ECLI:NL:RBROT:2020:2761

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 maart 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
10/750240-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Algehele vrijspraak van betrokkenheid bij diefstal en beroving

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 maart 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal en beroving. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 15 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal en beroving niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de beroving van een vrouw op straat, waarbij een bedrag van € 1.100,- werd gestolen. De rechtbank merkte op dat de verdachte weliswaar de auto had gehuurd die bij de beroving betrokken was, maar dat dit op zichzelf niet voldoende bewijs opleverde voor zijn betrokkenheid. De rechtbank verwierp ook de argumenten van de officier van justitie die zich baseerden op camerabeelden en kledingstukken die bij de verdachte waren aangetroffen, omdat deze niet overtuigend genoeg waren om de verdachte te veroordelen. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij op nihil vastgesteld, aangezien er geen inhoudelijke beslissing over de schadevergoeding werd genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750240-19
Datum uitspraak: 5 maart 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Grave,
raadsvrouw mr. M. Nentjes, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 februari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.L. van Delft heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Vrijspraak

4.1.
Vrijspraak feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 2
Standpunt officier van justitie
Het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van diefstal met geweld kan wettig en overtuigend worden bewezen. Vastgesteld kan worden dat de aangeefster op straat met geweld is beroofd van een bedrag van € 1.100,- dat zij in haar tas had. Bewezen is dat de verdachte degene is die deze beroving heeft gepleegd en dat hij dit heeft gedaan in nauwe en bewuste samenwerking met de bestuurder van de Mitsubishi met kenteken [kentekennummer 1] die daarbij betrokken is geweest.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte bij de ten laste gelegde beroving betrokken is geweest. Daartoe is het volgende redengevend.
Niet kan met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte in de, vermoedelijk bij de diefstal met geweld betrokken, Mitsubishi heeft gezeten en dat hij degene is die op het Eiberpad (te Rotterdam) is uitgestapt. Het enige wat kan worden vastgesteld is dat de auto door de verdachte was gehuurd en dat de telefoon van de verdachte die avond, onder meer tijdens de rit vanaf de Karel Doormanstraat naar het Eiberpad (beide te Rotterdam), met de auto heeft meebewogen. Daarmee zijn er wel aanwijzingen voor de aanwezigheid van de verdachte bij de beroving, maar kan niet worden bewezen dat hij die daadwerkelijk heeft gepleegd, noch kan daarmee worden vastgesteld dat hij anderszins een rol heeft gespeeld die hem medepleger maakt.
De officier van justitie heeft gewezen op de bevindingen van de verbalisant die de camerabeelden van de Karel Doormanstraat heeft uitgekeken, namelijk dat daarop te zien is dat daar een man als bijrijder in de auto was ingestapt en dat die man qua uiterlijk gelijkenissen met de verdachte vertoonde. Dat is echter onvoldoende voor het bewijs, omdat de verbalisant daarbij ook heeft opgemerkt dat hij de identiteit van deze persoon niet daadwerkelijk op basis van herkenning heeft kunnen vaststellen omdat de camerabeelden van onvoldoende kwaliteit waren. Ook de door de officier van justitie genoemde omstandigheid dat bij de doorzoeking van de woning waar de verdachte verbleef schoenen en een jas zijn aangetroffen die volgens deze verbalisant sterke gelijkenissen vertonen met de schoenen en jas van de man die op de camerabeelden te zien was, is onvoldoende voor het bewijs, nu het gaat om kleding die (kennelijk) veel wordt gedragen en dus niet onderscheidend is.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is dus niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij

Vordering
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.600,- aan materiële schade, en een vergoeding van € 3.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast is gevorderd de verdachte te veroordelen in de proceskosten ter hoogte van € 1.250,- aan salaris van de advocaat.
Beoordeling
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, omdat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken.
In verband hiermee zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. M. Smit en G. Schnitzler, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 maart 2020.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks de pleegperiode van 22 juli 2017 tot en met 30 november 2017,
te Barendrecht en/of Schiedam en/of Oud-Beijerland, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen:
  • een personenauto van het merk BMW (met kenteken [kentekennummer 2] ), en/of
  • een personenauto van het merk BMW (met kenteken [kentekennummer 3] ), en/of
  • een personenauto van het merk BMW (met kenteken [kentekennummer 4] ),
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] te [geboorteplaats slachtoffer 1] in Marokko, en/of [naam slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] te [geboorteplaats slachtoffer 2] in Suriname, en/of [naam slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] te [geboorteplaats slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft weggenomen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Suhsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 juli 2017 tot
en met 30 november 2017 te Barendrecht en/of Schiedam en/of Oud Beijerland
en/of Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of moor anderen, althans alleen,
een of meer goederen, te weten
- een personenauto van het merk BMW (met kenteken [kentekennummer 2] ) en/ef
- een personenauto van het merk BMW (met kenteken [kentekennummer 3] ) en/of
- een personenauto van hot merk BMW (met kenteken [kentekennummer 4] )
en/of bij die/dat voertuig (en) behorende goederen
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van deze goederen wist(en) dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Hij op of omstreeks 26 juni 2019,
op de openbare weg, het Eiberpad te Rotterdam, in elk geval op of aan de
openbare weg,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
- een tas, en/of
- een geldbedrag van (in totaal) 1730 EUR,
in elk geval enig goed
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 4]
te [geboorteplaats slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam slachtoffer 4] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
hij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht, mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- die [naam slachtoffer 4] slaan en/of stompen, en/of
- die [naam slachtoffer 4] trappen en/of schoppen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wotboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht