel per ongeluk had meegenomen terwijl hij in de auto wilde slapen. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van zes weken en de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen opzet was om de sleutel te stelen.

De politierechter oordeelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen was, ondanks de verdediging van de verdachte. De rechter concludeerde dat de verdachte als heer en meester over de sleutel had beschikt op het moment van wegnemen. De politierechter wees de vordering tot tenuitvoerlegging toe, maar stelde dat de tenuitvoerlegging pas kon plaatsvinden als de overtreding van de algemene voorwaarde onherroepelijk was geworden. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. De politierechter maakte de verdachte attent op zijn recht om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team kabinet RC
Parketnummer: 10.011372.20
Parketnummer TUL: 22.001821.18
Proces-verbaal van de openbare terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Rotterdam op 15 januari 2020.
Tegenwoordig als:
politierechter
mr. R.P. Boon,
officier van justitie
mr. C.M.B. Gijselman,
griffier
R.S. Levie.
De zaken tegen na te noemen verdachte/veroordeelde (hierna: verdachte) worden uitgeroepen.
De verdachte, op de terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Marokko),
feitelijk verblijvende op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .
preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting P.I. HvB Grave (Unit A + B), locatie Grave.
De politierechter heeft door deze ondervraging de identiteit van de verdachte vastgesteld.
De politierechter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
Als raadsman van de verdachte is aanwezig
mr. M.J.G. Schroeder, advocaat te Voorburg.
De officier van justitiedraagt de zaak voor en deelt voorts mede dat een schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling is ingediend.
De politierechterdeelt mondeling mede de korte inhoud van de stukken van het voorbereidend onderzoek en alle overige stukken van onderzoek, voor zover van belang met het oog op enige door de politierechter te nemen beslissing.
De verdachteverklaart:
Het klopt dat ik op 13 januari 2020 in de grijze Opel Astra met kenteken [kentekennummer] zat. Ik wilde daar gaan slapen. Er prikte iets in mijn rug, dat bleken de sleutels te zijn. Ik wilde deze sleutels aan de kant leggen, maar omdat ik slaperig was heb ik ze per ongeluk in mijn zak gestoken. Ik wilde de sleutels niet stelen want ik heb daar niks aan.
U houdt mij voor dat de aangever heeft verklaard dat de sleutels opgeborgen waren. Dit was niet zo, ze prikte in mijn rug.
Ik weet dat ik niet in de auto mocht zijn maar ik heb geen slaapplek. Ik had al drie dagen niet geslapen. Ik heb geen pas voor de nachtopvang. Als ik op straat slaap krijg ik een boete. Ik hoopte dat als ik in de auto zou slapen de politie zou komen en ik een nacht in de cel kon doorbrengen.
U vraagt mij naar mijn persoonlijke omstandigheden. Ik krijg een beetje leefgeld en werk bij Jobscore via de gemeente. Ik ben verslaafd aan heroïne en cocaïne. Ik ben ongewenst vreemdeling verklaard maar daar loopt nog een procedure over.
U bespreekt met mij de vordering tot tenuitvoerlegging. Ik begrijp wat deze inhoudt maar ik zeg u dat ik geen sleutel gestolen heb.
U bespreekt kort de inwerkingtreding van de Wet USB (Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen) op 1 januari 2020 en een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 januari 2020 (ECLI:NL:RBGEL:2020:146).
De officier van justitiehoudt het requisitoir. Zij vordert dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken.
De officier van justitie vordert voorts een bevel gevangenneming.
De officier van justitie vordert voorts toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
De officier van justitie legt de vordering over.
De raadsmanvoert het woord tot verdediging en deelt mede:
Aangever heeft in eerste instantie gezegd dat hij geen goederen uit de auto miste. De aangifte is volgens mij opgenomen in de vorm van een verhoor, de politie heeft aangever sturende vragen gesteld. Aangever had helemaal niet door dat zijn handschoenen weg waren, dat heeft de politie hem verteld.
Het is niet normaal om in de auto van een ander te slapen, maar dat heeft niets met een eventuele diefstal te maken. De moraal van wat fatsoenlijk wordt hier meegewogen, maar cliënt is niet gedagvaard voor het slapen in andermans auto.
Client heeft de sleutel wel weggenomen maar had niet de bedoeling deze voor zichzelf te houden. Wat heeft hij nou aan een sleutel als hij niet weet waar deze bij hoort? Ik verzoek u cliënt vrij te spreken.
Terzake de vordering tot tenuitvoerlegging verzoek ik u deze af te wijzen onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waar een vordering tot tenuitvoerlegging in verband met het overtreden van de algemene voorwaarde geen nieuw strafbaar feit te plegen, werd afgewezen.
De officier van justitiewordt in de gelegenheid gesteld te repliceren. Zij deelt mede:
De raadsman gaat in op het eventuele motief van verdachte om de sleutel te stelen, dit is echter niet relevant voor de bewezenverklaring. Op het moment dat verdachte de sleutel in zijn zak heeft gestoken heeft hij als heer en meester het goed wederrechtelijk weggenomen.
De raadsmanwordt in de gelegenheid gesteld te dupliceren en deelt mede:
De jurisprudentie beweegt steeds meer naar het moment van wegnemen, maar het bestanddeel ‘oogmerk’ wordt vergeten. Het oogmerk van verdachte was om het prikkende gevoel te laten stoppen, niet het wegnemen.
De verdachtewordt het recht gelaten het laatst te spreken en verklaart:
Ik wilde alleen maar slapen. Ik ging in de auto om te slapen. Ik heb niets gestolen.
De politierechterbeslist als volgt.
De politierechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt terstond vonnis te zullen geven.
De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.
De politierechter beveelt de gevangenneming van de verdachte. Dit bevel is afzonderlijk geminuteerd.
Aantekening van het mondeling vonnis

1.Inhoud van de tenlastelegging

Bij de dagvaarding is aan de verdachte ten laste gelegde dat:
hij, op of omstreeks 13 januari 2020, te Rotterdam, (een) sleutel(s) (uit een personenauto, te weten een grijze Opel Astra met kenteken [kentekennummer] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Waardering van het bewijs

2.1.
Bewijswaardering
2.1.1.
Standpunt verdediging/officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden nu verdachte als heer en meester over de sleutel heeft beschikt op het moment dat hij de sleutel in zijn zak heeft gestoken.
De verdediging heeft verzocht om verdachte van het tenlastegelegde feit vrij te spreken nu het oogmerk op het wederrechtelijk toe-eigenen ontbreekt.
2.1.2.
Beoordeling en conclusie
De politierechter acht het feit wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt. Uit de bewijsmiddelen leidt de politierechter af dat verdachte in de auto van de aangever is geweest en dat hij daar ter plaatse ook is aangehouden. Blijkens de fouillering van de verdachte was hij daarna in het bezit van sleutels die afkomstig zijn uit die betreffende auto. Gelet daarop acht de politierechter bewezen dat verdachte een goed uit de auto heeft weggenomen en daar als heer en meester over heeft beschikt.
Verdachte heeft verklaard dat hij de sleutels “per ongeluk” heeft weggenomen en de raadsman heeft betoogd dat verdachte geen “oogmerk” op het wegnemen van het goed heeft gehad nu hij daar alleen maar was om te slapen. De politierechter gaat hier niet in mee. Uit het dossier leidt de politierechter af dat verdachte in de auto heeft zitten rondsnuffelen. Immers ziet de aangever dat het flesje cola dat eerst nog in de bekerhouder stond nu op de grond lag. Tevens ziet hij dat het vakje onder zijn stuur nu ineens open staat. Daarnaast stelt de verbalisant vast dat er twee zwarte handschoenen op de bestuurdersstoel lagen, terwijl de aangever heeft verklaard dat die in het zijvak van het voorste portier lagen. Ook lagen de sleutels volgens aangever in het vakje onder de armsteun, en dus niet zoals de verdachte heeft verklaard op een stoel. Dit ‘rondsnuffelen’ past niet in de verklaring van de verdachte dat hij er ‘slechts’ was om te slapen. Het past daarentegen wel in het scenario dat de verdachte bezig was om goederen te zoeken om voor zichzelf te houden. Daar komt bij dat de politie heeft gezien dat verdachte helemaal voorovergebogen onder het stuurkolom op de passagierstoel in de auto zat, hetgeen eveneens niet rijmt met de verklaring van de verdachte. De politierechter hecht daar dan ook geen geloof aan. Het verweer wordt verworpen.

3.Bewijsmiddelen en voor bewijs redengevende feiten en omstandigheden

De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal van politie is - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebezigd voor het bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
1. De
verklaring van de verdachte op de terechtzittingvan 15 januari 2020, inhoudende:
Ik was op 13 januari 2020 in Rotterdam in een grijze Opel Astra met kenteken [kentekennummer] . Ik heb de sleutels in die auto gepakt en in mijn zak gestoken.
2. Het proces-verbaal van aangifte, nummer [procesverbaalnummer 1], pagina’s 5 en 6, inhoudende als
verklaring van aangever [naam aangever]:
Ik doe aangifte van diefstal. Op zondag 12 januari 2020, omstreeks 21.00 uur, parkeerde ik de auto van mijn vriendin, een grijze Opel Astra voorzien van kenteken [kentekennummer] , in de Adrianastraat te Rotterdam. In het vakje onder de armsteun lagen sleutels met een roze sleutelhanger. Op maandag 13 januari 2020, na 02:00 uur, ging ik weg. Ik keek direct of ik nog iets miste. Ik zag dat de sleutels met een roze sleutelhanger, welke in het vakje onder de armsteun lagen, weg waren. Dit zijn sleutels van een vriend van mij.
3. Het
proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 2] , pagina 18, inhoudende de bevindingen van verbalisant [naam agent] :
Op maandag 13 januari 2020 om 13.05 uur, keek ik, verbalisant [naam agent] , in de fouillering van de verdachte, [naam verdachte] , en trof ik acht sleutelbossen aan, Eén sleutelbos had een roze kleurige sleutelhanger. Ik nam telefonisch contact op met [naam aangever] en de omschrijving van de sleutelbos kwam overeen met de sleutelbos die [naam verdachte] in zijn fouillering had. Tevens hebben wij fotografische opnamen gemaakt van de sleutelbos en deze hebben wij verstuurd naar [naam aangever] . [naam aangever] herkende de sleutelbos en gaf aan dat dit de sleutelbos was die vannacht uit zijn voertuig waren weggenomen.

4.Bewezenverklaring

Hiervoor heeft de politierechter de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op of omstreeks 13 januari 2020, te Rotterdam, (een) sleutel(s) (uit een personenauto, te weten een grijze Opel Astra met kenteken [kentekennummer] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit wegneemt.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal uit een auto. Dit is een hinderlijk feit waarbij inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het eigendomsrecht van anderen.
De politierechter heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van het feit en de uitgebreide justitiële documentatie van verdachte kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de politierechter acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en welke straffen verdachte eerder heeft gekregen.
Alles afwegend acht de politierechter de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Arrest waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij arrest van 9 november 2018 van de meervoudige strafkamer van het Gerechtshof te Den Haag, gewezen onder parketnummer 22-001821-18, is de verdachte ter zake van diefstal door middel van braak/verbreking veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 9 weken, waarvan 5 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 24 november 2018.
8.2.
Standpunt officier van justitie/verdediging
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van dit vonnis.
De verdediging verzoekt de vordering af te wijzen onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 januari 2020 (ECLI:NL:RBGEL:2020:146).
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van voornoemd arrest en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezenverklaarde feit heeft de verdachte de aan het arrest verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat arrest aan de verdachte opgelegde straf. Gelet op de inwerkingtreding van de Wet USB (Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen) op 1 januari 2020, en de daarmee vervallen mogelijkheid om te kunnen appelleren tegen de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf, overweegt de politierechter dat tot de tenuitvoerlegging alleen kan worden overgegaan, op het moment dat de overtreding van de algemene voorwaarde, die aan de vordering na voorwaardelijke veroordeling van 23 oktober 2019 ten grondslag ligt, onherroepelijk is geworden.

9.Voorlopige hechtenis

De politierechter beveelt de gevangenneming van de verdachte. Dit bevel is afzonderlijk geminuteerd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De politierechter:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor onder 4. omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor onder 5. vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 5 (vijf) weken, van de bij arrest van 9 november 2018 van meervoudige strafkamer van het Gerechtshof Den Haag aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf, waaraan de voorwaarde wordt verbonden
dat tot tenuitvoerlegging van deze straf alleen kan worden overgegaan, op het moment dat de
overtreding van de algemene voorwaarde, die aan de vordering na voorwaardelijke veroordeling van 14 januari 2020 ten grondslag ligt, onherroepelijk is geworden.
De politierechtergeeft aan de verdachte kennis dat deze binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis en maakt de verdachte opmerkzaam op het recht om op de terechtzitting van dat rechtsmiddel afstand te doen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de politierechter en de griffier.