ECLI:NL:RBROT:2020:2762

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 maart 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
10/681056-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel geweld en mishandeling met vrijspraak op enkele punten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 maart 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere seksuele misdrijven en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het seksueel binnendringen van een vrouw die in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, mishandeling van zijn levensgezel, verkrachting en poging tot verkrachting. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke toewijzing van een schadevergoeding aan een benadeelde partij uitgesproken, terwijl een andere benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering, omdat deze een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de verkrachting van zijn toenmalige vriendin en de handelingen die hij bij haar verrichtte terwijl zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefsters voldoende betrouwbaar waren en dat de verdachte niet geloofwaardig was in zijn ontkenningen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/681056-18
Datum uitspraak: 5 maart 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. M. Wever, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 februari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van den Berg heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 en 3 en 6 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 4, 5 en 6 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel op basis van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor de duur van 5 jaren, inhoudende een contactverbod ten aanzien van aangeefster [naam aangeefster 1] , geboren op [geboortedatum aangeefster 1] , met 2 weken vervangende hechtenis per overtreding, met een totale duur van ten hoogste 6 maanden;
- opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feiten 2 en 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten (verkrachting van zijn toenmalige vriendin [naam aangeefster 2] en het tijdens haar slaap of het ontwaken bij haar verrichten van seksuele handelingen, waaronder seksueel binnendringen) niet wettig en overtuigend is bewezen. Daarom zal de verdachte daarvan zonder nadere motivering worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 4
De verdachte heeft bekend dat hij op 28 december 2011 zijn toenmalige vriendin [naam aangeefster 2] eenmaal met de vlakke hand in het gezicht heeft geslagen. De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de onder 4 ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen is voor zover het deze handeling betreft. Met betrekking tot de overige ten laste gelegde handelingen, die hij ontkent, is er onvoldoende bewijs. Daarvan wordt hij vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feiten 1, 5 en 6
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1, 4 en 6 ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte heeft steeds stellig ontkend dat hij deze feiten heeft begaan. Hij heeft verklaard dat hij op de ten laste gelegde data wel seks heeft gehad met de aangeefsters [naam aangeefster 3] en [naam aangeefster 4] (feiten 1 en 4), maar dit is met wederzijdse instemming geweest. Hij heeft stellig ontkend dat hij de aangeefster [naam aangeefster 1] heeft proberen te verkrachten of heeft aangerand (feit 6). Zijn verklaringen zijn consistent en moeten geloofwaardiger worden geacht dan de verklaringen van de aangeefsters. De verklaringen van de aangeefsters zijn onbetrouwbaar. [naam aangeefster 3] , [naam aangeefster 4] en de andere aangeefster [naam aangeefster 2] kenden elkaar en zij hebben kort na elkaar aangifte gedaan. Zij hebben elkaars aangiftes dus kunnen beïnvloeden. Ook zijn de verklaringen van de aangeefsters innerlijk tegenstrijdig en vinden deze verklaringen onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen.
4.3.2.
Beoordeling
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefsters
De rechtbank acht de verklaringen van de aangeefsters voldoende betrouwbaar en zal die dan ook voor het bewijs gebruiken. Daarvoor is het volgende redengevend.
Allereerst is er geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat de aangeefsters elkaars verklaringen hebben kunnen beïnvloeden. Anders dan de verdediging stelt, hebben de aangeefsters niet kort na elkaar aangifte gedaan. De aangifte van [naam aangeefster 1] dateert van 16 juni 2017, die van [naam aangeefster 4] van 22 september 2017 en die van [naam aangeefster 3] van 25 juli 2018. Ook kenden deze aangeefsters elkaar niet.
[naam aangeefster 4] en [naam aangeefster 3] kenden beiden wel de aangeefster [naam aangeefster 2] , maar in het dossier zijn geen aanwijzingen voorhanden dat [naam aangeefster 2] hen heeft aangezet tot het doen van (een valse) aangifte tegen de verdachte of hun verklaringen op enigerlei wijze heeft beïnvloed. [naam aangeefster 4] heeft, voordat zij aangifte heeft gedaan, wel via WhatsApp contact gehad met [naam aangeefster 2] , maar daarin heeft [naam aangeefster 2] er juist bij haar op aangedrongen om geen aangifte te doen. Ook kan geen sprake zijn van beïnvloeding door de aangifte die [naam aangeefster 2] zelf heeft gedaan van verkrachting door de verdachte, aanzien deze aangifte pas op 10 augustus 2018 is gedaan. Het enige dat uit het dossier volgt is dat [naam aangeefster 3] , voordat zij aangifte ging doen, wist dat er meerdere aangiftes van verkrachting tegen de verdachte waren gedaan. [naam aangeefster 3] heeft verklaard dat zij dat had gehoord van haar vriendin [naam 1] , die dat van haar zus [naam aangeefster 2] zou hebben gehoord toen zij haar had verteld wat er op 23 juni 2018 tussen [naam aangeefster 3] en de verdachte was voorgevallen. Niet gebleken is dat [naam aangeefster 3] bekend was met de inhoud van die aangiftes, zodat er geen aanleiding is te veronderstellen dat zij haar verklaring daarop heeft afgestemd.
Verder zijn de verklaringen van de aangeefsters voldoende betrouwbaar, omdat zij vrijwel direct aangifte hebben gedaan en hun verklaringen gedetailleerd en consistent zijn. De verklaringen die de aangeefsters hebben afgelegd tijdens het informatieve gesprek, bij het doen van de aangifte en/of bij de rechter-commissaris komen immers op de wezenlijke punten overeen. Van tegenstrijdigheden op die wezenlijke punten is, anders dan de verdediging heeft gesteld, geen sprake.
Ook worden deze verklaringen in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals hierna verder wordt toegelicht.
Feit 1
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte in de nacht van 23 juni 2018 seks heeft gehad met de aangeefster [naam aangeefster 3] . Dit is gebeurd bij [naam 1] (hierna: [naam 1] ), de vriendin van de aangeefster, thuis waar zij, samen met [naam 1] , haar vriend [naam 2] en nog een vriend, na een avondje stappen naartoe zijn gegaan om nog wat te drinken. De aangeefster bleef die nacht daar slapen. Zij is slechts kort beneden gebleven en is als eerste naar boven gegaan. Zij is gaan liggen op de bedbank in de slaapkamer van [naam 1] . De verdachte besloot later ook te blijven slapen en ging ook naar die slaapkamer toe. Hij is bij haar op de bedbank gaan liggen en heeft toen seks met haar gehad. Hij is daarbij op haar gaan liggen en heeft haar gepenetreerd. De verdachte heeft dit ook bekend.
De verdachte heeft verklaard dat sprake was van vrijwillige seks. Hij heeft verklaard dat hij vijf minuten later dan de aangeefster naar boven ging en op de bedbank ging liggen waar zij ook lag en dat zij toen nog wakker was en zij in gesprek raakten. Hij zegt dat zij op den duur dicht tegen elkaar aan gingen liggen, gingen zoenen en daarna elkaar hebben uitgekleed en seks hebben gehad.
De aangeefster heeft verklaard dat zij moe was en daarom al snel naar bed was gegaan. Zij sliep zonder shirt, maar had wel een onderbroek en lange trainingsbroek aan. Zij was op den duur in een diepe slaap. Zij heeft verklaard dat zij voelde dat haar trainingsbroek naar beneden werd getrokken en iemand seks met haar had, maar dat zij op dat moment nog half sliep en daardoor nog niet besefte wat er gebeurde. Zij dacht dat het een droom was. Zij werd pas echt wakker op het moment dat [naam 1] op luidruchtige manier naar boven kwam. Toen draaide zij haar hoofd om en keek zij in de ogen van de verdachte, die achter haar lag en nog steeds met zijn penis in haar zat. Pas op dat moment besefte zij wat er gebeurde.
De rechtbank acht de verklaring van de aangeefster geloofwaardig. Haar verklaring is gedetailleerd en consistent en wordt ondersteund door de getuigenverklaringen van de personen die op dat moment in dat huis aanwezig waren, namelijk [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , de moeder van [naam 1] .
Op basis van de verklaring van de aangeefster en deze getuigenverklaringen wordt het volgende vastgesteld. De aangeefster was al na ongeveer een half uur naar bed gegaan. Dat was rond 2 uur à half 3. De verdachte is nog een tijd blijven zitten en ging pas rond 5 uur naar boven. [naam 2] is kort daarna nog gaan kijken waar hij was gaan liggen en zag hem toen in het bed van hem en zijn vriendin liggen. Hij zag ook dat de aangeefster op de bedbank lag en sliep. Heel kort daarna ging de andere vriend weg en gingen [naam 1] en [naam 2] ook naar boven. [naam 1] liep direct haar slaapkamer binnen en zag toen dat de verdachte van de aangeefster af schoot en achter haar ging liggen, tegen haar aan. Zij zag dat de aangeefster verstijft was en verschrikt keek. Het leek of de aangeefster niet in de gaten had wat er gebeurde. Zij schrok hier erg van en liep meteen weer de slaapkamer uit. Zij zei tegen haar vriend dat de verdachte bovenop de aangeefster lag. Zij is daarna weer de slaapkamer binnengegaan en heeft de verdachte weggestuurd. Zij en haar vriend zijn vervolgens naar de aangeefster gegaan, die zich op het bed onder een deken had verstopt. Ook haar moeder, die wakker was geworden, kwam erbij. Zij troffen de aangeefster in een heel geëmotioneerde toestand aan en schrokken daarvan. Zij was erg overstuur en in paniek. Zij zat te trillen en bleef lange tijd huilen. Toen zij wat gekalmeerd was, heeft zij hen verteld wat er was gebeurd, namelijk dat zij door de verdachte in haar slaap is verkracht. Hetgeen de getuigen daarover hebben verklaard komt geheel overeen met wat de aangeefster hierover heeft verklaard in haar aangifte.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte onvrijwillige seks met de aangeefster heeft gehad, namelijk op het moment dat zij zich in een nog half slapende toestand bevond en dus in staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De verklaring van de verdachte vindt geen ondersteuning in voornoemde verklaringen en is daarom onaannemelijk. Dat de aangeefster schrok toen [naam 1] binnenkwam omdat zij zich betrapt voelde, zoals de verdachte stelt, is ongeloofwaardig. De emoties die daarna zichtbaar waren passen niet bij iemand die vrijwillig seks had en daarop betrapt was. Ook is het gelet hierop onaannemelijk dat de aangeefster een valse aangifte zou hebben gedaan om haar vriendschap met [naam 1] te redden, zoals de verdachte heeft gesteld.
De rechtbank komt daarom ten aanzien van feit 1 tot een bewezenverklaring.
Feit 5
Vast staat dat de verdachte op 4 september 2017 seks heeft gehad met de aangeefster [naam aangeefster 4] toen zij alleen thuis was met twee van haar kinderen. Hij kwam bij haar op bezoek. Haar zoontje was pas geboren en hij wilde kijken naar de kinderkamer. Zij gingen boven kijken en, nadat zij haar zoontje in de wieg had gelegd die op de slaapkamer van haar en haar man stond, heeft hij seks met haar gehad op het bed dat in die slaapkamer staat.
De aangeefster heeft verklaard dat hij meerdere keren aandrong op seks en dat zij steeds heeft gezegd dat zij dat niet wilde en hij moest stoppen. Ook heeft zij hem een paar keer weggeduwd en op zijn armen gestompt. Hij ging echter op een agressieve manier door. Hij zei daarbij ook meerdere keren: “Het moet gewoon één keer.” Even stopte hij, maar toen zij in de slaapkamer waren heeft hij haar toch met kracht op het bed geduwd, haar handen vastgehouden en haar broek uitgedaan en haar vervolgens verkracht.
De verdachte ontkent dit. Hij stelt dat de seks vrijwillig was en dat de aangeefster hem daarvoor zelf ook meerdere keren stond uit te dagen. Hij had eerder ook een affaire met haar gehad, waarbij sprake was van zoenen, masturbatie en het versturen van naaktfoto’s. Een week geleden zouden zij ook nog seksueel WhatsApp-contact hebben gehad. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig, gelet op het volgende.
De aangeefster heeft consistent verklaard en daarbij in detail beschreven wat er is gebeurd. Dit betreffen onder meer details die de verdachte zelf ook heeft bekend, namelijk dat zij haar hoofd wegdraaide en hem wegduwde toen hij haar probeerde te zoenen en zij ook zei dat hij dat niet moest doen.
Bovendien wordt haar verklaring ondersteund door getuigenverklaringen en de bevindingen van de politie. Vastgesteld wordt dat de aangeefster direct nadat de verdachte was vertrokken een goede vriend van haar, getuige [naam getuige 1] , heeft gebeld. Hij kon niet direct opnemen, maar belde snel daarna terug. Zij moest hard huilen en heeft hem gezegd dat de verdachte bij haar thuis is geweest en zij heeft de getuige in detail verteld wat er was gebeurd. Daarna heeft zij ook haar vriend [naam 4] gebeld. Zij was helemaal overstuur en heeft het hem toen ook verteld. Hij is naar huis gegaan en trof haar huilend aan. Op dat moment vertelde zij ook hem in detail wat er was gebeurd. [naam getuige 1] en [naam 4] hebben uitgebreid verklaard over wat de aangeefster hen heeft verteld en dat komt overeen met wat zij zelf heeft verklaard. [naam 4] heeft direct de politie gebeld en toen zij ter plaatse kwamen, troffen ook zij haar in heel emotionele toestand aan. Zij lag huilend onder een deken op de bank. Zij had een rood gezicht, rode ogen, een trillende stem en haar lichaam schokte van emotie.
Gelet hierop acht de rechtbank de verklaring van de aangeefster geloofwaardig. De enkele omstandigheid dat zij eerder een affaire met de verdachte heeft gehad en daarbij seksuele handelingen met de verdachte zou hebben verricht, is geen aanleiding om aan haar verklaring te twijfelen. Ook wordt de verklaring van de verdachte dat zij valse aangifte heeft gedaan om haar relatie te redden niet geloofd. Het had dan immers veel meer in de reden gelegen om te zwijgen. Ook de stelling van de raadsvrouw dat de aangeefster die middag na de seks nog op facebook een filmpje zou hebben gedeeld, en haar gemoedstoestand na de seks dus anders was dan zij heeft verklaard, volgt de rechtbank niet, alleen al omdat niet is vast te stellen of het filmpje is geplaatst voor of na het seksuele contact met de verdachte.
De rechtbank komt tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de aangeefster heeft verkracht. De verdachte heeft haar door middel van geweld en andere feitelijkheden gedwongen om zijn seksuele handelingen te ondergaan.
Feit 6
Op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de verdachte, staat vast dat de verdachte op 6 juni 2017 met de aangeefster [naam aangeefster 1] in zijn kantoorruimte in de sportschool is geweest. Hij was haar personal trainer en na het sporten ging hij haar rug masseren omdat zij klaagde over een vastzittende spier. Zij moest daarvoor op een gegeven moment voorover gebukt tegen de massagetafel gaan staan.
De aangeefster heeft verklaard dat hij haar toen heeft geprobeerd te verkrachten of heeft aangerand. Hij drukte meerdere malen zijn kruis tegen haar aan, trok haar sportbroek naar beneden, hield zijn ontblote penis tegen haar vagina aan en probeerde meerdere keren met zijn penis bij haar binnen te dringen.
De verdachte ontkent dit. Hij bekent wel dat hij tegen haar aan stond om meer druk uit te oefenen en dat hij toen een erectie kreeg. Verder is het volgens hem niet gegaan. Hij zegt toen te zijn gestopt met masseren en er zijn geen kleren uitgetrokken.
De rechtbank acht de verklaring van de aangeefster geloofwaardig, omdat die consistent en gedetailleerd is en daarvoor steunbewijs aanwezig is. De verklaring van de verdachte is daarom onaannemelijk.
Vast staat dat zij direct nadat zij was weggegaan, haar man, getuige [naam getuige 2] , heeft gebeld. Omdat zij hem niet kon bereiken, belde zij een vriend/oud-collega, getuige [naam getuige 3] . Zij heeft hem kort verteld wat er was gebeurd. Toen haar man terugbelde, kreeg hij haar huilend aan de telefoon. Zij vertelde hem dat zij was aangerand door de verdachte. Vrijwel direct daarna heeft zij zelf de politie gebeld. Haar man is naar huis gegaan en kwam ’s nachts thuis. Hij trof haar overstuur aan. De volgende morgen heeft zij hem uitgebreid verteld wat er was gebeurd. Wat hij hierover heeft verklaard, komt overeen met hetgeen de aangeefster hierover heeft verklaard.
Op grond hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde handelingen, zoals hierna bewezen verklaard, heeft begaan.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat dit is te kwalificeren als een poging tot verkrachting (en niet aanranding, zoals subsidiair ten laste is gelegd). De aangeefster heeft immers expliciet verklaard dat de verdachte bij haar binnen probeerde te dringen. Er is geen bewijs dat de verdachte hierbij geweld heeft gebruik. Wel is er bewijs voor andere feitelijkheden, waarmee hij haar heeft gedwongen om zijn seksuele handelingen te ondergaan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 5 en 6 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 23 juni 2018 te Dordrecht,
met [naam slachtoffer 1] ,
van wie hij, verdachte, wist dat die [naam slachtoffer 1] in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, waardoor die [naam slachtoffer 1] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 1] , namelijk, het,
terwijl die [naam slachtoffer 1] lag te slapen en/of aan het ontwaken was,
  • geheel ontkleden van die [naam slachtoffer 1] ,
  • op die [naam slachtoffer 1] gaan liggen en
  • onverhoeds brengen en houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam slachtoffer 1] ;
4.
hij op
28 december 2011te Dordrecht, zijn levensgezel, te weten [naam slachtoffer 2] , heeft mishandeld door
- eenmaal die [naam slachtoffer 2] tegen in het gezicht te slaan ;
5.
hij op 04 september 2017 te Dordrecht door geweld en andere feitelijkheden iemand, te weten [naam slachtoffer 3] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk
  • het zoenen van die [naam slachtoffer 3] op de mond en in de hals,
  • het brengen van de hand van die [naam slachtoffer 3] op zijn, verdachtes, penis en
  • het brengen en houden van zijn, verdachtes penis in de vagina van die [naam slachtoffer 3] ,
het geweld en andere feitelijkheden hebben bestaan uit het
  • onverhoeds zoenen van die [naam slachtoffer 3] op de mond en in de hals,
  • onverhoeds vast pakken van de pols van die [naam slachtoffer 3] , en het brengen van de hand van die [naam slachtoffer 3] op zijn, verdachtes penis,
  • naar beneden trekken van de (jogging)broek van die [naam slachtoffer 3] ,
  • op bed duwen van die [naam slachtoffer 3] ,
  • bovenop die [naam slachtoffer 3] gaan liggen,
  • onverhoeds brengen en houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam slachtoffer 3] en
  • voorbij gaan aan de verbale en non-verbale protesten van die [naam slachtoffer 3] ;
6.
hij op 06 juni 2017 te Dordrecht ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door feitelijkheden iemand, te weten [naam slachtoffer 4] , te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
  • terwijl die [naam slachtoffer 4] voorover stond gebukt zijn, verdachtes, kruis tegen die [naam slachtoffer 4] heeft aangedrukt
  • (vervolgens) gedeeltelijk die [naam slachtoffer 4] heeft ontkleed en
  • (vervolgens) zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [naam slachtoffer 4] heeft gebracht
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
4.
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;
5.
verkrachting;
6.
poging tot verkrachting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee verkrachtingen en een poging tot verkrachting. De verdachte heeft zich tot drie keer toe vergrepen aan vrouwen in zijn directe omgeving. Het betreft vrouwen die zich veilig voelden, de één in het huis van haar beste vriendin, dan ander in haar eigen huis en de derde bij haar personal trainer. De verdachte heeft daarmee op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. Dit heeft veel impact gehad op de slachtoffers. In één geval was sprake van verkrachting van een vrouw die in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, en verzet hiertegen niet/niet goed mogelijk was. Dat rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Het andere slachtoffer dat door hem is verkracht, had een pas geboren baby en moest met het trauma van deze verkrachting nog zorgen voor haar baby, hetgeen haar zwaar viel en waardoor er nu, blijkens de slachtofferverklaring, zorgen zijn over de veilige hechting van de baby. Ook dat wordt in het nadeel van de verdachte meegewogen. De verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen behoeften en verlangens, zonder daarbij rekening te houden met de slachtoffers en neemt ook nu voor dit alles nog geen enkele verantwoordelijkheid. Sterker, hij schoffeert zijn slachoffers nog eens door te stellen dat zij liegen om hun relatie of vriendschap te behouden, of zelfs om onder betaling van een factuur (van een betrekkelijk gering bedrag) uit te komen.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige partner. Ook daarmee heeft hij inbreuk gemaakt op de integriteit van het slachtoffer.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Rapportages
Psychiater dr. B.A. Blansjaar heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 december 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij het onderzoek kon geen psychiatrische stoornis of persoonlijkheidsstoornis worden vastgesteld. Met betrekking tot zijn persoonlijkheid komen bij het onderzoek en uit de gegevens in de beschikbare stukken enkele cluster B persoonlijkheidstrekken naar voren in de vorm van impulsiviteit, herhaald normoverschrijdend gedrag en egocentrische beleving. Gelet hierop en zijn ontkenning ten aanzien van de feiten, wordt afgezien van advisering met betrekking tot het ten laste gelegde, eventueel recidiverisico en interventies daarop.
Psycholoog drs. T. ‘t Hoen heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 december 2018. De psycholoog komt daarin tot eenzelfde conclusie. In het rapport is vermeld dat de verdachte op het merendeel van de levensgebieden zonder noemenswaardige problemen functioneert. Vanwege de ontkenning door de verdachte en omdat er geen sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling, onthoudt ook de psycholoog zich van advies.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 maart 2019. De reclassering onthoudt zich gelet op de ontkenning door de verdachte en de bevindingen van de psychiater en psycholoog ook van advies.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf als na te melden. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich moet melden bij de reclassering. De rechtbank acht het nodig dat de verdachte, na zijn detentie, langere tijd onder toezicht van de reclassering staat. Ook dient dit voorwaardelijk strafdeel ertoe om hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Er worden geen andere bijzondere voorwaarden gesteld, omdat dit niet is geadviseerd door de reclassering.
Uit het voortgangsverslag van de reclassering van 18 februari 2020 komt naar voren dat de verdachte zich gedurende het schorsingstoezicht heeft gehouden aan de contactverboden ten aanzien van de aangeefsters. Gelet hierop ziet de rechtbank geen reden voor oplegging van een contactverbod met aangeefster [naam aangeefster 1] , in het kader van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Bij de ernst van het bewezen verklaarde misdrijf en de duur van de op te leggen straf past dat de schorsing van de voorlopige hechtenis per direct wordt opgeheven.

8.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregel

8.1.
De vorderingen
Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
  • [naam benadeelde 1] ter zake van het onder 5 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 12.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 6 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich, in verband met de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] moet worden afgewezen.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze te ingewikkeld is voor het strafgeding en daarom moet worden afgewezen.
Subsidiair is ten aanzien van beide vorderingen gesteld dat het toe te wijzen bedrag moet worden gematigd.
8.4.
Beoordeling
De vordering van [naam benadeelde 1]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 5 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Zonder nader onderzoek, waarvoor in dit strafgeding geen ruimte is, valt niet vast te stellen of het volledig gevorderde bedrag het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde. De immateriële schade zal daarom naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 september 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De vordering van [naam benadeelde 2]
Uit haar aangifte en de onderbouwing van de vordering volgt dat de benadeelde partij [naam benadeelde 2] al kampte met psychische/emotionele problemen. Gelet daarop is niet goed vast te stellen in welke mate het onder 6 ten laste gelegde feit heeft bijgedragen aan haar immateriële schade. De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
In verband hiermee zal de benadeelde partij [naam benadeelde 2] worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.
8.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Voor de duur van de maximale termijn van de gijzeling sluit de rechtbank aan bij de omrekeningstabel schadevergoedingsmaatregel naar dagen (vervangende) hechtenis zoals die tot 1 januari 2020 nagenoeg steeds werd toegepast. Dit mede omdat de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Wet USB) op dit punt niet was gericht op het tot stand brengen van een andere wijze van omrekening.
In deze procedure wordt over de door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 242, 243, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 4, 5 en 6 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 1 (één) jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zo vaak en zolang als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 5.000,- (hoofdsom,
zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door
60 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat deze vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. M. Smit en G. Schnitzler, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 maart 2020.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[2018190062]
hij op of omstreeks 23 juni 2018 te Dordrecht,
met [naam slachtoffer 1] ,
van wie hij, verdachte, wist dat die [naam slachtoffer 1] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, waardoor die [naam slachtoffer 1] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 1] , namelijk, het,
terwijl die [naam slachtoffer 1] lag te slapen en/of aan het ontwaken was,
  • (geheel) ontkleden van die [naam slachtoffer 1] ,
  • op die [naam slachtoffer 1] gaan liggen en/of
  • (onverhoeds) brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam slachtoffer 1] ;
art 243 Wetboek van Strafrecht
2.
[2018210446]
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 30 juni 2018 te Dordrecht door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer 2] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk (telkens)
het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vingers en/of penis op en/of tegen en/of in de vagina van die [naam slachtoffer 2] ,
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben (telkens) bestaan uit
- het stompen en/of slaan en/of schoppen tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 2] ,
  • het bij de keel vastgrijpen van die [naam slachtoffer 2] en/of (vervolgens) het dichtknijpen van die keel,
  • het onverhoeds brengen van zijn, verdachtes, vingers en/of penis in de vagina van die [naam slachtoffer 2] ,
  • het voorbij gaan aan de (verbale en/of non-verbale) protesten van die [naam slachtoffer 2] en/of
  • het (aldus) doen ontstaan van een dreigende situatie voor die [naam slachtoffer 2] ;
art 242 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 30 juni 2018 te Dordrecht,
(telkens)
met [naam slachtoffer 2] ,
van wie hij, verdachte, wist dat die [naam slachtoffer 2] in staat van bewusteloosheid of lichamelijk onmacht verkeerde, waardoor die [naam slachtoffer 2] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent ken maar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 2] , namelijk,
terwijl die [naam slachtoffer 2] lag te slapen en/of aan het ontwaken was, het (onverhoeds) brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vingers en/of penis op en/of tegen en/of in de vagina van die [naam slachtoffer 2] ;
art 243 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 30 juni 2018 te Dordrecht, zijn levensgezel, te weten [naam slachtoffer 2] , heeft mishandeld door (telkens)
  • meermalen, althans eenmaal die [naam slachtoffer 2] tegen het lichaam en/of in/tegen het gezicht te slaan en/of stompen en/of schoppen en/of
  • meermalen, althans eenmaal die [naam slachtoffer 2] bij de keel vast te grijpen en/of (vervolgens) die keel dicht te knijpen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
[2017280444]
hij op of omstreeks 04 september 2017 te Dordrecht door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer 3] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk
  • het (zoenen) van die [naam slachtoffer 3] op de mond en/of in de hals,
  • het brengen van de hand van die [naam slachtoffer 3] op/tegen zijn, verdachtes, penis en/of
  • het brengen en/of houden van zijn, verdachtes penis in de vagina van die [naam slachtoffer 3] ,
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
  • (onverhoeds) zoenen van die [naam slachtoffer 3] op de mond en/of in/op de hals,
  • (onverhoeds) vast pakken van de pols van die [naam slachtoffer 3] , en/of het brengen van de hand van die [naam slachtoffer 3] op/tegen zijn, verdachtes penis,
  • naar beneden trekken van de (jogging)broek van die [naam slachtoffer 3] ,
  • op bed duwen/trekken van die [naam slachtoffer 3] ,
  • bovenop die [naam slachtoffer 3] gaan liggen,
  • (onverhoeds) brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam slachtoffer 3] en/of
  • voorbij gaan aan de (verbale en/of non-verbale) protesten van die [naam slachtoffer 3] ;
art 242 Wetboek van Strafrecht
6.
[2017176732]
hij op of omstreeks 06 juni 2017 te Dordrecht ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer 4] , te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
  • meermalen, althans eenmaal (terwijl die [naam slachtoffer 4] voorover stond gebukt) zijn, verdachtes, kruis tegen die [naam slachtoffer 4] heeft aangedrukt
  • (vervolgens) (gedeeltelijk) die [naam slachtoffer 4] heeft ontkleed en/of
  • (vervolgens) zijn, verdachtes, penis op/tegen, in elk geval in de nabijheid van de vagina van die [naam slachtoffer 4] heeft gebracht
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 juni 2017 te Dordrecht door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer 4] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het
  • meermalen, althans eenmaal drukken van zijn, verdachtes, kruis tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 4] ,
  • (gedeeltelijk) ontkleden van die [naam slachtoffer 4] en/of
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis tegen/op, in elk geval in de nabijheid van de vagina van die [naam slachtoffer 4] ,
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
  • misbruik maken van uit feitelijk verhoudingen (te weten als haar sportinstructeur en/of behandelaar/masseur) voortvloeiend overwicht en/of fysiek overwicht,
  • (onverhoeds) (gedeeltelijk) ontkleden van die [naam slachtoffer 4] ,
  • (onverhoeds) brengen van zijn, verdachtes, penis tegen/op, in elk geval in de nabijheid van de vagina van die [naam slachtoffer 4] en/of
  • voorbij gaan aan de (verbale en/of non-verbale) protesten van die [naam slachtoffer 4] ;
art 246 Wetboek van Strafrecht