ECLI:NL:RBROT:2020:2901

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
3 april 2020
Zaaknummer
10/651011-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen illegale invoer van vuurwapens wegens ontbreken opzet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 april 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van de illegale invoer van vuurwapens vanuit Servië. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Haze. De rechtbank heeft het onderzoek gevoerd tijdens de terechtzittingen op 9 en 10 maart 2020 en 1 april 2020. De officieren van justitie, mrs. H.A. van Wijk en M. Luijpen, eisten een gevangenisstraf van drie jaar voor de verdachte.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: het doen binnenkomen van 33 vuurwapens en het overdragen of voorhanden hebben van deze wapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 25 maart 2019 een levering van vuurwapens heeft plaatsgevonden in de garage van de verdachte. De verdachte had zijn garage ter beschikking gesteld aan medeverdachten, maar de rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van het feit dat zijn garage werd gebruikt voor de overdracht van vuurwapens. De verdachte had verklaard dat hij niet wist waarvoor zijn garage werd gebruikt en dat hij niet betrokken was bij de overdracht van de wapens.

De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte opzet had op het medeplegen van de illegale invoer van vuurwapens. De rechtbank sprak de verdachte integraal vrij van de ten laste gelegde feiten en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/651011-19
Datum uitspraak: 1 april 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Joegoslavië) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 9 en 10 maart 2020 en 1 april 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. H.A. van Wijk en M. Luijpen (hierna: officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden. Op 25 maart 2019 heeft een levering van 33 vuurwapens plaatsgevonden in de garage van de verdachte. Uit telefoongesprekken van die dag blijkt dat door een medeverdachte meerdere keren aan de verdachte is gevraagd of gebruik mocht worden gemaakt van zijn garage. De verdachte heeft zijn garage, zonder te vragen waarvoor deze gebruikt zou worden, beschikbaar gesteld. De verdachte heeft de rolluiken van zijn garage voor de medeverdachten geopend. Nadat een van de medeverdachten met de auto zijn garage is binnengereden en de andere medeverdachten ook in de garage waren, heeft de verdachte de rolluiken van de garage gesloten. De medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat de verdachte en twee anderen in de garage de wapens bij de bijrijdersstoel hebben gepakt. Het voorgaande kan niet anders worden uitgelegd dan dat de verdachte ervan op de hoogte was dat hij zijn garage beschikbaar stelde voor het overdragen van wapens. De handelingen van de verdachte als het ter beschikking stellen van de garage, het openen en sluiten van de rolluiken en het uit de auto halen van de wapens duiden op medeplegen. Nu zich in het dossier geen aanwijzingen bevinden dat de verdachte ook betrokken was bij de levering van vuurwapens op 4 maart 2019, dient hij daarvan te worden vrijgesproken.
4.2.
Integrale vijspraak
De verdachte heeft verklaard dat hij zijn garage voor korte tijd beschikbaar heeft gesteld op verzoek van medeverdachte [naam medeverdachte 2] , maar dat hij niet wist dat dit voor de overdracht van vuurwapens was. Hij heeft in de garage niet gezien waar de medeverdachten mee bezig waren, omdat hij zelf bezig was met andere dingen.
De rechtbank stelt vast dat op 25 maart 2019 een levering van 33 vuurwapens heeft plaatsgevonden in de garage van de verdachte aan de [adres 1] te Rotterdam (hierna: de garage). Naar het oordeel van de rechtbank kan echter niet worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap heeft gehad van het feit dat zijn garage gebruikt werd voor de overdacht van deze vuurwapens. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op 25 maart 2019 neemt medeverdachte [naam medeverdachte 2] meerdere keren telefonisch contact op met de verdachte. [naam medeverdachte 2] vraagt in die telefoongesprekken of hij die dag een half uur gebruik mag maken van de garage van de verdachte. Uit de tapgesprekken blijkt niet dat is gesproken over waar [naam medeverdachte 2] de garage voor wilde gebruiken. Bovendien heeft de verdachte in die gesprekken tot drie keer toe aangegeven dat hij het druk heeft en dat het niet uitkomt.
Om 19.36 uur belt [naam medeverdachte 2] weer met de verdachte en vraagt hem of het vanavond wel gaat lukken. De verdachte zegt daarop dat hij dat niet weet en dat hij het straks laat weten. Het observatieteam ziet direct daarna dat [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 1] de woning verlaten en de Volkswagen Touareg (met daarin naar achteraf is gebleken de vuurwapens) wordt om 19.50 uur met de achterzijde tegen de garagedeur aan de [adres 2] aan geparkeerd. Om 19.53 uur belt [naam medeverdachte 2] met de broer van de verdachte, medeverdachte [naam medeverdachte 4] , en zegt dat hij wacht om naar hen toe te komen. [naam medeverdachte 4] geeft aan dat hij [bijnaam verdachte] (de verdachte [naam verdachte] ) moet bellen. Als [naam medeverdachte 2] zegt dat hij dat heeft gedaan maar dat hij niet weet wat hij allemaal zei, biedt [naam medeverdachte 4] aan hem te bellen. Om 20.16 uur belt [naam medeverdachte 2] met [naam medeverdachte 4] en wordt gezegd dat de verdachte onderweg is.
Uit het enkele feit dat de verdachte uiteindelijk toestemming heeft gegeven om zijn garage te laten gebruiken, waarbij hij niet heeft gevraagd waarvoor [naam medeverdachte 2] zijn garage wilde gebruiken, kan niet worden geconcludeerd dat de verdachte op de hoogte was of had moeten zijn van het feit dat er vuurwapens zouden worden overgedragen. Het lijkt er eerder op dat het de verdachte juist niet uitkwam dat de medeverdachten langs wilden komen, waarna de medeverdachten eerst geprobeerd hebben de wapens uit te te laden bij de garagebox aan de [adres 2] . Medeverdachte [naam medeverdachte 3] verklaart dit ook. Pas toen dit niet lukte zijn ze vervolgens alsnog naar de garage van de verdachte gegaan.
Op basis van het dossier kan naar oordeel van de rechtbank evenmin worden vastgesteld dat de verdachte de vuurwapens in de garage heeft gezien. Over wat zich in de garage heeft afgespeeld hebben medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 5] verklaard dat [naam medeverdachte 3] vanuit de Touareg twee tassen aan hen heeft overgedragen. [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 5] zijn vervolgens met de tassen naar buiten gelopen en hebben deze in de kofferbak van hun auto geplaatst. Later is gebleken dat hier vuurwapens inzaten. Bovendien hebben [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 2] verklaard dat de verdachte niet wist van de overdracht van wapens en er ook verder niet bij betrokken is geweest. Weliswaar heeft [naam medeverdachte 1] heeft op 3 april 2019 bij de politie verklaard dat hij zag dat de verdachte samen met twee anderen iets uit de auto haalde, maar in zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 25 februari 2020 is hij op die verklaring teruggekomen door te verklaren dat hij niet heeft gezien dat de verdachte überhaupt iets deed bij de auto heeft gedaan.
Op grond van het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap heeft gehad van het feit dat zijn garage op 25 maart 2019 gebruikt is voor de overdracht van 33 vuurwapens. Niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op het (medeplegen van) doen binnenkomen, overdragen of voorhanden hebben van de vuurwapens.
Voorts is de rechtbank met de officieren van justitie en de verdediging van oordeel dat niet is gebleken dat de verdachte betrokken is geweest bij de levering van vuurwapens op 4 maart 2019.
De verdachte wordt dan ook integraal vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten.
4.3.
Conclusie
Niet bewezen zijn de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mrs. A. Boer en S.N. Abdoelkadir, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. in 't Veld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Feit 1
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode
1 maart 2019 tot en met 25 maart 2019
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
zonder consent een of meer wapens van categorie III van de Wet wapens en
munitie, te weten 33, althans een groot aantal vuurwapens, (pisto(o)l(en) van
het merk Zoraki, model 906 kaliber 7.65 MM) en/of munitie heeft doen
binnenkomen.
Feit 2
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode
1 maart 2019 tot en met 25 maart 2019
te Rotterdam, althans in Nederland
meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
wapens van categorie III, te weten 33, althans een groot aantal, vuurwapens
en/of munitie, heeft overgedragen en/of voorhanden heeft gehad.