In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 15 januari 2020 een vonnis gewezen in een incident tot niet-ontvankelijkverklaring. De eiseres, Stichting Octreg, heeft in de hoofdzaak een schadevergoeding van € 25.281,25 gevorderd van de gedaagden, die verantwoordelijk zouden zijn voor schade aan haar eigendommen door bouwwerkzaamheden. De gedaagden hebben in het incident primair gevorderd om Octreg niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, met als argument dat Octreg geen eigenaar zou zijn van het pand waar de schade zich zou hebben voorgedaan. De rechtbank heeft overwogen dat de stellingen van de gedaagden inhoudelijke geschilpunten betreffen die in de hoofdzaak aan de orde moeten komen. De rechtbank heeft de incidentele vordering tot niet-ontvankelijkheid afgewezen en de gedaagden de gelegenheid geboden om hun verweren in de hoofdzaak aan te voeren. De kosten van het incident zijn voor rekening van de gedaagden, die als in het ongelijk gestelde partij zijn aangemerkt. De zaak is vervolgens doorverwezen naar de rol voor het nemen van een conclusie van antwoord door de gedaagden.