In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 april 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van de illegale invoer van vuurwapens vanuit Servië. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Haze. De rechtbank heeft het onderzoek gevoerd tijdens de terechtzittingen op 9 en 10 maart 2020 en 1 april 2020. De officieren van justitie, mrs. H.A. van Wijk en M. Luijpen, eisten een gevangenisstraf van drie jaar voor de verdachte.
De tenlastelegging omvatte twee feiten: het doen binnenkomen van 33 vuurwapens en het overdragen of voorhanden hebben van deze wapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 25 maart 2019 een levering van vuurwapens heeft plaatsgevonden in de garage van de verdachte. De verdachte had zijn garage ter beschikking gesteld aan medeverdachten, maar de rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van het feit dat zijn garage werd gebruikt voor de overdracht van vuurwapens. De verdachte had verklaard dat hij niet wist waarvoor zijn garage werd gebruikt en dat hij niet betrokken was bij de overdracht van de wapens.
De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte opzet had op het medeplegen van de illegale invoer van vuurwapens. De rechtbank sprak de verdachte integraal vrij van de ten laste gelegde feiten en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.