Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- de heer [naam 1] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: SHV);
- de heer [naam 2] , werkzaam bij Stockhoed III Beheer, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure op basis van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker heeft op 20 februari 2020 een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij hij verzocht om de huurovereenkomst voor zijn woonruimte niet op te zeggen of te ontbinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien verzoeker een vonnis van ontruiming had ontvangen. Tijdens de zitting op 19 maart 2020 zijn zowel verzoeker als de vertegenwoordigers van de schuldeisers gehoord. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van verzoeker om in de huurwoning te blijven zwaarder weegt dan het belang van de schuldeiser om het vonnis van ontruiming ten uitvoer te leggen. De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, mits verzoeker de lopende huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, met de mogelijkheid om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen.