ECLI:NL:RBROT:2020:2844

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2020
Publicatiedatum
2 april 2020
Zaaknummer
10/661057-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanranding, poging aanranding en harddrugsbezit met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 11 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van aanranding, poging tot aanranding en het bezit van harddrugs. De verdachte, geboren in Hoogvliet Rotterdam en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw N. Aydogan-Kütük. De officier van justitie, mr. E.M. Harbers, eiste een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals klinische behandeling en een contactverbod met de slachtoffers.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan de aanranding van slachtoffer 1, maar wel aan de aanranding van slachtoffer 2 en de poging tot aanranding van slachtoffer 1. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte, zoals het betasten van slachtoffer 1 en het kussen van slachtoffer 2, als ontuchtige handelingen moesten worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder klinische opname en reclasseringstoezicht.

Daarnaast heeft de rechtbank een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde voor materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van € 598,87 aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan de opgelegde voorwaarden en toezicht door de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/661057-19
Datum uitspraak: 11 maart 2020 (onmiddellijk uitspraak)
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
Koddeweg 100, 3194 DH Hoogvliet Rotterdam,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Rijnmond - Stadsgevangenis Rotterdam,
raadsvrouw N. Aydogan-Kütük, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Harbers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 (vijf) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich klinisch laat behandelen in de kliniek Ipse de Bruggen voor de duur van maximaal 1 (één) jaar en hij zich hierna, indien nodig, ambulant laat behandelen, alsmede oplegging van een contactverbod met de twee slachtoffers en een meldplicht bij de reclassering;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 2
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de onder 2 tenlastegelegde aanranding van [naam slachtoffer 1] heeft begaan door [naam slachtoffer 1] onverhoeds tussen de schouders en de borsten te betasten.
4.1.2.
Beoordeling
Onder 2 is ten laste gelegd dat de verdachte [naam slachtoffer 1] heeft aangerand door haar onverhoeds tussen de schouders en borsten te betasten en onder 3 is ten laste gelegd dat de verdachte heeft gepoogd [naam slachtoffer 1] aan te randen door zijn mond richting de mond van [naam slachtoffer 1] te bewegen, terwijl hij haar bij de schouders vast hield. Dit alles heeft zich op hetzelfde moment op dezelfde locatie, te weten in de deuropening van de woning van [naam slachtoffer 1] , afgespeeld. De rechtbank is van oordeel dat het onverhoeds betasten van [naam slachtoffer 1] tussen haar schouders en borsten op zichzelf geen ontuchtige handeling is in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank beschouwt deze gedraging als uitvoeringshandeling van de onder 3 ten lastegelegde poging tot aanranding van [naam slachtoffer 1] .
4.1.3.
Conclusie
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat de onder 2 tenlastegelegde aanranding van [naam slachtoffer 1] niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijsmotivering feiten 1 en 3
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 tenlastegelegde aanranding van [naam slachtoffer 2] en de onder 3 tenlastegelegde poging tot aanranding van [naam slachtoffer 1] , omdat er geen sprake is geweest van ontuchtige handelingen, de handelingen hadden namelijk geen seksuele aard. Daarnaast is geen sprake geweest van geweld of bedreiging met geweld.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank overweegt het volgende.
Het verweer van de verdediging dat geen sprake is geweest van (bedreiging met) geweld gaat er aan voorbij dat ontuchtige handelingen ook gepaard kunnen gaan met een andere feitelijkheid. Zo’n andere feitelijkheid kan bestaan uit het onverhoeds vastpakken, zoenen of proberen te zoenen. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de rechtbank die feitelijkheden wel bewezen acht.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het zoenen in de nek of het proberen te zoenen onmiskenbaar handelingen met een seksuele aard betreffen. Dit wordt nog eens ondersteund door de verklaring van getuige [naam getuige] dat de verdachte masturberende bewegingen maakte na de aanranding van [naam slachtoffer 2] , hetgeen de seksuele bedoeling bij de verdachte bevestigt. Dat de verdachte wist dat hij ook bij [naam slachtoffer 1] fout zat, blijkt wel uit de omstandigheid dat hij hierna driemaal ‘sorry buurvrouw’ heeft gezegd.
4.2.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend bewezen zijn de onder respectievelijk 1 en 3 tenlastegelegde aanranding van [naam slachtoffer 2] en de poging tot aanranding van [naam slachtoffer 1] .
4.3.
Bewezenverklaring feiten 1, 3 en 4
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op 08 juli 2019 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
door een feitelijkheid iemand, te weten [naam slachtoffer 2] , heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, namelijk het kussen van die [naam slachtoffer 2] in haar nek,
de feitelijkheid heeft bestaan uit
het (onverhoeds) zijn, verdachtes, armen om die [naam slachtoffer 2] heen slaan en
(vervolgens) die [naam slachtoffer 2] in haar nek kussen;
3.
hij
op 08 juli 2019 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door een feitelijkheid iemand, te weten [naam slachtoffer 1] , te dwingen tot het dulden van een ontuchtige handeling,
zijn, verdachtes, mond richting de mond van die [naam slachtoffer 1] heeft gebracht,
terwijl hij die [naam slachtoffer 1] bij haar schouders vast hield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij
op 09 juli 2019 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad 8 pillen, bevattende MDMA,
zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
3.
poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en
4.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De verdachte heeft een vrouw, die ’s avonds haar hond uitliet, lastig gevallen en heeft haar aangerand door haar te volgen, zich aan haar op te dringen, zijn armen om haar heen te slaan en haar in de nek te kussen. Dit vond plaats op de openbare weg. Door zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Op diezelfde dag heeft de verdachte zijn buurvrouw in haar deuropening bij de schouders gepakt en getracht haar op de mond te zoenen. De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een poging tot aanranding. De verdachte heeft beide slachtoffers door zijn handelen angstig gemaakt. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. Daarnaast zijn in de woning van de verdachte 8 pillen MDMA aangetroffen.
Over de verdachte zijn een psychologisch en psychiatrisch rapport opgesteld. Geadviseerd wordt de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Het advies is dat de verdachte klinisch moet worden behandeld in een SGLVB-instelling, zoals Ipse de Bruggen.
Gezien de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de uitgangspunten voor straftoemeting van de rechtbank Rotterdam en straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van de hiervoor vermelde psychologische en psychiatrische rapportage, alsmede een op naam van de verdachte gesteld uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 februari 2020.
Teneinde een juridische grondslag te bieden voor de door de deskundigen geadviseerde behandeling van de verdachte, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden en de proeftijd die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een contactverbod, een meldplicht, een klinische opname in een zorginstelling met een hierop volgende ambulante behandelverplichting en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , ter zake van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 801,82 voor materiële schade en een vergoeding van € 800,00 voor immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te weten tot een bedrag van € 9,73 ter vergoeding van materiële schade en tot een bedrag van € 200,00 ter vergoeding van immateriële schade, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente. Zij heeft gevorderd voor het totale bedrag, te weten € 209,73, vermeerderd met de wettelijke rente, de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank oordeelt dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht, bestaande uit een bedrag van € 385,00 aan eigen risico ziektekostenverzekering in verband met EMDR-therapie en de reiskosten naar het politiebureau, slachtofferhulp en de psycholoog voor € 13,87, zijnde in totaal € 398,87. Dit deel van de gevorderde schadevergoeding zal daarom worden toegewezen.
Van het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op verhuiskosten en reiskosten ten aanzien van de woning van de benadeelde partij, is niet vast komen te staan dat deze gevorderde (materiële) schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Tevens is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 200,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 8 juli 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij grotendeels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 598,87, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 246 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer 2] , geboren te [geboorteplaats slachtoffer 2] op [geboortedatum slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1] , geboren te [geboorteplaats slachtoffer 1] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum slachtoffer 1] , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
de veroordeelde zal zich voor behandeling van zijn problematiek klinisch laten opnemen in SGLVB-instelling Ipse de Bruggen en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven, voor de duur van 1 (één) jaar, of zoveel korter als de (geneesheer-)directeur van die instelling verantwoord vindt;
de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich na klinische opname, indien dit door de geneesheer-directeur van Ipse de Bruggen noodzakelijk wordt geacht, onder ambulante behandeling laten stellen voor zijn problematiek, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaren verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde
- reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 598,87 (zegge: vijfhonderdachtennegentig euro en zevenentachtig eurocent), bestaande uit een vergoeding voor materiële schade van
€ 398,87 schade en een vergoeding voor immateriële schade van € 200,00 , te vermeerderen met de wettelijke rente over beide bedragen vanaf 8 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij, [naam benadeelde] , te betalen
€ 598,87(hoofdsom, zegge: vijfhonderdachtennegentig euro en zevenentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
te vervangen door 11 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. van den Berg, voorzitter,
en mrs. G. Schitzler en A.B. Baumgarten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 maart 2020.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 08 juli 2019 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te
weten [naam slachtoffer 2] , heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), namelijk het kussen van die [naam slachtoffer 2] in haar nek,
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit
het (onverhoeds) zijn, verdachtes, armen om die [naam slachtoffer 2] heen slaan en/of
(vervolgens) die [naam slachtoffer 2] in haar nek kussen;
2.
hij
op of omstreeks 08 juli 2019 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te
weten [naam slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), namelijk het betasten van die [naam slachtoffer 1] tussen haar schouders en
haar borsten, het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de
bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en)
heeft/hebben bestaan uit het (onverhoeds) die [naam slachtoffer 1] bij de schouders
vastpakken en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer 1] tussen haar schouders en haar
borsten betasten;
3.
hij
op of omstreeks 08 juli 2019 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer 1] , te dwingen tot het dulden
van een of meer ontuchtige handeling(en),
zijn, verdachtes, mond richting de mond van die [naam slachtoffer 1] heeft gebracht,
terwijl hij die [naam slachtoffer 1] bij haar schouders vast hield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij
op of omstreeks 09 juli 2019 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
8 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;